Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: bejegening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
184155/194110
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klaagster heeft een camera geplaatst in de woning van de cliënt om toezicht te kunnen houden, omdat de cliënt valgevaarlijk is. Na een incident heeft de zorgaanbieder geëist dat de camera tijdens zorgmomenten wordt uitgezet of afgedekt, omdat de zorgverleners zich hierdoor onprettig voelen. Omdat partijen het niet eens werden, heeft de zorgaanbieder de zorgverlening beëindigd.
Naar het oordeel van de commissie bestond geen goede grondslag voor het beëindigen van de behandelingsovereenkomst. Partijen hadden niets afgesproken over het gebruik van een camera. Daarnaast werd de camera al acht maanden gebruikt voordat de zorgaanbieder hiertegen bezwaar maakte en zijn er geen belangen van zorgverleners geschaad. Verder is de beëindiging niet zorgvuldig verlopen. De klacht is gegrond.
De uitspraak
In het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam]
(hierna te noemen: de cliënt),
vertegenwoordigd door mevrouw [naam]
(hierna te noemen: de klaagster)
en
Stichting Vivent/ Maria Oord, gevestigd te ‘s-Hertogenbosch
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De klaagster heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De behandeling heeft plaatsgevonden op 5 september 2023 te Utrecht.
De klaagster is zelf ter zitting verschenen. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door de heer [naam] (bestuurder).
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Aanleiding
De klaagster, dochter van de cliënt, heeft in de woning van de cliënt een camera geplaatst om toezicht te kunnen houden en de cliënt indien nodig tijdig van hulp te kunnen voorzien. De cliënt is 90 jaar oud, zorgafhankelijk, woont alleen, heeft Alzheimer en is valgevaarlijk. De zorgaanbieder heeft geëist dat de camera tijdens thuiszorgmomenten wordt uitgezet of afgedekt in verband met het (on)veilige gevoel van de zorgverleners. De camera is volgens de zorgaanbieder zonder overleg geplaatst en sindsdien heeft de klaagster meermaals commentaar gegeven op de zorgverleners gebaseerd op wat zij via de camera heeft gezien.
Volgens de klaagster is geen sprake van meermaals commentaar geven, maar is dit één keer voorgevallen. Nadat zij via de camera had gezien dat haar vader gevallen was, logde zij in om te kijken of het ambulancepersoneel al was gearriveerd. Zij zag toen dat een zorgverlener de cliënt onheus bejegende en heeft daarover een opmerking geplaatst in het digitaal dossier. Sindsdien voelen de zorgverleners zich bespiedt. Ook is de klaagster het niet eens met de stelling van de zorgaanbieder dat de camera zonder overleg is geplaatst. De camera staat vol in het zicht. Binnen twee weken na plaatsing van de camera heeft de klaagster de casemanager op de hoogte gesteld, die het gebruik van de camera alleen maar heeft aangemoedigd. Volgens de klaagster is geen sprake van een juridische basis voor de eisen die de zorgaanbieder stelt en is gedurende een periode van acht maanden voor het incident stilzwijgende toestemming verleend voor het gebruik ervan, omdat de zorgaanbieder in die periode geen bezwaren heeft geuit.
Doordat partijen het niet eens konden worden, is aan de zijde van de zorgaanbieder sprake van onherstelbaar beschadigd vertrouwen. De zorgaanbieder heeft de behandelingsovereenkomst daarom beëindigd. Ondertussen ontvangt de cliënt thuiszorg van een andere thuiszorgaanbieder. De klaagster is het niet eens met deze zienswijze van de zorgaanbieder.
Ontvankelijk verklaring
Bij beslissing van 2 februari 2023 is de klaagster ontvankelijk verklaard in haar klacht, nu de klaagster naar het oordeel van de commissie nog steeds een redelijk belang heeft bij de uitspraak ondanks het feit dat de cliënt ondertussen zorg ontvangt van een andere thuiszorgaanbieder. De klaagster heeft de commissie verzocht de handelwijze van de zorgaanbieder te toetsen. De commissie heeft het volgende overwogen.
Mocht de zorgaanbieder eisen dat de camera wordt uitgezet of afgedekt?
Niet ter discussie staat dat de camera reeds acht maanden evident in de kamer van de cliënt aanwezig was en dat bekend was dat de klaagster mee kon kijken. Onweersproken heeft de klaagster gesteld dat door de casemanager, kort na plaatsing, positief is gereageerd op het plaatsen van de camera.
Ter beantwoording van de vraag of de eis van de zorgaanbieder dat de camera afgedekt moet worden terecht is, is mede van belang wat partijen met elkaar zijn overeengekomen in de behandelingsovereenkomst en de daarbij behorende Algemene Voorwaarden. De commissie is niet gebleken dat partijen afspraken hebben gemaakt over het gebruik van een camera. Wel staat in artikel 4.7 van de Algemene Voorwaarden van de zorgaanbieder onder andere het volgende: u mag zonder onze toestemming geen beeldopnamen maken van andere cliënten, medewerkers en vrijwilligers. Van het maken van opnamen is echter in dit geval geen sprake, nu de klaagster via de camera slechts meekijkt en niet is gebleken dat sprake is van het maken van opnamen. Gelet op de situatie van haar vader heeft de klaagster – en daarmee ook de cliënt – bovendien een zwaarwegend belang om de camera in te zetten.
Verder is niet gebleken dat de belangen van de zorgverleners door de camera op enige wijze zijn geschaad. De stelling van de zorgaanbieder dat enkele zorgverleners zich door de camera onveilig of onprettig zouden voelen, heeft de zorgaanbieder ter zitting onvoldoende concreet gemotiveerd en is voor de commissie niet aannemelijk geworden, mede gezien de stelling van de zorgaanbieder dat meerdere cliënten gebruik maken van een camera.
Op grond van het bovenstaande en met inachtneming van de acht maanden waarin de camera reeds in gebruik was zonder enig bezwaar aan de kant van de zorgaanbieder, kan de commissie niet concluderen dat het niet afdekken van de camera reden geeft tot beëindiging van de behandelingsovereenkomst.
Toetsingskader beëindiging behandelingsovereenkomst
De behandelingsovereenkomst, zoals gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder, is een bijzondere overeenkomst in de zin van artikel 7:446 BW. Deze overeenkomst kan niet zomaar beëindigd worden. In artikel 7:460 BW staat het volgende: De hulpverlener kan, behoudens gewichtige redenen, de behandelingsovereenkomst niet opzeggen.
Wat wordt verstaan onder “gewichtige redenen” is in de wet niet nader gedefinieerd en in het onderhavige geval is het aan de commissie om te toetsen of hier sprake van is. Voor de nadere invulling van deze open norm gebruikt de commissie de geldende KNMG-richtlijn “Niet aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelovereenkomst” (hierna: KNMG-richtlijn), waarin recente (tucht)rechtspraak over dit onderwerp is verwerkt.
Uit de KNMG-richtlijn volgen de onderstaande gewichtige redenen die beëindiging van de behandelingsovereenkomst door een arts of zorginstelling rechtvaardigen:
– Niet naleven van essentiële behandelvoorwaarden of regels van de zorginstelling.
– Aanzienlijk belang van de arts of zorginstelling.
– Wijzigen of vervallen van indicatie of aard/omvang hulpvraag wijzigt wezenlijk en gaat de expertise van de zorgaanbieder te buiten
– Zeer onheus of agressief gedrag van de patiënt
– Ernstig conflict met de cliënt of de cliënt wil niet meewerken aan de behandeling
– De cliënt weigert voortdurende de rekening te betalen
De KNMG-richtlijn stelt niet alleen eisen aan de inhoud van de gewichtige reden, maar ook aan de procedure die is gevolgd voordat de behandelingsovereenkomst op grond van een gewichtige reden is opgezegd.
Zorgvuldigheidseisen bij beëindiging
De zorginstelling mag de behandelingsovereenkomst pas beëindigen nadat:
a. de patiënt herhaaldelijk is gewaarschuwd en onderzocht is of herstel van de relatie mogelijk is;
b. de patiënt tijdig mondeling over het besluit is geïnformeerd en dit besluit schriftelijk is bevestigd.
a. het aanhouden van een redelijke termijn voordat de overeenkomst daadwerkelijk wordt beëindigd;
b. het verlenen van medewerking bij het zoeken naar passende zorg elders;
c. het blijven verlenen van de noodzakelijke hulp tot de daadwerkelijke beëindiging.
Is sprake van een gewichtige reden?
Niet gesteld of gebleken, is dat sprake is van een gewichtige reden die opzegging van de behandelingsovereenkomst rechtvaardigt. De motivering van de zorgaanbieder dat enkele zorgverleners zich onveilig of onprettig voelden door de aanwezigheid van de camera is naar het oordeel van de commissie onvoldoende geconcretiseerd en geen gewichtige reden. Ook de stelling van de zorgaanbieder dat sprake was van onherstelbaar beschadigd vertrouwen tussen de klaagster en de zorgaanbieder volgt de commissie niet. Ter zitting heeft de zorgaanbieder uitdrukkelijk bevestigd dat de communicatie vanuit de zorgaanbieder richting de klaagster niet op de juiste wijze is verlopen. De zorgaanbieder heeft erkend dat de rigide manier van communiceren (uitsluitend via e-mail) niet zorgvuldig is geweest. Ter zitting heeft de zorgaanbieder hiervoor excuses aangeboden.
Ten aanzien van de gewichtige reden “Niet naleven van essentiële behandelvoorwaarden of regels van de zorginstelling” merkt de commissie op hier niet zomaar sprake van is. De KNMG-richtlijn noemt hierbij voorbeelden als verbale of seksuele intimidatie, het niet innemen van medicatie of drugs- en alcoholgebruik. In het onderhavige geschil is niet gebleken dat de klaagster een essentiële behandelvoorwaarde of regel heeft geschonden. Daarbij verwijst de commissie ook nogmaals naar haar eerdere overweging ten aanzien van de bepaling in de Algemene Voorwaarden.
Ten overvloede merkt de commissie op dat ook niet aan de zorgvuldigheidseisen die volgen uit de KNMG-richtlijn is voldaan. Nu de zorgaanbieder de klaagster op 5 augustus 2022 heeft geïnformeerd dat de zorgverlening per 12 augustus 2022 beëindigd zou worden indien de klaagster niet de mogelijkheid gaf de camera af te dekken, is geen sprake van een redelijke termijn. Ook heeft de opzegging slechts schriftelijk (via e-mail) plaatsgevonden. Wel heeft de zorgaanbieder uiteindelijk zorggedragen voor een warme overdracht van de cliënt naar een andere zorgorganisatie.
Conclusie
Samengevat had de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie redelijkerwijs niet tot het besluit kunnen komen om de behandelingsovereenkomst op te zeggen. De commissie benadrukt dat – waar partijen het ter zitting ook over eens waren – de situatie niet zover was geëscaleerd als de zorgaanbieder eerder op minder rigide wijze had gecommuniceerd.
De klacht van de klaagster is gegrond. Omdat de klacht gegrond is, zal de commissie voorts bepalen dat de zorgaanbieder het door de klaagster betaalde klachtengeld van € 52,50 aan haar dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
• verklaart de klacht gegrond.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de klaagster te vergoeden ter zake van het klachtengeld binnen 14 dagen na verzending van deze beslissing.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 5 september 2023.