Cliënt kan niet aantonen dat interne klachtenprocedure is doorlopen bij zorgaanbieder; niet ontvankelijk verklaard

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: bevoegdheid/ ontvankelijkheid    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverklaring   Uitkomst: onbevoegd/ niet ontvankelijk   Referentiecode: 204990/246926

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Dit geschil gaat over cliënt die klaagt over de behandeling die zij krijgt van zorgaanbieder. De commissie oordeelt dat een gedeelte van de klachten geen betrekking hebben op de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg en de commissie om deze reden niet kan oordelen over de klachten. Voor de overige klachten is er hier sprake van termijnoverschrijding; wat maakt dat cliënt geen schadevergoeding kan vorderen.
Cliënt is niet ontvankelijk in een deel van haar klachten. De commissie is onbevoegd om te oordelen in het overige deel van de klachten.

De uitspraak

In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam]
(hierna te noemen: de cliënte)
en
Stichting Arkin, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Op 18 april 2024 heeft te Den Haag buiten aanwezigheid van partijen de behandeling plaatsgevonden door de commissie.
Partijen zijn niet opgeroepen om ter zitting te verschijnen, omdat eerst moet worden vastgesteld of cliënte ontvankelijk is in haar klacht.
Onderwerp van het geschil
Cliënte klaagt over haar behandeling sinds 2010 door de zorgaanbieder.
Beoordeling van de ontvankelijkheid
De commissie overweegt het volgende.
Cliënte heeft aan de commissie de volgende klachten voorgelegd:
a) Cliënte verwijt de zorgaanbieder sinds 2010 een ontoereikende behandeling;
b) Cliënte stelt dat zij ten onrechte (gedwongen) is opgenomen tussen 2014-2019;
c) Cliënte stelt dat de zorgaanbieder heeft geweigerd haar tanden te laten herplaatsen gedurende de opname in 2016;
d) Er is ten onrechte een autismespectrumstoornis en persoonlijkheidsstoornis cluster A/C bij cliënte vastgesteld door de zorgaanbieder;
e) Er is ten onrechte diabetes vastgesteld c.q. er is ten onrechte/te lang metformine voorgeschreven;
f) Cliënte stelt dat er te veel medicatie is voorgeschreven de afgelopen jaren;
g) Er is ten onrechte een curator en daarna een bewindvoerder benoemd.
De commissie dient eerst te beoordelen of cliënte ontvankelijk is in haar klacht, nu de zorgaanbieder in haar verweerschrift van 8 februari 2024 uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan op de niet-ontvankelijkheid. In dit verband heeft de zorgaanbieder het volgende aangegeven.
Klachtonderdeel a en g
De zorgaanbieder verzoekt de commissie cliënte niet ontvankelijk te verklaren in haar klachten a en g op grond van artikel 5 lid e van het reglement.
Klachtonderdeel a ziet op een gebeurtenis uit 2010, ruim 13 jaar na dato. Klaagster heeft geen redelijk belang meer bij een uitspraak van de commissie. Haar recht op een schadevergoeding over deze periode op grond van artikel 3:310 Burgerlijk Wetboek is inmiddels verjaard.
Voor klachtonderdeel g geldt dat curatele, bewind voering en mentorschap inmiddels door de rechtbank zijn opgeheven.
Klachtonderdeel b en g:
De commissie is niet bevoegd om klachtonderdeel b te behandelen nu deze klacht ziet op een gedwongen opname onder de Wet BOPZ in de periode 2014-2019.
Ook is de commissie niet bevoegd om te beoordelen of een curator en daarna bewindvoerder/mentor terecht is toegewezen door de rechtbank (klachtonderdeel g).
Klachtonderdeel a tot en met g:
De zorgaanbieder verzoekt cliënte niet ontvankelijk te verklaren in de klachten a en c t/m g onder verwijzing naar artikel 6 lid 1 sub a van het reglement, daar zij deze klachten niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend. Ten aanzien van klacht b heeft de Klachtencommissie in januari 2024 aan cliënte medegedeeld dat zij de klacht die ziet op de periode maart 2018- 2019 alsnog kan voorleggen aan de commissie. De klachten van vóór 2018 zijn op grond van het reglement van de Klachtencommissie verjaard en kunnen niet meer worden beoordeeld door de Klachtencommissie. De niet-ontvankelijkverklaring door de Klachtencommissie ten aanzien van haar klachten van vóór maart 2018, moet gelijk worden gesteld aan het niet doorlopen van de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder. De klacht kan en is immers door de zorgaanbieder niet inhoudelijk behandeld.
Overwegingen van de commissie
Klachten b en g.
De commissie heeft op basis van de stukken vastgesteld dat cliënte gedwongen opgenomen is geweest met een rechterlijke machtiging in de periode 2014 tot 2019. Voor zover de klachten van de cliënte zien erop zien dat cliënte in de periode gedwongen opgenomen is geweest, is de commissie niet bevoegd hierover een oordeel te geven. Op grond van het bepaalde in de wet BOPZ, die tot 2020 van kracht was, is uitsluitend de rechtbank bevoegd hierover te oordelen. De commissie is evenmin bevoegd een oordeel te geven inzake klacht g.; benoeming van een curator en een bewindvoerder is voorbehouden aan de rechter.
Klacht a:
Op grond van artikel 5 lid e van het reglement van de commissie verklaart de commissie de cliënt in zijn geschil ambtshalve niet ontvankelijk indien hij geen redelijk belang meer heeft bij een uitspraak van de commissie.
De commissie is van oordeel dat cliënte ten aanzien van de klachtonderdelen die zien op de periode van vóór 2018 – gelet op het lange tijdsverloop – niet aannemelijk heeft gemaakt wat het belang is dat cliënte heeft bij een uitspraak van deze commissie, nu zij dit op geen enkele wijze nader heeft geconcretiseerd en onderbouwd, hetgeen op haar weg lag. Cliënte zal op deze grond dan ook niet ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van klachtonderdeel a, voor zover deze ziet op de periode vóór 2018.
Klachten c t/m f
Ingevolge artikel 6 lid 1 sub a van het reglement van de commissie, verklaart de commissie op verzoek van de zorgaanbieder de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk indien hij zijn klacht niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.
De zorgaanbieder heeft aangegeven dat cliënte de interne klachtenprocedure met betrekking tot haar klachtonderdelen c t/m f nog niet heeft doorlopen.
De commissie stelt vast dat cliënte geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat zij de interne klachtenprocedure wel heeft doorlopen dan wel dat van haar niet kan worden verlangd dat zij haar klachten eerst bij de zorgaanbieder indient.
De commissie zal cliënte ten aanzien van deze klachten dan ook eveneens niet ontvankelijk verklaren.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
– verklaart zich onbevoegd een oordeel te geven over klachtonderdelen b en g;
– verklaart cliënte niet ontvankelijk in klachtonderdeel a;
– verklaart cliënte niet ontvankelijk in klachtonderdelen c t/m f.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 18 april 2024.