Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
1096437/1153725
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ouders van de cliënt klagen over het besluit van de zorgaanbieder dat zij niet langer zelf de medicatie van hun zoon mogen klaarmaken. De cliënt heeft een ernstige meervoudige beperking en moeilijk instelbare epilepsie, waardoor medicatietoediening nauwkeurig moet verlopen. De ouders hebben jarenlang thuis de medicatie opgelost en voorbereid, wat volgens hen veilig en stabiel verliep. Na een audit heeft de zorgaanbieder echter vastgesteld dat deze werkwijze in strijd is met wet- en regelgeving, omdat het klaarmaken en terhandstellen van UR-geneesmiddelen alleen door bevoegde professionals mag gebeuren. De ouders vinden het nieuwe beleid onveiliger en ervaren het besluit en de communicatie erover als bedreigend. De commissie begrijpt de betrokkenheid van de ouders, maar stelt vast dat de zorgaanbieder terecht heeft voorzien in aanpassing van de werkwijze en verplicht is zich te houden aan de Geneesmiddelenwet en professionele standaarden. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard. Ter zitting is besproken dat de voorschrijver en apotheek samen kunnen onderzoeken of binnen de wettelijke kaders nog praktische oplossingen mogelijk zijn.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de klager)
en
Amarant Groep, gevestigd te Tilburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 23 september 2025 te Utrecht.
De heer [naam] en [naam] (hierna te noemen: de klagers) waren samen met de cliënt, de heer [naam], en een cliëntondersteuner, mevrouw [naam], ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen: mevrouw [naam] (divisiedirecteur sociaal domein), de heer mr. [naam] (jurist), de heer [naam] (apotheker) en mevrouw [naam] (adviseur kwaliteit, veiligheid en beleid).
Onderwerp van het geschil
De klagers hebben de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de bereiding, terhandstelling en toediening van medicatie aan de zoon van de klagers.
Standpunt van de klagers
Voor het standpunt van de klagers verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft na een audit het medicatiebeleid aangepast, waardoor de veiligheid van de meervoudige beperkte zoon van de klagers met moeilijk instelbare epilepsie in het gedrang komt.
Voor de gezondheid van de cliënt is het van essentieel belang dat zijn medicatie op de juiste wijze, in de juiste dosering en op het juiste tijdstip wordt toegediend. De pillen worden opgelost omdat de cliënt geen pillen kan slikken. Tot op heden hebben de klagers de medicatie al jaren thuis met een dubbele controle klaargemaakt, voorzien van apotheekstickers, en deze werkwijze is door alle betrokkenen als veilig en effectief ervaren.
Op 31 maart 2025 ontvingen de klagers echter opeens een brief waarin zonder overleg het besluit werd genomen dat de klagers de medicatie niet meer mochten klaarmaken. Met name de daaruit voortvloeiende consequenties – en het expliciete dreigement dat de cliënt zorg zou worden ontzegd indien de klagers niet zouden instemmen – hebben zij als onaanvaardbaar, onprofessioneel en zeer bedreigend ervaren. Volgens de klagers is het risico op medicatiefouten met de nieuwe werkwijze juist groter.
De bemiddeling door de klachtenfunctionaris hebben de klagers als partijdig ervaren.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De cliënt logeert momenteel 17 weekenden per jaar binnen tijdelijk verblijf en krijgt hij wekelijks 9 dagdelen dagbesteding. De cliënt lijdt aan epilepsie en gebruikt daarvoor medicatie zoals fenytoïne, midazolam en chloralhydraat, alle UR-geneesmiddelen. De bereiding en toediening van deze middelen vereisen uiterste zorgvuldigheid en professionaliteit.
In de loop der jaren is een werkwijze ontstaan waarbij de medicatie voor de cliënt thuis wordt klaargemaakt (o.a. ‘opgelost en opgetrokken’) door de klagers, niet door een apotheek of andere daartoe gekwalificeerde professional, en vervolgens wordt meegegeven aan de cliënt voor dagbesteding of logeren. Tot juni 2025 leverden de klagers ook zelfgemaakte toedienings- en aftekenlijsten aan. Sinds 2 juni ontvangen beide locaties een toedienregistratie opgesteld door de apotheek, van de klagers.
In mei 2024 is tijdens de ISO-audit door DNV deze werkwijze en de zelfgemaakte toedienlijst in beeld gekomen en gesignaleerd als verbeterpunt. Als opvolging daarvan is het medicatieproces zoals dat werd gehanteerd kritisch bekeken en getoetst aan toepasselijke wet- en regelgeving, aan de richtlijn medicatiebeheer en verstrekking en het bijbehorende beleid van de zorgaanbieder.
Deze bevindingen uit de audit, de formele kaders waaraan de zorgaanbieder zich bij medicatiebeheer en -toediening dient te houden en de elementen uit de handleiding die van belang zijn in de afweging om rondom dit onderwerp en om het gesprek aan de te gaan met de klagers en samen en in dialoog te komen tot een verantwoord en veilig proces van medicatietoediening worden hieronder verder uitgewerkt.
In deze specifieke situatie is daarnaast ook hoofdstuk 6 van de Geneesmiddelenwet aan de orde daar waar het UR-geneesmiddelen betreft. Slechts artsen, tandartsen en verloskundigen zijn wettelijk bevoegd om UR-geneesmiddelen voor te schrijven. Van de 8 hierboven genoemde geneesmiddelen die aan de cliënt zijn voorgeschreven is slechts Macrogol geen UR-geneesmiddel. Bereiden van UR-medicatie mag alleen een (openbare) apotheker of een daartoe gemachtigde medewerker (zoals een apothekersassistent) onder verantwoordelijkheid van een apotheker. Dit dient te gebeuren volgens GMP (Good Manufacturing Practice)-richtlijnen. De bereiding van UR-geneesmiddelen is dus een beroepsmatig beschermde activiteit en het is geen voorbehouden handeling in de zin van de Wet BIG en mag dus niet worden gedelegeerd aan bijvoorbeeld ouders of mantelzorgers. Voor wat betreft bereiden (en ter handstellen) van UR-medicatie zijn dus slechts de (openbare) apotheken bevoegd.
De Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) regelt wie bevoegd is om voorbehouden handelingen uit te voeren, waaronder het toedienen van UR-medicatie. Verpleegkundigen, artsen en andere BIG-geregistreerde zorgverleners mogen dit uitvoeren. Toediening van UR-geneesmiddelen middels voorbehouden handelingen door niet-professionals is slechts toegestaan onder strikte voorwaarden van delegatie, zoals vastgelegd in artikel 38 van de Wet BIG. Voor toediening van niet-UR-geneesmiddelen of medicatie of waar ook geen noodzaak is voor toediening via voorbehouden handelingen gelden bovenstaande eisen niet in volle omvang, maar dient de zorgverlener die verantwoordelijk is voor beoordeling van de noodzaak van toediening en de toediening zelf nog steeds te voldoen aan de zorgvuldigheidseisen die gelden voor zijn professie en te handelen volgens, onder meer, de eis van goed hulpverlenerschap uit de WGBO.
Geldende wet- en regelgeving is door de zorgaanbieder, mede met gebruikmaking van handreikingen die door beroeps- en/of brancheverenigingen zoals KNMG, KNMP en VGN, vertaald in beleid en uitvoeringsinstructies. De volgende onderdelen daaruit zijn hier van belang om aan te geven met welke zorgvuldigheid, aandacht voor medicatieveiligheid en zorg voor patiëntbelangen de zorgaanbieder handelt.
De zorgaanbieder begrijpt de zorg van de klagers over het tijdig oplossen van bepaalde medicatie (bijv. 45 minuten voor toediening, zoals bij fenytoïne). Binnen het nieuwe proces wordt hier rekening mee gehouden. De apotheek voegt instructies toe aan toedienlijsten en begeleidende informatie. Medewerkers worden specifiek opgeleid om hieraan te voldoen, inclusief controle op timing. Indien signalen ontstaan dat instructies onvoldoende zijn, is er een meld- en verbeterstructuur beschikbaar.
Met de klagers is veelvuldig gecommuniceerd over het medicatiebeleid en de samenwerking daarin. Ook door de klachtenfunctionaris is zorgvuldig gehandeld, is er duidelijk sprake geweest van een gedegen onderzoek met aandacht voor hoor en wederhoor en een verantwoorde conclusie en onderbouwing daarvan. Het enkele feit dat de klagers het met de uitkomst van dit proces niet eens waren maakt dit niet anders.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Toetsingskader
Conform artikel 61 lid 1 van de Geneesmiddelenwet is het ter hand stellen van UR-geneesmiddelen voorbehouden aan apothekers, huisartsen of daartoe bij ministeriële regeling aangewezen personen en instanties (bijvoorbeeld zorgaanbieders ter vervulling van een wettelijke taak in het domein van de publieke gezondheid).
Onder UR-geneesmiddelen worden verstaan de geneesmiddelen die uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn (artikel 1 lid 1, sub b.1 onder s Geneesmiddelenwet). Uit de Geneesmiddeleninformatiebank van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen kan worden opgemaakt of een geneesmiddel al dan niet een UR-geneesmiddel is.
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Beoordeling
De klagers verzorgen reeds gedurende meerdere jaren de medicatie van hun zoon [naam] tijdens de logeerweekenden bij de zorgaanbieder, die zeventien keer per jaar plaatsvinden. De commissie stelt vast dat de klagers zeer betrokken zijn bij de zorgverlening aan hun zoon en bij de verstrekking van zijn medicatie.
Naar aanleiding van een interne audit heeft de zorgaanbieder geconcludeerd dat de bestaande werkwijze waarbij de klagers de medicatie klaarmaken, in strijd is met de geldende wet- en regelgeving. Om die reden heeft de zorgaanbieder besloten dat de klagers niet langer de medicatie van [naam zoon] mogen klaarmaken. Voortaan zal deze taak worden uitgevoerd door medewerkers van de zorgaanbieder, nadat de medicatie door de apotheek is geleverd. De klagers kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en voeren aan dat deze wijziging de kans op medicatiefouten juist vergroot, nu zij als ouders het beste op de hoogte zijn van de medicatie van hun zoon en van de wijze waarop deze dient te worden toegediend.
De commissie stelt vast dat de medicatie die de cliënt ontvangt (waaronder fenytoïne, midazolam en chloralhydraat) UR-geneesmiddelen betreft. Op grond van de Geneesmiddelenwet is de terhandstelling van dergelijke middelen uitsluitend toegestaan aan apothekers, huisartsen of andere daartoe wettelijk aangewezen beroepsbeoefenaren. Onder het begrip ‘terhandstelling’ wordt tevens verstaan het gereedmaken of klaarmaken van de medicatie.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder terecht en conform de professionele standaard besloten dat de medicatie niet langer door de klagers mag worden klaargemaakt en verstrekt. Hoezeer de commissie zich de betrokkenheid en zorg van de klagers ook kan voorstellen, het is niet aan de zorgaanbieder om af te wijken van de toepasselijke wet- en regelgeving. Een eventuele overeenkomst waarin de klagers aansprakelijkheid voor mogelijke medicatiefouten op zich nemen, doet niet af aan de wettelijke verantwoordelijkheid die de zorgaanbieder draagt voor een zorgvuldige en veilige medicatieverstrekking aan de cliënt.
In zoverre is de klacht van de klagers ongegrond.
Ter zitting is gesproken over een oplossing, namelijk dat de voorschrijver van de medicatie direct contact opneemt met de apotheek van de zorgaanbieder om te bespreken welke mogelijkheden er – binnen de wettelijke kaders en de zorgbehoefte van de cliënt – nog wél zijn. Mogelijk hoeft (bijvoorbeeld door inzet van een subsituut geneesmiddel of het verhogen van de urgentiestatus) de betrokkenheid van de klagers niet geheel te worden uitgesloten. De commissie roept beide partijen op dit alternatief te overwegen en met elkaar te bespreken.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de klagers ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. P. Quaedvlieg, de heer S.P. de Paauw, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 23 september 2025.