
Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Communicatie
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
488314/585597
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Deze uitspraak gaat over een cliënt met een verstandelijke beperking die begeleiding ontving bij het wonen (beschermd wonen). De cliënt was beloofd dat hij de huurovereenkomst op eigen naam kon voortzetten als zijn situatie verbeterde (de zogeheten omklapregeling). Toen het moment aanbrak, bleek de regeling echter vervallen en moest hij onverwacht verhuizen. De Geschillencommissie stelt vast dat de zorgaanbieder bij de cliënt verwachtingen heeft gewekt die niet zijn nagekomen, terwijl de cliënt aan alle voorwaarden had voldaan. Daarom oordeelt de commissie dat de zorgaanbieder de cliënt moet laten blijven wonen in zijn huidige woning door mee te werken aan een woningruil, zodat de huurovereenkomst op naam van de cliënt kan worden gezet.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)
en
RIBW (Regionale Instelling voor Beschermd en Begeleid Wonen) Kennemerland/ Amstelland en de Meerlanden, gevestigd te Haarlem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het niet nakomen van de afspraak op grond waarvan de cliënt de huur van de woning waar hij thans woont op grond van een begeleid wonen indicatie op eigen naam mag voortzetten.
Standpunt van de cliënt
De cliënt is verstandelijk beperkt en woont sinds 1 januari 2015 in een woning aan de [adres] in [woonplaats]. De cliënt had op dat moment een beschermd wonen indicatie van het CIZ. De begeleiding van de cliënt werd verleend door de zorgaanbieder. Afgesproken werd dat de cliënt in zijn woning kon blijven ook als sprake was van een verbetering van de zelfstandigheid van de cliënt en een verminderde vraag naar begeleiding. Voor die situatie bestond een zogeheten “omklapregeling”. Toen de situatie van de cliënt inderdaad verbeterde en hij van begeleid wonen naar beschut wonen (met minder begeleiding) ging heeft de cliënt zich in 2020 meteen gemeld voor de omklapregeling en verzocht de huurovereenkomst op eigen naam voort te mogen zetten. Door omstandigheden bij de woningbouwcorporatie (ziekte van een medewerker) is de aanvraag daar in 2021 niet verwerkt.
Op 1 januari 2021 is de indicatie Beschermd Wonen voor de cliënt gewijzigd in Beschut Wonen.
In juli 2022 heeft de cliënt navraag gedaan bij de zorgaanbieder naar de stand van zaken betreffende de omklapregeling. In september 2022 kreeg de cliënt van zijn zorg coördinator te horen dat de omklapregeling niet meer bestond en dat hij moest verhuizen. De cliënt was en is verbijsterd. Ten eerste omdat de afspraak die hem voor ogen was gehouden dat hij de huur van de woning in eigen beheer zou mogen voortzetten, niet werd nagekomen en ten tweede omdat hij twee jaar lang niet geïnformeerd is over een mogelijk einde van de regeling. De cliënt is en blijft verstandelijk beperkt en is niet in staat om te verhuizen naar een zelfstandig appartement in de wijk. De cliënt is 67 jaar en heeft allerlei gebreken onder meer ten gevolge van een ernstige brand in zijn arbeidssituatie in het verleden.
De cliënt is daardoor fysiek en mentaal getekend en voelt zich snel opgesloten en onveilig. In zijn huidige woning kan de cliënt goed uit de voeten, hij kent zijn omgeving en ervaart de veiligheid van bekenden in de buurt.
De angst en zorgen van een mogelijke verhuizing houden de cliënt wakker en doen suïcidale gedachten uit het verleden herleven. De cliënt heeft het gevoel dat hij wordt “gestraft” voor een verbetering van zijn zelfredzaamheid. De cliënt heeft zijn probleem en situatie voorgelegd aan Pré Wonen (de woningcorporatie) en uit dat gesprek bleek dat de cliënt wat hen betreft niet hoeft te verhuizen. De cliënt komt in aanmerking voor een Kans/PACT woning (een overgang van beschermd wonen naar beschermd thuis) met ambulante begeleiding. Wat de gemeente betreft mag die woning “geruild” worden met de woning waar hij nu woont. Op die manier blijft er toch een woning beschikbaar voor mensen met een begeleid of beschut wonen indicatie. De zorgaanbieder voelt daar echter niet voor.
De cliënt vraagt de commissie om de zorgaanbieder een nakoming van de gemaakte afspraken op te leggen zodat de cliënt in zijn woning kan blijven wonen.
Standpunt van de zorgaanbieder
De cliënt ontvangt zorg van de zorgaanbieder op basis van een indicatie voor beschut wonen. De woning waar de cliënt in [woonplaats] woont is geen eigendom van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder huurt de woning van [woningcorporatie]. Het verblijf in de woning is gekoppeld aan de zorgverlening door de zorgaanbieder. Dit is ook vastgelegd in de woonbegeleidingsovereenkomst en een bijbehorende huurovereenkomst. Indien de zorg door de zorgaanbieder eindigt betekent dit in beginsel dat het verblijf in de woning eindigt.
Destijds is met de cliënt afgesproken dat indien die situatie zich voor de cliënt voor zou doen, ingezet zou worden op het overnemen van de huur van de woning door de cliënt zelf waarmee de cliënt rechtsreeks van de woningcorporatie zou gaan huren. Dit was mogelijk op basis van de toen bestaande “omklapregeling”. In de loop van 2020 kwam de omklapregeling voor de cliënt in zicht doordat de cliënt vooruit was gegaan en in staat werd geacht zelfstandig met ambulante begeleiding te gaan wonen. De zorgaanbieder heeft toen contact gezocht met [woningcorporatie] om het overzetten van het huurcontract voor de cliënt te regelen. Hierop vooruitlopend is door de zorgaanbieder een aangepaste woonbegeleidingsovereenkomst met de cliënt gesloten waarin al was opgenomen dat de cliënt de woning rechtstreeks van [woningcorporatie] zou gaan huren.
De bij deze woonbegeleidingsovereenkomst behorende huurovereenkomst tussen [woningcorporatie] en de cliënt is echter nooit tot stand gekomen. De oorzaak hiervan is gelegen buiten de zorgaanbieder: [woningcorporatie] heeft de omklapregeling met ingang van 1 januari 2021 opgeschort. In september 2022 is uiteindelijk definitief duidelijk geworden dat het rechtstreeks huren via [woningcorporatie] voor de cliënt niet meer mogelijk was. Dit ligt in lijn met het landelijke beleid dat er voldoende beschermd wonen plekken beschikbaar moeten blijven voor mensen die die indicatie hebben. De woning waar de cliënt thans woont is gelegen in een complex dat de zorgaanbieder in zijn geheel huurt van [woningcorporatie]. Het gaat om een geclusterde woonvorm voor een specifieke doelgroep die [woningcorporatie] graag zo wil houden. De zorgaanbieder kan niet anders dan het besluit van [woningcorporatie] respecteren.
Slechts indien de cliënt zijn indicatie behoudt kan hij blijven wonen waar hij woont. De zorgaanbieder heeft verschillende alternatieve mogelijkheden voor de cliënt onderzocht maar die waren niet naar zijn wens of zijn nog niet voldoende passend gebleken.
De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt niet in zijn huidige woning kan blijven terwijl die indruk jaren geleden wel gewekt is. De communicatie over de omklapregeling en het einde daarvan had richting de cliënt beter gekund, daar is de zorgaanbieder zich van bewust en daar heeft hij de cliënt excuses voor aangeboden. Wat dit betreft zijn door de zorgaanbieder verbetermaatregelen genomen.
Beoordeling van het geschil
Vaststaat dat door de zorgaanbieder aan de cliënt een zelfstandig huurcontract in het vooruitzicht was gesteld bij een verbetering van zijn situatie, conform de toen geldende omklapregeling. Voorts staat vast dat het traject voor de aanvraag van dat zelfstandige huurcontract in 2020 is gestagneerd door omstandigheden buiten de cliënt gelegen. De vertraging heeft gelegen in de periode waarin de zorgaanbieder de aanvraag daartoe bij [woningcorporatie] had ingediend, mogelijk door langdurige ziekte van een medewerker. Ook staat voor de commissie vast dat de cliënt pas in september 2022 op de hoogte is gebracht van de omstandigheid dat het huurcontract niet kon worden omgezet.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder verwachtingen heeft gewekt bij de cliënt op grond waarvan hij ruim twee jaar lang in de veronderstelling heeft geleefd dat “alles in orde was” ten aanzien van de overgang van de huurovereenkomst. De cliënt had daartoe aan alle voorwaarden voldaan: zodra sprake was van een verbetering van zijn situatie heeft hij een overgang van de huurovereenkomst conform eerder gedane toezeggingen in gang gezet en de daartoe benodigde formulieren en aanvragen ingediend. De cliënt had van de zorgaanbieder al een aangepaste woonbegeleidingsovereenkomst ontvangen waarin was opgenomen dat de cliënt de woning zelfstandig zou gaan huren. De commissie is van oordeel dat de cliënt er daarmee vanuit mocht gaan dat, zodra zijn indicatie definitief zou worden gewijzigd, de huur van de woning op zijn naam zou worden overgeschreven.
De commissie begrijpt dat het mogelijk is dat regelingen veranderen waardoor eerdere afspraken in uitzonderlijke gevallen niet kunnen worden nagekomen.
Ter zitting is echter gebleken dat er voor de cliënt wel een mogelijkheid is om zijn woning te behouden middels een ruil van de Kans/PACT woning waarvoor hij in aanmerking komt met de woning waar hij nu woont. De cliëntvertrouwenspersoon heeft ter zitting naar voren gebracht dat de wijkteammanager van de gemeente die ruil goedkeurt maar de zorgaanbieder daar niet voor voelt.
Na deze verklaring heeft de voorzitter de zitting kort geschorst voor beraad. Na de schorsing en hervatting van de zitting heeft de zorgaanbieder toegelicht dat een Kans/PACT woning gelegen kan zijn in een geheel andere wijk in Haarlem of zelfs in een andere gemeente waarmee de zorgverlening voor mensen met een begeleid wonen indicatie in praktische zin bemoeilijkt wordt.
De cliëntvertrouwenspersoon heeft daartegen aangevoerd dat een verhuizing naar een woning in een andere wijk of zelfs een andere gemeente een enorme impact heeft op de cliënt. Zijn vertrouwde omgeving en zijn houvast zal hij in dat geval geheel kwijtraken. Dit geldt niet voor mensen die “nieuw” in een begeleid wonen traject komen en op een wachtlijst staan.
De commissie is van oordeel dat in dit specifieke individuele geval, waarin buiten de schuld van de cliënt van alles is misgegaan met toezeggingen, gewekte verwachtingen, communicatie en informatie ten aanzien van de overgang van het huurcontract, het belang van de cliënt zwaarder weegt dan dat van de zorgaanbieder. De commissie zal dan ook bepalen dat de zorgaanbieder dient mee te werken aan de ruil van de Kans/PACT woning die voor de cliënt beschikbaar komt met de woning waar de cliënt thans verblijft aan [adres] in [woonplaats] en met welke ruil de gemeente zich akkoord heeft verklaard. De commissie weegt daarbij mee dat de kans niet ondenkbeeldig is dat een ingrijpende verhuizing de cliënt terugwerpt in een fase van meer zorgbehoevendheid waarmee hij “terug is bij af”.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Omdat de klacht gegrond is zal de commissie bepalen dat het klachtengeld door de zorgaanbieder aan de cliënt dient te worden vergoed.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder dient mee te werken aan de ruil van de Kans/PACT woning zodra die voor de cliënt beschikbaar komt met de woning aan [adres] te [woonplaats], zodat de huurovereenkomst van laatstgenoemde woning op naam van de cliënt kan worden overgeschreven;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen, psychiater en de heer J. Zomerplaag, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 22 november 2024.