Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang
Categorie: woonplaatsbeginsel/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
241126/357666
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Niet in geschil is dat verweerder op grond van het op 1 januari 2022 gewijzigde woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet (inhoudelijk en financieel) verantwoordelijk is voor de jeugdige. Partijen verschillen van mening vanaf welke datum de jeugdige door de indiener dient te worden overgedragen aan verweerder. De Geschillencommissie Sociaal Domein: woonplaatsbeginsel en Toegang (hierna: de commissie) stelt vast dat partijen onderling niet tot overeenstemming zijn gekomen over een datum tot overdracht van de jeugdige. Gelet daarop is de commissie van oordeel dat moet worden teruggevallen op de datum dat het (gewijzigde) woonplaatsbeginsel van de Jeugdwet is ingetreden, te weten op 1 januari 2022. Vanaf die datum is verweerder immers wettelijk gezien verantwoordelijk voor de jeugdige. De indiener heeft in dit geval (coulance halve) verzocht aan de commissie te bepalen dat de overdracht van de jeugdige met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 dient plaats te vinden. De commissie zal dan ook conform dit verzoek beslissen.
Volledige uitspraak
Beoordeling
Inleiding
Door een wetswijziging zijn de criteria van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet vanaf 1 januari 2022 gewijzigd. Gemeenten moesten door deze wetswijziging elke casus van jeugdhulp herbeoordelen aan de hand van de nieuwe criteria en waar nodig jeugdigen overdragen naar de gemeente van herkomst.
Naar aanleiding van een dergelijke herbeoordeling van een casus heeft de indiener op 23 juni 2023 contact opgenomen met verweerder over het overdragen van een jeugdige. Niet in geschil is dat verweerder op grond van het (gewijzigde) woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor deze jeugdige. De jeugdige had namelijk haar woonadres in de gemeente van verweerder toen zij uit huis is geplaatst. Dit maakt verweerder de gemeente van herkomst en dus de gemeente die de (inhoudelijke en financiële) verantwoordelijkheid draagt voor de jeugdhulp die aan de jeugdige wordt geleverd. Tot op heden is de jeugdige echter nog niet overgedragen door de indiener aan verweerder. Partijen verschillen namelijk van mening vanaf welke datum de jeugdige dient te worden overgedragen aan verweerder.
De klacht van de indiener
De indiener stelt zich op het standpunt dat verweerder de jeugdige (met terugwerkende kracht) vanaf 1 januari 2023 over dient te nemen. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
Het is weliswaar de fout van de indiener dat zij er niet eerder achter is gekomen dat de jeugdige op grond van het (gewijzigde) woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet onder de verantwoordelijkheid van verweerder valt, maar zij is verweerder al tegemoet gekomen door coulance halve voor te stellen dat verweerder de jeugdige vanaf 1 januari 2023 overneemt in plaats van 1 januari 2022. De indiener heeft dit coulance voorstel gedaan, zodat verweerder het boekjaar niet hoeft open te breken. Dit is een redelijk voorstel aldus indiener nu verweerder formeel op grond van het (gewijzigde) woonplaatsbeginsel uit de Jeugdwet al vanaf 1 januari 2022 verantwoordelijk zou moeten zijn voor de jeugdige.
De reactie van verweerder
Verweerder stelt zich op het standpunt dat zij de jeugdige vanaf 1 juli 2023 dient over te nemen. Zij voert hiertoe, voor zover relevant, het volgende aan.
Verweerder heeft de wettelijke verplichting om de verantwoordelijkheid te nemen over de jeugdige en die verantwoordelijkheid neemt zij ook. Zij acht het redelijk en billijk als verweerder de financiële verantwoordelijkheid over deze jeugdige overneemt vanaf 1 juli 2023 en niet eerder. De indiener heeft namelijk pas op 23 juni 2023 contact opgenomen met verweerder over de jeugdige. Dit is erg laat. De afspraak was immers dat alle gemeenten eind 2021 hun dossiers op orde en inzichtelijk zouden hebben voor eventuele overdracht. Bijna anderhalf jaar later blijkt er toch een dossier te zijn dat overgedragen moet worden. De afspraak is dat de gemeenten er gezamenlijk uit dienen te komen hoever de financiële verantwoordelijkheid teruggaat. Dat is in dit geval niet gelukt.
Verweerder benadrukt dat zij met de informatie van de Regio Adviseur alle verlate dossiers in 2022 en 2023 op deze manier hebben behandeld. De gemeenten waar verweerder contact mee had vonden dit ook redelijk. Verweerder wil dan ook geen uitzondering maken voor de indiener.
De beoordeling van het geschil door de commissie
Met partijen is de commissie van mening dat de toepasselijke wetgeving geen bepaling kent die ziet op de onderhavige situatie waarin kosten met terugwerkende kracht voldaan dienen te worden vanwege een te late overdracht. De commissie verwijst naar hoofdstuk 10 van de Jeugdwet, waarin het overgangsrecht staat beschreven. Dit overgangsrecht ziet uitsluitend op de continuïteit van zorg en niet op de verdeling van de financiële verantwoordelijkheid. De voornoemde wetsartikelen zijn erop gericht de continuïteit van zorg te waarborgen ter voorkoming van een vacuüm in de hulpverlening.
In beginsel dienen partijen dan ook onderling afspraken te maken over de overdracht datum van een verlaat dossier. De commissie stelt vast dat partijen in dit geval niet onderling tot overeenstemming zijn gekomen over een datum tot overdracht van de jeugdige, ondanks het redelijke voorstel van de indiener. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat moet worden teruggevallen op de datum dat het (gewijzigde) woonplaatsbeginsel van de Jeugdwet is ingetreden, te weten op 1 januari 2022. Vanaf die datum is verweerder immers formeel op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk voor de jeugdige. Dat de gemeenten hebben afgesproken dat zij eind 2021 hun dossiers op orde hebben en dat verweerder vergelijkbare verlate dossiers op de door haar aangegeven manier behandeld maakt dit niet anders.
De indiener heeft in dit geval (coulance halve) de commissie verzocht te bepalen dat de overdracht van de jeugdige met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 dient plaats te vinden. De commissie zal dan ook conform dit verzoek beslissen.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de indiener gegrond,
– bepaalt dat verweerder financieel en inhoudelijk verantwoordelijk is voor de jeugdige met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 en dat de jeugdige per die datum dient te worden overgedragen aan verweerder.