
Commissie: Osteopathie
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
646846/1008096
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte onderging in februari 2018 een behandeling bij de zorgaanbieder. Kort daarna kreeg zij ernstige pijnklachten, hoorde en voelde een harde krak in haar onderrug en werd zij uiteindelijk jarenlang bedlegerig. Ook trad er een forse blauwe plek op, waarvoor zij contact opnam met de zorgaanbieder. Volgens de cliënte kreeg zij daarop geen adequate reactie en werd zij bovendien niet geïnformeerd over de mogelijkheid om een klacht in te dienen. Zij diende uiteindelijk in 2025 een klacht in bij de Geschillencommissie Osteopathie en vorderde schadevergoeding. De zorgaanbieder stelde dat de klacht niet-ontvankelijk is, omdat deze te laat is ingediend en niet eerst bij de zorgaanbieder zelf is voorgelegd. De commissie oordeelde dat het enkele feit dat de cliënte ooit vragen of dossierverzoeken deed, niet als klacht kon worden aangemerkt. Er was geen bewijs dat de cliënte daadwerkelijk eerder een klacht bij de zorgaanbieder had ingediend. Omdat van haar in redelijkheid verwacht kon worden dat zij dit wel eerst deed, verklaarde de commissie haar klacht niet-ontvankelijk. De grond dat de klacht na vijf jaar was ingediend, werd door de commissie niet relevant geacht, omdat dit geen geldige uitsluitingsgrond is in het reglement.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënte)en
[naam], gevestigd te [plaats] (hierna te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënte in haar klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Osteopathie (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2025 te Utrecht.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
De klacht betreft de kwaliteit van dienstverlening van de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
De cliënte heeft op 1 februari 2018 een behandeling ondergaan bij de zorgaanbieder. Hierna is sprake geweest van toename van pijnklachten in de lage rug en bekken. Een dag na de behandeling heeft de cliënte een harde krak gehoord en gevoeld onderin de rug/het heiligbeen. Daarna kon zij niet meer traplopen en is jaren bedlegerig geweest. Twee weken na de behandeling was er een groen/gele blauwe plek zichtbaar op haar onderrug. De cliënte heeft de zorgaanbieder meerdere keren gebeld en gemaild, maar daar is niet adequaat gehoor aan gegeven. Ook is de cliënte er destijds niet op gewezen dat ze een klacht kon indienen over de behandeling en de consequenties die dit voor haar had. De cliënte vordert een schadevergoeding.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat de cliënte niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat de klacht meer dan zes jaar na de behandeldatum bij de commissie is ingediend.
Gelet op het reglement van de NRO Geschillencommissie Osteopathie kan een klacht uiterlijk tot vijf jaar na datum behandeling worden ingediend. Bovendien heeft de cliënte haar klacht niet eerst bij de zorgaanbieder zelf ingediend. Ook om die reden dient de klacht niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In het reglement van de commissie is in artikel 6 lid 1 bepaald dat de commissie op verzoek van de zorgaanbieder – gedaan bij eerste gelegenheid – de cliënt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaart:
a. indien hij zijn klacht niet eerst – en voor zover van toepassing overeenkomstig de op de overeenkomst van toepassing zijnde voorwaarden – bij de zorgaanbieder heeft ingediend, tenzij van de cliënt in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij onder de gegeven omstandigheden zijn klacht eerst bij de zorgaanbieder indient.
De cliënte stelt in haar klacht dat zij de zorgaanbieder meerdere keren heeft gebeld en gemaild, maar dat daarop niet adequaat is gereageerd. De zorgaanbieder geeft aan niet eerder bekend te zijn geweest met de klachten van de cliënte tot de zorgaanbieder werd gecontacteerd door de klachtenfunctionaris van de NRO die meedeelde dat een klacht was ingediend bij de commissie.
De commissie heeft uit het dossier niet kunnen afleiden dat de cliënte haar klacht op enig moment kenbaar heeft gemaakt bij de zorgaanbieder. Er is een mailbericht overlegd van 1 maart 2018, waarin door de zorgaanbieder wordt aangeven aan de cliënte dat zij een specifieke vraag over het dossier via de mail kan toesturen. Dat zij dit vervolgens ook heeft gedaan, is niet gebleken. Dit staat nog los van de vraag of de door de cliënte te stellen vraag überhaupt als klacht had kunnen worden aangemerkt. Ook is correspondentie aangetroffen uit 2022, waarin de cliënte verzoekt haar medisch dossier aan haar op te sturen. Ook hierin maakt zij niet kenbaar dat zij een klacht heeft over de uitgevoerde behandeling.
De commissie is van oordeel dat van de cliënte verlangd kan worden haar klacht eerst bij de zorgaanbieder in te dienen. Nu zij dit niet aantoonbaar heeft gedaan, dient zij om die reden in haar geschil bij de commissie niet-ontvankelijk verklaard te worden. Er zijn de commissie geen omstandigheden bekend die maken dat zij niet eerst haar klacht bij de zorgaanbieder had kunnen indienen. De enkele stelling dat zij door haar medische toestand niet in staat is geweest de zaak eerder aanhangig te maken, is niet onderbouwd zodat de commissie daaraan voorbijgaat.
Ten overvloede merkt de commissie op dat de primaire grond tot niet-ontvankelijkverklaring zoals door de zorgaanbieder genoemd, te weten het na een termijn van vijf jaar na datum behandeling indienen van een klacht, in het reglement van de commissie niet als grond tot niet-ontvankelijkverklaring wordt genoemd.
Op grond van het voorgaande wordt de cliënte niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht, nu zij deze niet eerst bij de zorgaanbieder heeft ingediend.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De cliënte wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Osteopathie, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer H. Hameleers, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 18 juni 2025.