Bevoegdheidskwestie in klacht tegen ziekenhuis: Commissie doet uitspraak

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: -    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: -

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen het ziekenhuis over seksueel misbruik door een zorgverlener in 1977. De cliënt verwijt het ziekenhuis dat er nooit een onafhankelijk onderzoek is ingesteld en dat zijn communicatie met het ziekenhuis wordt geblokkeerd. De zorgaanbieder stelt dat de klacht verjaard is, niet binnen de klachtenregeling valt en niet tijdig bij de commissie is ingediend. De voorzitter van de Geschillencommissie Ziekenhuizen oordeelt dat het geschil niet inhoudelijk behandeld kan worden vanwege het verstreken tijdsverloop en verklaart de commissie onbevoegd.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [naam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

HagaZiekenhuis, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de commissie bevoegd is het geschil te behandelen.

De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn niet voor een zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de commissie bevoegd is dit geschil inhoudelijk te behandelen.

Beoordeling van het geschil

Voorzittersbeslissing
Op grond van artikel 2 lid 3 Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen is voorzitter van de commissie bevoegd zaken te behandelen indien beslist dient te worden over de bevoegdheid van de commissie, ontvankelijkheid van de cliënt, verrekening van een depotbedrag of indien de klacht kennelijk ongegrond is.

Nu de zorgaanbieder een beroep op onbevoegdheid van de commissie en niet-ontvankelijkheid van de cliënt doet, zal de voorzitter het geschil op voornoemde wijze behandelen.

Standpunt cliënt
De cliënt is in 1977 op zestienjarige leeftijd seksueel misbruikt door een zorgverlener in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Naar aanleiding van een krantenartikel uit 2021 over een cliënt die strijdt voor erkenning van misbruik in het ziekenhuis, heeft de zorgaanbieder in een brief aan de cliënt geschreven dat door tijdsverloop en het ontbreken van informatie het niet meer mogelijk is om onderzoek in te stellen naar dergelijke situaties. De cliënt is het hiermee niet eens, hij heeft het vermoeden dat de zorgaanbieder de situatie in de doofpot wil stoppen.

De zorgaanbieder heeft nooit een onafhankelijk onderzoek ingesteld, ondanks de belofte van een van een bestuursvoorzitter in een brief uit 2011 waarin zij schrijft: “Wij achten een onafhankelijk justitieel onderzoek noodzakelijk met het oog op uw belangen, de waarheidsvinding en de zorgvuldigheid van het onderzoek”. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat zij willens en wetens de zaak niet wil oppakken.

Het e-mailverkeer tussen de cliënt en de zorgaanbieder is geblokkeerd en telefoontjes worden afgekapt. Een klacht via de website staat nog open, want de cliënt heeft op 6 mei 2024 een reactie van de bestuursvoorzitter ontvangen op de klacht die hij op 20 maart 2024 had ingediend.

Standpunt van de zorgaanbieder
De zorgaanbieder is van mening dat de commissie het geschil niet kan behandelen, nu de klachten niet direct raken aan de individuele zorgverlening en gericht zijn op de onafhankelijke klachtenfunctionaris.

Ook is de klacht van de cliënt zowel civielrechtelijk als strafrechtelijk verjaard en kunnen de feiten gezien het tijdsverloop niet meer goed onderzocht worden. Daarnaast heeft de cliënt de interne klachtenprocedure nooit geheel doorlopen en heeft hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na het indienen van de klacht bij de zorgaanbieder bij de commissie aanhangig gemaakt.

Bevoegdheid van de commissie
Alvorens het geschil inhoudelijk te kunnen behandelen, dient de voorzitter te beoordelen of de commissie bevoegd is dit geschil te behandelen. Nu de gebeurtenis die ten grondslag ligt aan dit geschil volgens de cliënt heeft plaatsgevonden in 1977, ligt bij de voorzitter de vraag voor of het geschil – gezien het tijdsverloop – inhoudelijk door de commissie behandeld kan worden. De voorzitter overweegt als volgt.

Naar het oordeel van de voorzitter is het in zijn algemeenheid niet wenselijk dat cliënten tot zonder enige beperking in tijd klachten in kunnen dienen. Dit heeft niet als doel cliënten te belemmeren, maar dit waarborgt dat zorgaanbieders zich inhoudelijk kunnen verweren en hen de mogelijkheid tot het zorgvuldig onderzoeken van de klacht niet wordt ontnomen.

De bevoegdheid van de commissie volgt uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz), die op zichzelf geen verjaringstermijn kent. Op grond van artikel 3:306 van het Burgerlijk Wetboek verjaart een rechtsvordering na twintig jaar, indien de wet niet anders bepaalt. Nu de Wkkgz als lex specialis hierin geen uitsluitsel geeft, sluit de voorzitter aan bij de verjaringstermijn in het Burgerlijk Wetboek.

Wellicht ten overvloede merkt de voorzitter op dat de commissie niet bevoegd is de zorgaanbieder te gelasten een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de klacht van de cliënt.

De commissie komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het geschil.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de commissie onbevoegd het geschil te behandelen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie is onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de voorzitter van de Geschillencommissie Ziekenhuizen, de heer mr. A.R.O. Mooy, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 1 december 2024.