Onvoldoende communicatie rond bevalling en medische complicaties bij keizersnede

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: -    Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 766109/948433

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Een cliënt diende een klacht in tegen Stichting BovenIJ naar aanleiding van de bevalling van haar tweeling via een keizersnede. Zij stelde dat de communicatie over de bevallingswijze gebrekkig was en dat er medische fouten zijn gemaakt tijdens de operatie. Volgens de medische richtlijn had de keizersnede moeten vervallen, omdat bij de echo bleek dat beide kinderen in hoofdligging lagen. De zorgaanbieder heeft dit niet duidelijk en tijdig met de cliënt besproken, ondanks eerdere afspraken dat hoofdligging zou leiden tot een vaginale bevalling. De commissie oordeelt dat er geen medische noodzaak bestond om de geplande keizersnede door te zetten en dat het ziekenhuis de situatie zorgvuldiger had moeten toelichten. Tijdens de operatie traden ernstige complicaties op: een hevige bloeding en het per ongeluk dichthechten van een ureter. De cliënt moest met spoed worden overgebracht naar een ander ziekenhuis, waar haar situatie werd gestabiliseerd, maar zij houdt nog blijvende klachten en een nefrodrain. De commissie acht het dichthechten van de ureter, gezien de levensbedreigende omstandigheden, een verdedigbare keuze en geen verwijtbare fout. De klacht over de communicatie en het doorgaan met de keizersnede is gegrond verklaard, de klacht over de medische fout ongegrond. De schadeclaim van € 25.000 werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing, maar het klachtengeld van € 127,50 moet worden vergoed.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting BovenIJ, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025 te Den Haag.

De cliënt was samen met haar echtgenoot en een tolk, de heer [naam] ter zitting aanwezig. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen: mevrouw [naam] [functie], mevrouw [naam] [functie] en mevrouw [naam] [functie]

Onderwerp van het geschil

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de vraag of de zorgaanbieder voldoende heeft gecommuniceerd over de wijze van bevalling en of medische fouten heeft gemaakt rond en tijdens de keizersnede.

Standpunt van de cliënt

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.

De cliënt is op 1 juli 2024 bevallen van een tweeling via een keizersnede. De communicatie met betrekking tot de ingreep was onvoldoende, er zijn medische fouten gemaakt en de nazorg was ontoereikend. Er was onzekerheid over de wijze waarop de bevalling zou plaatsvinden.

De indicatie voor een geplande keizersnede was stuitligging van het eerste kind. Er werd nog een aantal dagen voor de geplande keizersnede een echo gemaakt waarbij er sprake was van een hoofdligging van het eerste kind.

De communicatie hieromtrent en (het afgesproken) beleid bij hoofdligging was echter, ook voor de zorgverleners, onduidelijk. De cliënt werd nog vlak voor de operatie gecounseld en toen werd besloten de operatie door te laten gaan.

Ten tweede is de operatie met zeer veel complicaties verlopen. Er was sprake van een bloeding tijdens de operatie, die niet kon worden gestelpt. Ook is tijdens de operatie een van de ureters dichtgehecht, waardoor de cliënt een hydronefrose heeft gekregen. Dit heeft bijna geleid tot nierverlies en zelfs levensgevaar.

Uiteindelijk is de cliënt met een open buik met spoed naar het [naam ziekenhuis] vervoerd, alwaar zij binnen een half uur de bloeding hebben gestelpt en haar ureter weer is opengemaakt. De cliënt loopt nu echter wel met een nefrodrain en moet deze nog maanden houden, voordat mogelijk haar ureter weer goed werkt. Ook haar nierfunctie is nog niet volledig hersteld.

Standpunt van de zorgaanbieder

De zorgaanbieder heeft geen schriftelijk verweer gevoerd, ondanks daartoe eerder in de geschillenprocedure in de gelegenheid te zijn gesteld.

Beoordeling van het geschil

Wat aan het geschil vooraf is gegaan
Op 19 mei 2025 heeft de commissie een tussenadvies gewezen. Hierin heeft de commissie bepaald dat zij over onvoldoende medisch-inhoudelijke informatie beschikt. Een beoordeling op deugdelijke gronden vereist in ieder geval inzage in het volledige medisch dossier van de cliënt. De commissie heeft in het tussenadvies de zorgaanbieder opgedragen het volledige medisch over te leggen.

De zorgaanbieder heeft (een deel van) het medisch dossier op 2 juni 2025 overgelegd.

Toetsingskader
De overeenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder heeft gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Op grond van de behandelingsovereenkomst die de cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (het goed hulpverlenerschap uit artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Het goed hulpverlenerschap houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De klacht
De klacht van de cliënt ziet enerzijds op onduidelijkheid rondom de wijze van bevallen en anderzijds op het feit dat één van haar ureters is dichtgehecht.

Wijze van bevallen
Tijdens de zwangerschap van de tweeling werd bij het eerste kind een stuitligging vastgesteld, waardoor een keizersnede geïndiceerd was. Met de cliënt was besproken dat – indien het kind in hoofdligging zou komen te liggen – een vaginale bevalling de aangewezen wijze van bevallen zou zijn.

Op 27 juni 2024 heeft een echografie plaatsgevonden, waaruit bleek dat beide kinderen in hoofdligging lagen. Hiermee kwam de indicatie voor een keizersnede te vervallen. Het is voor de commissie echter niet vast te stellen dat deze gewijzigde medische situatie tijdig met de cliënt is besproken. Pas op 30 juni 2024, de dag voorafgaand aan de geplande keizersnede, is de cliënt hierover geïnformeerd. Desondanks heeft de cliënt op 1 juli 2024 een keizersnede ondergaan, hoewel de medische indicatie hiervoor reeds was vervallen.

Naar het oordeel van de commissie bestond geen aanleiding om de geplande keizersnede door te laten gaan, nu de oorspronkelijke indicatie – de stuitligging van het eerste kind – niet langer aanwezig was. De cliënt was bovendien reeds tweemaal zonder complicaties vaginaal bevallen.
In deze situatie waren de voordelen van een keizersnede afwezig en waren uitsluitend de risico’s aanwezig.

In een situatie waarin een zorgaanbieder afwijkt van de richtlijn en een ingreep doorzet terwijl de medische indicatie is vervallen, rust op de zorgaanbieder de verplichting deze beslissing goed te motiveren. Ook dient de zorgaanbieder zich ervan te vergewissen dat de cliënt de gewijzigde situatie volledig heeft begrepen, temeer wanneer sprake is van een taalbarrière. Het had op de weg van de zorgaanbieder gelegen om, op basis van de echografie van 27 juni 2024, een zogenaamde time-out in te lassen om de nieuwe situatie met de cliënt en haar echtgenoot te bespreken.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder bevestigd dat de casus van de cliënt in het maatschapsoverleg is besproken, waarbij gezamenlijk de conclusie is getrokken dat de situatie “geen schoonheidsprijs verdient”. De zorgaanbieder kan echter niet achterhalen op welke wijze de cliënt is geïnformeerd over het vervallen van de indicatie en de gewijzigde situatie, aangezien het gesprek op de dag voorafgaand aan de keizersnede door een andere zorgverlener is gevoerd. De cliënt kon zich dit desgevraagd ook niet herinneren.

Gezien het feit dat gedurende de zwangerschap steeds de lijn was besproken dat een hoofdligging van het eerste kind zou leiden tot een vaginale bevalling, had de zorgaanbieder naar het oordeel van de commissie deze lijn dienen te volgen. Dit had ertoe moeten leiden dat de geplande keizersnede was geannuleerd en dat de nieuwe situatie opnieuw in rust met de cliënt besproken had moeten worden.

Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Medische fout
Uit de overgelegde stukken en het medisch dossier blijkt dat tijdens de tweede operatie, in de poging de hevige bloeding te stoppen, de ureteropening aan de linkerkant per abuis is dichtgehecht. Uit het dossier maakt de commissie op dat de zorgaanbieder aanvankelijk heeft besloten deze hechting te accepteren, aangezien de bloeding net onder controle was. Na overleg met [naam ziekenhuis] is vervolgens besloten de hechting niet te verwijderen, omdat het verwijderen mogelijk opnieuw tot een hevige bloeding kon leiden.

De commissie merkt op dat het per abuis dichthechten van de ureteropening uiteraard nooit de bedoeling is geweest. Desalniettemin kan een dergelijke gebeurtenis in een acute, levensbedreigende situatie plaatsvinden. De zorgverleners stonden op dat moment voor een keuze tussen twee kwaden: ofwel het risico lopen dat de bloeding opnieuw hevig optrad bij het verwijderen van de hechting, ofwel de ureter gesloten laten met de daarmee samenhangende ingrijpende gevolgen voor de cliënt. Gelet op de ernst en urgentie van de situatie acht de commissie de gemaakte afweging begrijpelijk en kan de zorgaanbieder daarvan geen verwijt worden gemaakt.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Conclusie en schadevergoeding
Nu de klacht ten dele gegrond wordt verklaard, bepaalt de commissie onder verwijzing naar het reglement dat de zorgaanbieder het door de client betaalde klachtengeld dient te vergoeden, zijnde een bedrag van € 127,50.

De cliënt heeft een schadevergoeding gevorderd van € 25.000, –. De cliënt heeft de aard en omvang van de schade echter op geen enkele wijze onderbouwd. Daarom kan de vordering niet worden toegewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht over de wijze van bevallen gegrond;
– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
– wijst de schadevordering af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 127,50 aan de cliënt dient te vergoeden binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies.
– Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. A.B. Hooker, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 28 augustus 2025.