
Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: -
Jaartal: 2025
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
684469/916356
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt onderging op 10 september 2024 bij Bergman Clinics een percutane naald fasciotomie aan zijn hand vanwege de ziekte van Dupuytren. Tijdens de ingreep ervoer hij hevige pijn, riep dit ook uit, maar de chirurg zette de behandeling door. De cliënt viel na afloop flauw en kwam op de vloer terecht. De behandeling bleek niet succesvol en er was een tweede, zwaardere ingreep nodig, die later door een andere chirurg succesvol werd uitgevoerd. De cliënt verwijt de chirurg onzorgvuldigheid bij de uitvoering van de ingreep en een gebrek aan verslaglegging in het medisch dossier over de pijn en de val. De zorgaanbieder betoogt dat enige pijn bij deze ingreep gebruikelijk is en dat de val na afloop gecontroleerd was. De Geschillencommissie oordeelt dat de chirurg de behandeling had moeten stoppen bij duidelijke pijnsignalen en dat het ontbreken van documentatie over de pijn en de val onzorgvuldig was. De klacht wordt gegrond verklaard. De cliënt krijgt € 500 aan immateriële schadevergoeding en € 52,50 klachtengeld vergoed. De overige schadeverzoeken, waaronder de kosten voor juridische bijstand, worden afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Bergman Clinics Zorg, gevestigd te Naarden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 april 2025 te Utrecht. Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt nader toegelicht.
De cliënt werd bijgestaan door de heer [naam] en de heer [naam], [naam advocaten kantoor]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door de heer [naam], plastisch chirurg, bijgestaan door de heer [naam] en mevrouw [naam], [naam advocaten kantoor 1] De cliënt, dr. [naam] en mr. [naam] hebben de zitting digitaal bijgewoond. Namens de Geschillencommissie waren twee toehoorders aanwezig.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de wijze waarop de plastisch chirurg van de zorgaanbieder een ingreep aan de hand van de cliënt heeft uitgevoerd. De cliënt verwijt de chirurg dat hij ondanks hevige pijn de behandeling heeft voortgezet waarna de cliënt is flauwgevallen. De klachten van de cliënt waren door de operatie niet opgelost en een tweede ingreep was noodzakelijk.
Standpunt van de cliënt
De cliënt lijdt aan de ziekte van Dupuytren (een verdikking van het bindweefsel in de hand die leidt tot een kromstand van de vingers) ter behandeling waarvan hij in augustus 2024 de kliniek van de zorgaanbieder heeft bezocht. Bij een behandeling op 10 september 2024 is plastisch chirurg [naam]. overgegaan tot een ‘percutane naald fasciotomie’ om de klachten van de cliënt te verminderen. Die behandeling werd uitgevoerd onder plaatselijke verdoving. De dosering daarvan was echter te laag. De cliënt schreeuwde het uit van de pijn. De assistente zei tegen de chirurg dat het echt niet zo kon omdat de cliënt te veel pijn had maar de chirurg werkte onverstoorbaar nog enige minuten door. Vervolgens gaf de chirurg te kennen dat hij de behandeling afbrak omdat de cliënt te veel pijn had. Na de eerste incisie werd een tweede incisie om die reden niet uitgevoerd, aldus de chirurg. De cliënt werd vervolgens verzocht te gaan zitten. Hij verloor het bewustzijn en is met zijn hoofd op de harde vloer gevallen. Na enige tijd werd de cliënt wakker op de vloer en is hij in de verkoeverkamer bijgekomen. Enkele uren later kon hij zelfstandig met een taxi naar huis. Algauw bemerkte de cliënt dat de ingreep niet tot het gewenste resultaat had geleid.
Op 18 september 2024 heeft de cliënt een afspraak gemaakt bij een collega van chirurg [naam], plastisch chirurg [naam 1], eveneens werkzaam in de kliniek van de zorgaanbieder. Chirurg [naam 1] vertelde de cliënt dat de ingreep inderdaad niet was geslaagd en een meeromvattende ingreep nodig was. Op 21 november 2024 heeft chirurg [naam 1] onder verdoving van de gehele arm een ‘selectieve fasciëctomie’ uitgevoerd. Die ingreep is naar tevredenheid van de cliënt verlopen.
De cliënt verwijt chirurg [naam] dat hij tekort is geschoten in de diagnostiek en behandeling op 10 september 2024 en gebrekkige anesthesie heeft toegepast. In zijn medisch dossier is niets terug te vinden over de pijn van de cliënt, het verlies van bewustzijn en zijn harde val. De cliënt heeft (de chirurg van) de zorgaanbieder om verantwoording gevraagd maar de zorgaanbieder heeft ontwijkend en afwijzend gereageerd. De cliënt heeft de communicatie en nazorg van chirurg [naam] als beledigend en belabberd ervaren. De cliënt heeft veel pijn geleden en is enorm geschrokken van de nare ervaring op 10 september 2024. Daarbij weet de cliënt nog niet of en in hoeverre zijn handfunctie beperkt zal zijn door het onzorgvuldig handelen van chirurg [naam] De cliënt stelt zich op het standpunt dat een vergoeding van de schade die hij als gevolg van het handelen van chirurg [naam] heeft geleden op zijn plaats is. Het materiële bedrag van de schade is voor de cliënt nog moeilijk in te schatten. Als vergoeding voor de immateriële schade vraagt de cliënt om een bedrag van tenminste € 500,–. Ook verlangt de cliënt een vergoeding van de kosten van juridische bijstand.
Standpunt van de zorgaanbieder
De cliënt heeft zich op 21 augustus 2024 in de kliniek van de zorgaanbieder gemeld vanwege klachten van kromstand van de vingers aan de rechterhand, veroorzaakt door de ziekte van Dupuytren.
Om de kromstand te verminderen zijn twee behandelopties mogelijk, te weten een percutane naald fasciotomie onder plaatselijke verdoving of een selectieve fasciëctomie, een operatie die plaatsvindt onder een blokverdoving van de gehele arm.
In overleg met de cliënt werd gekozen voor de minst invasieve methode, de naaldmethode, die er op gericht is voor een zo lang mogelijke duur een vermindering van klachten te geven en een kortere herstelperiode kent. Op 10 september 2024 is die ingreep door chirurg [naam] uitgevoerd waarbij op meerdere plekken in de huid van de handpalm werd geprikt totdat geen verbetering van de strekfunctie meer mogelijk was. Chirurg [naam] heeft de ingreep niet onderbroken of afgebroken. Tijdens de ingreep heeft de cliënt pijnklachten ondervonden maar enige pijn is inherent aan de aard van de ingreep en niet te voorkomen. De pijnklachten waren niet zodanig dat de behandeling niet door kon gaan; daarbij is pijn subjectief.
Na de ingreep is de cliënt gevraagd op de behandeltafel te gaan zitten zodat een mitella kon worden aangemeten. De cliënt is toen echter onverwacht opgestaan, waarbij hij is omgevallen. De assistente is een kleine vrouw en de cliënt een grote man. De assistente heeft getracht de cliënt op te vangen en weer te laten zitten maar zij kon niet voorkomen dat de cliënt gecontroleerd naar de grond is geleid. Omdat deze geleide val na de ingreep plaatsvond heeft de chirurg hier niets over in het medisch dossier genoteerd; de ingreep was immers al afgerond en is lege artis uitgevoerd. Na enige tijd bleek de strekfunctie van de pink van de cliënt helaas onvoldoende verbeterd. In overleg met de cliënt heeft chirurg [naam 1] op 21 november 2024 dan ook de meer invasieve ‘selectieve fasciëctomie’ uitgevoerd, welke ingreep tot een aanzienlijke verbetering van de pinkfunctie heeft geleid.
De zorgaanbieder betwist dat de cliënt ten gevolge van de wijze waarop de naaldmethode is uitgevoerd een meeromvattende operatie heeft moeten ondergaan. Het kan zo zijn dat de naaldmethode tot onvoldoende resultaat leidt waarmee een operatie in tweede instantie nodig is. Op 10 september 2024 is op de gebruikelijke wijze een plaatselijke verdoving toegediend. Van enig onzorgvuldig handelen is geen sprake geweest. Aan de cliënt is op de gebruikelijke wijze nazorg verleend, er hebben meerdere controle consulten plaatsgevonden en er is gestart met oefentherapie. De zorgaanbieder is dan ook van mening dat de klachten van de cliënt ongegrond zijn en een grondslag voor het toekennen van schadevergoeding ontbreekt.
Beoordeling van het geschil
Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder, is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem/haar rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.
De commissie heeft het volgende overwogen.
De cliënt is bekend met de ziekte van Dupuytren. Ter verlichting van de klachten zijn verschillende behandelingen mogelijk, waaronder een ‘percutane naald fasciotomie’ en een ‘selectieve fasciëctomie’. De (chirurg van de) zorgaanbieder heeft op juiste gronden eerst voor de minst invasieve methode (de naaldmethode) gekozen.
Op 10 september 2024 is door chirurg [naam] een percutane naald fasciotomie uitgevoerd om te trachten de kromstand van de vingers van de rechterhand van de cliënt te verminderen. Bij deze behandeling wordt met een naald op meerdere plekken de onderhuidse Dupuytren-streng verzwakt, zodat de vinger stukje bij beetje gestrekt kan worden. De ingreep wordt “blind” uitgevoerd onder een beperkte lokale verdoving, zodat zenuwletsel wordt voorkomen. De reactie/gevoeligheid van de patiënt vormt namelijk een indicator voor dreigend zenuwletsel (de naald komt dan te dicht bij de zenuw). Enige gevoeligheid is dus gebruikelijk, maar bij heftige pijn dient de behandeling gestopt te worden.
De anesthesie is op juiste wijze en in de juiste dosering toegediend. De cliënt heeft naar voren gebracht dat hij hevige pijn heeft ervaren, zo hevig dat hij het heeft uitgeschreeuwd. Chirurg [naam] heeft verklaard dat hij, wetende van de tijdens de ingreep opgetreden pijn, de behandeling volledig heeft afgerond. Naar het oordeel van de commissie had de chirurg de behandeling echter moeten stoppen op het moment dat de cliënt hevige pijn ervoer en die kenbaar maakte. Niet weersproken is dat de cliënt zijn pijn duidelijk uitte. Dat is een evident signaal dat de behandeling voor deze patiënt te pijnlijk is. Nu de chirurg de behandeling desondanks heeft voortgezet heeft hij niet gehandeld zoals van een redelijk handelend chirurg in vergelijkbare omstandigheden verwacht mag worden.
De chirurg heeft erkend dat de cliënt pijn ondervond tijdens de ingreep en dit ook kenbaar maakte. Ook heeft de chirurg erkend dat de cliënt – nog in de operatieruimte – vervolgens zo duizelig werd dat hij flauwviel en op de grond belandde. In het dossier van de cliënt is over beide omstandigheden (de pijn en de val) niets opgenomen.
In het operatieverslag is slechts genoteerd:
“Samenvatting OK Verslag: Indicatie: m. Dupuytren straal 5 rechts. Operatie: Percutane naald fasciotomie straal 5 rechts. Postoperatief beleid/Nabehandeling: Na de behandeling is een pleister geplakt over de plaats waar het prikgaatje zich bevindt. Deze pleister mag na een dag worden verwijderd. Indien de huid gescheurd is, moet een nieuwe pleister geplakt worden, totdat de huid genezen is.”
De zorgaanbieder is gehouden een dossier in te richten en bij te houden met betrekking tot de behandeling van de patiënt en daarin gegevens op te nemen ten aanzien van de gezondheid van de patiënt (artikel 7: 454 BW).
De commissie is van oordeel dat het optreden van hevige pijn en het flauwvallen van de cliënt op/naast de behandeltafel omstandigheden/bijzonderheden zijn die in het medisch dossier dienen te worden genoteerd, met name ter kennisneming van andere behandelaars en zorgverleners. Nu (de chirurg van de) zorgaanbieder dit heeft nagelaten is hij tekort geschoten in de verslaglegging over de cliënt en daarmee tevens in de (schriftelijke) communicatie over en jegens de cliënt.
De commissie verklaart de klacht van de cliënt dat (de chirurg van) de zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld bij het uitvoeren van de behandeling op 10 september 2024 en inzake de communicatie aangaande die behandeling (de verslaglegging in het medisch dossier) gegrond.
De cliënt heeft de commissie verzocht hem een materiële en een immateriële schadevergoeding toe te kennen.
De cliënt heeft toegelicht dat de kosten van beide ingrepen, zowel die van 10 september 2024 als die van 21 november 2024, door zijn ziektekostenverzekeraar zijn vergoed. Voorts heeft hij te kennen gegeven dat de tweede ingreep die door chirurg [naam 1] is uitgevoerd, naar tevredenheid is verlopen. Enige functiebeperking van de hand is door de cliënt niet nader toegelicht of onderbouwd zodat een vergoeding van materiële schade wordt afgewezen.
Wel is voor de commissie vast komen te staan dat de cliënt gedurende de behandeling op 10 september 2024 ernstige pijn heeft geleden en hij na de behandeling op de grond is gevallen. De commissie is van oordeel dat de cliënt een vergoeding toekomt voor de pijn en angst die hij door toedoen van de chirurg van de zorgaanbieder heeft geleden en heeft moeten doormaken. De commissie stelt die immateriële schadevergoeding naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 500,–. Omdat de klacht gegrond is zal de commissie voorts bepalen dat het klachtengeld door de zorgaanbieder aan de cliënt dient te worden vergoed.
De cliënt heeft voorts een vergoeding van de kosten van juridische bijstand verzocht. Op grond van artikel 24 van het reglement komen, behoudens een vergoeding van het klachtengeld, de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. De commissie is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op de hiervoor genoemde bepaling rechtvaardigen. Anders dan in de procedure bij de rechtbank kunnen partijen in de procedure ten overstaan van de commissie zonder advocaat of gemachtigde procederen. Hiermee wordt een laagdrempelige procedure gewaarborgd. Dat de cliënt ervoor heeft gekozen zich juridisch bij te laten staan is een vrije keuze. De commissie wijst het verzoek van de cliënt wat dit betreft dan ook af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt gegrond zoals hiervoor is omschreven;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 500,– aan de cliënt dient te vergoeden bij wijze van immateriële schadevergoeding;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst de klacht en het verzochte voor het overige af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer dr. E.J.F. Timmenga en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 29 april 2025.