
Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: -
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: ontvankelijk
Referentiecode:
312459/450165
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De echtgenote van klager overleed kort na een opname in het ziekenhuis. Klager stelt dat de behandelend arts een aanwijzing voor tumorrecidief op een CT-scan niet tijdig heeft herkend of gedeeld. Hierdoor zou zijn echtgenote geen passende behandeling hebben gekregen en ernstig hebben geleden. Pas op 26 juni 2023 werd aan de familie meegedeeld dat zij terminaal ziek was; de volgende dag werd zij naar een hospice overgebracht, waar zij op 28 juni overleed. Klager had al een klacht ingediend bij de klachtenonderzoekscommissie van het ziekenhuis, die deze deels gegrond verklaarde. Echter, volgens klager is de klacht daarna niet naar tevredenheid opgelost: hij kreeg geen voorstel voor een onderlinge oplossing, noch persoonlijke excuses. De zorgaanbieder stelde dat klager niet-ontvankelijk zou zijn, onder andere omdat de klacht ook al bij het Regionaal Tuchtcollege was ingediend. De commissie oordeelt dat beide trajecten naast elkaar kunnen lopen en dat klager wel degelijk een redelijk belang heeft bij de klacht. Klachten tegen een individuele arts vallen bovendien onder de verantwoordelijkheid van het ziekenhuis. Het feit dat sommige vorderingen, zoals het eisen van een excuusbrief, mogelijk niet toegewezen kunnen worden, is geen reden om de klacht niet inhoudelijk te behandelen. De commissie verklaart klager dan ook ontvankelijk in zijn klacht.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
Stichting Sint Antonius Ziekenhuis, gevestigd te Nieuwegein
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Samenvatting
De echtgenote van klager is na een verblijf in het ziekenhuis van de zorgaanbieder overleden. Klager verwijt de behandelend arts dat hij een diagnose van een mogelijk tumorrecidief op een scan van de radioloog heeft gemist waardoor zijn echtgenote niet de behandeling heeft ontvangen die zij nodig had en zij ernstig heeft geleden. De commissie verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht. Dat klager zijn klacht tegen de arts eveneens heeft voorgelegd aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) betekent niet dat klager zijn klacht niet tevens aan de commissie kan voorleggen. Dat de vorderingen van klager mogelijk niet kunnen worden toegewezen vormt evenmin een beletsel voor een inhoudelijke behandeling.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de cliënt in zijn klacht ontvankelijk is. Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2024 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Klacht van klager
De echtgenote van klager is op 19 april 2023 in het ziekenhuis van de zorgaanbieder geopereerd aan alvleesklierkanker. Op 28 juni 2023 is zij overleden. Klager verwijt de behandelend arts dat hij de vermelding van de radioloog bij een CT-scan van 14 juni 2023 dat er een verdenking was van tumorprogressie/recidief niet met de familie heeft gedeeld en daar niet naar heeft gehandeld. De echtgenote werd te kennen gegeven dat zij vooral positief moest blijven en moest proberen een eindje te lopen en naar buiten moest gaan hoewel zij ernstig ziek was en veel pijn leed. Bij de CT-scans van 23 en 25 juni 2023 werd weer vermeld dat er een sterke verdenking was van tumorrecidief maar pas op 26 juni 2023 is dat aan de familie kenbaar gemaakt. Toen werd door de arts meegedeeld dat de behandeling gericht op herstel gestaakt werd omdat de echtgenote terminaal ziek was.
Op 27 juni 2023 is zij overgeplaatst naar een hospice waar zij al op 28 juni 2023 is overleden. Klager heeft zijn klachten voorgelegd aan de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder die de klachten (deels) gegrond heeft verklaard. Klager heeft geen voorstel ontvangen om de klacht onderling op te lossen. Klager verlangt persoonlijke excuses van de behandelend arts en een erkenning van de gevolgen die zijn nalatig handelen voor de echtgenote van klager heeft gehad.
Standpunt zorgaanbieder
De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat klager niet ontvankelijk is in zijn klachten. De zorgaanbieder heeft daartoe aangevoerd: – Klager heeft zijn klachten eerst bij de klachtenonderzoekscommissie naar voren gebracht. De klachten van klager zijn deels gegrond verklaard. Klager kan niet ontvangen worden in zijn klachten voor zover die gegrond verklaard zijn. Klager heeft bij de behandeling daarvan geen redelijk belang meer. – Klager heeft zijn klachten gericht tegen de behandelend arts in persoon, dit hoewel de commissie uitsluitend geschillen kan behandelen tussen klagers en een ziekenhuis (de zorgaanbieder); – Klager heeft zijn klacht tegen de behandelend arts eveneens aanhangig gemaakt bij het RTG waarvoor een zitting gepland is in oktober 2024; – De vorderingen van klager (waaronder een persoonlijke excuusbrief van de behandelend arts waarvan de inhoud door klager is opgesteld) kunnen niet worden toegewezen.
Oordeel commissie
De klachten van klager zijn deels gegrond verklaard door de klachtenonderzoekscommissie van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt zich op het standpunt dat de klachten voor zover die gegrond zijn bevonden niet meer kunnen worden voorgelegd aan de commissie omdat klager geen redelijk belang meer heeft bij een uitspraak (zie artikel 5 lid 1 sub f. van het reglement). Die stelling berust op een onjuiste voorstelling van zaken. Een cliënt/ klager kan zijn geschil voorleggen aan de commissie indien een klacht niet naar zijn tevredenheid is opgelost. Na een gegrond verklaarde klacht dient de raad van bestuur aan te geven op welke wijze zij de uitspraak van de klachtencommissie zal volgen. Klager heeft naar voren gebracht dat hij geen voorstel heeft ontvangen om de klacht onderling op te lossen, waarmee de klacht niet naar zijn tevredenheid is opgelost. Daarin is zijn belang gelegen. Ook kan het belang van een klager gelegen zijn in het vorderen van schadevergoeding; in een procedure bij een klachtencommissie is dat niet mogelijk. Klager heeft zijn klacht tegen de behandelend arts tevens ingediend bij het RTG. Dit staat aan een gang naar de commissie niet in de weg; beide wegen kunnen bewandeld worden. De commissie kent geen onderscheid tussen een klacht gericht tegen een arts die als zorgverlener werkzaam is voor een ziekenhuis en een klacht gericht tegen een ziekenhuis als zodanig. Een klacht tegen een arts wordt gezien als een klacht gericht tegen het ziekenhuis (de zorgaanbieder). Klager is ontvankelijk in de klacht die hij heeft gericht tegen de behandelend arts van de zorgaanbieder. Dat de vorderingen van klager mogelijk niet kunnen worden toegewezen staat aan een inhoudelijke behandeling van het geschil niet in de weg.
Op grond van het voorgaande is de cliënt ontvankelijk in de klacht.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer prof. dr. T.W.J. Huizinga, de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 30 augustus 2024.