Ontvankelijkheidstoets bij klacht over gemiste diagnose en gebrekkige communicatie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: voorbeslissing   Uitkomst: ontvankelijk   Referentiecode: 1039251/1213752

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen Haaglanden Medisch Centrum over gemiste afwijkingen op een CT-scan van december 2021 die duidden op uitgezaaide eierstokkanker. Zij verwijt het ziekenhuis bovendien slechte communicatie tussen afdelingen, waardoor medicatie niet goed was afgestemd op haar chemobehandeling, en gebrekkige informatievoorziening. De kern van de procedure betrof echter eerst de vraag of de klacht tijdig bij de Geschillencommissie was ingediend. Het ziekenhuis stelde dat de interne klachtprocedure al op 25 maart 2024 was afgerond en dat de cliënt daarom te laat was toen zij haar klacht in april 2025 indiende. Volgens het ziekenhuis was de wettelijke termijn van 12 maanden daarmee overschreden. De commissie volgde dit standpunt niet en stelde vast dat de cliënt pas op 24 november 2024 uit een brief van de verzekeraar begreep dat de interne klachtprocedure formeel was afgesloten. Vanaf dat moment begon de 12-maandentermijn te lopen. De indiening bij de commissie op 25 maart 2025 viel dus binnen de toegestane termijn. Daarmee is de cliënt ontvankelijk verklaard in haar klacht. De inhoudelijke behandeling van de zaak wordt op een later moment voortgezet.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Haaglanden Medisch Centrum, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in haar klacht ontvankelijk is.

De Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025 te Den Haag.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de cliënt het geschil tijdig bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De radioloog van de zorgaanbieder heeft op de CT-scan van 29 december 2021 afwijkingen gemist die duidden op uitgezaaide eierstokkanker. De cliënt heeft uiteindelijk drie maanden moeten wachten op duidelijkheid over de uitslag van de CT-scan.

Tussen de verschillende afdelingen van de zorgaanbieder bestond geen goede communicatie, waardoor bloeddrukmedicijnen niet goed waren afgestemd op de chemobehandeling van de cliënt.

Ook klaagt de cliënt over de communicatie, regievoering en informatieverstrekking door de zorgaanbieder.

De cliënt betwist dat het geschil te laat is ingediend bij de commissie. Het geschil is op 25 maart 2025 ingediend bij de commissie.

Standpunt van de zorgaanbieder

Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De zorgaanbieder beroept zich op niet-ontvankelijkheid van de cliënt. Verzekeraar [naam verzekeraar] heeft bij brief van 25 maart 2024 de aansprakelijkheid gemotiveerd afgewezen.

Partijen hebben in het traject dat daarop volgde met elkaar afgestemd dat deze brief van 25 maart 2024 als afronding van de interne klachtprocedure zou worden beschouwd en dat het ziekenhuis zich daarom bij een eventuele procedure bij de Geschillencommissie er niet op zou beroepen dat klaagster niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat zij niet eerst conform art. 6 lid 1 onder a van het reglement van de commissie de klacht bij het ziekenhuis zou hebben ingediend.

De klacht is vervolgens pas op 23 april 2025 door de belangenbehartiger van de cliënt bij de commissie ingediend. In de visie van het ziekenhuis is dat te laat, omdat de 12-maandentermijn toen al was verstreken. Het ziekenhuis verzoekt de commissie daarom de cliënt niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht op grond van art. 6 lid 1 onder c van het commissiereglement.

Beoordeling van het geschil

Op grond van artikel 6 lid 1 sub c van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen kan de commissie op verzoek van het ziekenhuis – gedaan bij eerste gelegenheid – een cliënt in de klacht niet ontvankelijk verklaren indien de cliënt het geschil niet binnen 12 maanden na afhandeling van de klacht door het ziekenhuis, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt.

De cliënt heeft haar klacht op 25 maart 2025 bij de commissie ingediend: het eerste meldingsformulier is op die datum daadwerkelijk bij de commissie ontvangen. Dat met de zorgaanbieder slechts het vragenformulier is gedeeld, dat als uitgangspunt voor het geschil dient, doet daaraan niet af.

De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de reglementaire termijn van 12 maanden op 25 maart 2024 is aangevangen. De commissie volgt dit standpunt niet. Pas uit het schrijven van 24 november 2024 van de verzekeraar bleek voor de cliënt dat de interne klachtenprocedure op 25 maart 2024 als afgerond moest worden beschouwd. De verzekeraar was tot dit standpunt gekomen na overleg met haar verzekerde en heeft dit de client bij brief van 24 november 2024 medegedeeld. Nu op 24 november 2024 voor de cliënt duidelijk werd dat de interne klachtenprocedure was afgerond (zij het enkele maanden eerder), was zij vanaf die datum pas in de gelegenheid zich tot de commissie te wenden. Dat betekent dat cliënt met haar melding van de klacht bij de commissie op 25 maart 2025 binnen de in artikel 6 lid 1 sub c van het Reglement Geschillencommissie Ziekenhuizen genoemde termijn is gebleven.

Op grond van het voorgaande is de cliënt ontvankelijk in de klacht. De inhoudelijke behandeling van de klacht zal plaatsvinden op een nader aan de klaagster en de zorgaanbieder bekend te maken datum en tijdstip.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De cliënt wordt in de klacht ontvankelijk verklaard.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. A.B. Hooker, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 28 augustus 2025.