Niet-ontvankelijkheid van klacht wegens ontbreken behandelrelatie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg    Categorie: (Niet) OntvankelijkheidBehandelingsovereenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverkaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 318759/488285

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg heeft een cliënt niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen een zorgaanbieder. De klacht betrof het handelen van een systeemtherapeut binnen een familietraject, waarbij de cliënt stelde dat de therapeut onprofessioneel en onzorgvuldig had gehandeld, waardoor familieverhoudingen verslechterden. De zorgaanbieder voerde aan dat de klacht niet ontvankelijk was, omdat de cliënt ook een procedure had lopen bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De commissie oordeelde echter dat beide procedures naast elkaar kunnen bestaan, omdat ze verschillende toetsingskaders hebben. De klacht werd op die grond niet afgewezen. De commissie oordeelde echter dat de cliënt geen zorgvrager was in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De therapeut had een behandelrelatie met een ander familielid, niet met de cliënt. Het feit dat de cliënt gesprekken voerde en facturen betaalde, leidde niet tot een behandelingsovereenkomst. Omdat de Wkkgz slechts klachten over zorgaanbieders jegens hun cliënten behandelt, was de commissie onbevoegd om de klacht inhoudelijk te beoordelen.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: de cliënt)

en

Lorentzhuis, gevestigd te Haarlem

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Onderwerp van geschil

Het geschil betreft de houding en de opstelling van de systeemtherapeut van de zorgaanbieder in een traject tot het herstel van de verhoudingen in de familie van klaagster. Klaagster verwijt de therapeut dat zij onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld waarmee de familieverhoudingen in plaats van verbeterd ernstiger verstoord zijn geraakt.

Standpunt van klaagster

De verhoudingen in de familie van klaagster zijn verstoord geraakt nadat de dochter van de broer van klaagster (het nichtje), de zoon van klaagster (de zoon) heeft beschuldigd van seksueel misbruik. De broer van klaagster heeft de systeemtherapeut (de therapeut) gevraagd de verhouding met zijn ouders (de grootouders) te herstellen. Omdat de grootouders van mening waren dat zij niet over en voor klaagster en haar gezin konden spreken hebben zij gevraagd of klaagster en haar partner in het traject betrokken konden worden. De broer heeft hiermee ingestemd. Klaagster heeft de uitnodiging en handreiking geaccepteerd. Klaagster en haar partner hebben meerdere gespreken gevoerd met de therapeut.

Er zou worden toegewerkt naar een gesprek met de zes volwassen betrokkenen; de broer en zijn partner, de grootouder en klaagster en haar partner. Dat gesprek heeft in mei 2023 plaatsgevonden en is volstrekt ontspoord. De familieverhoudingen zijn door toedoen van de therapeut niet verbeterd maar ernstiger verstoord geraakt.

Klaagster verwijt de therapeut het ontbreken van een behandelingsovereenkomst en een behandelplan. Het was klaagster volstrekt onduidelijk wat de opdracht van de therapeut was, wat ieders rol was en hoe het proces was ingericht. Klaagster is van mening dat de therapeut haar zorgplicht als hulpverlener niet is nagekomen. Zij heeft niet adequaat gehandeld en de belangen van klaagster, haar zoon en die van de familie van klaagster ernstig veronachtzaamd. Klaagster is dan ook van mening dat de therapeut is tekort geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De therapeut heeft haar fouten (gedeeltelijk) erkend, maar weigert die te herstellen. Hiermee is voor klaagster vast komen te staan dat sprake is van ernstige tekortkomingen.

Klaagster en haar familieleden hebben hiervan ernstig nadeel ondervonden en zowel materiële als immateriële schade geleden. De materiële schade bestaat uit de door de therapeut ten onrechte ingediende en door klaagster betaalde facturen, de kosten van advies en rechtsbijstand en gederfde inkomsten. Klaagster verlangt hiervoor een vergoeding van € 9.082,50. De immateriële schade bestaat uit het psychisch leed, de aantasting van de eer en goede naam en de onherstelbaar beschadigde familiebanden. Klaagster verzoekt de commissie hiervoor een bedrag naar redelijkheid toe te kennen.

Standpunt van de zorgaanbieder

De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. De zorgaanbieder verwijst hiervoor naar artikel 5 sub b. van het reglement waarin is neergelegd dat een klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard indien het een geschil betreft waarover klager bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt. Klaagster heeft tevens een procedure aanhangig gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De tuchtcolleges zijn onafhankelijke rechterlijke colleges, ingesteld krachtens de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.

Subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de commissie de behandeling van het geschil dient aan te houden in afwachting van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege. Het is de zorgaanbieder niet duidelijk waarom twee parallelle procedures worden gevoerd waarvan de toets dezelfde is.

Uiterst subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de therapeut met klaagster geen (behandelings)overeenkomst heeft gesloten zodat het geschil niet op basis van een (behandelings)overeenkomst kan worden beoordeeld, maar gekeken moet worden of de therapeut uit andere hoofde jegens klaagster aansprakelijk is voor de gevorderde schadevergoeding. De zorgaanbieder is van mening dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard omdat de therapeut binnen de grenzen van een bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

Oordeel van de commissie

Ontvankelijkheid

Gelijktijdige procedure bij het Regionaal Tuchtcollege

Aangezien de zorgaanbieder een ontvankelijkheidsverweer heeft gevoerd zal de commissie eerst daarop beslissen.

De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat klaagster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht omdat zij tevens een procedure aanhangig heeft gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege. De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat een tuchtcollege net als de civiele rechter een onafhankelijk rechterlijk college is in de zin van het reglement.

De bureaujuristen van de Geschillencommissie hebben op juiste gronden per email van 5 september 2024 aan partijen hebben bericht:

Wij willen u graag informeren over de rol van de Geschillencommissie in relatie tot het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Hoewel beide procedures kunnen voortvloeien uit hetzelfde feitencomplex, hebben zij elk een eigen doel en juridisch kader, waardoor zij naast elkaar kunnen bestaan zonder belemmering. Het Regionaal Tuchtcollege richt zich primair op het beoordelen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de zorgverlener. Deze procedure kan resulteren in tuchtrechtelijke maatregelen, zoals een waarschuwing, berisping of schorsing, indien wordt vastgesteld dat de zorgverlener in strijd heeft gehandeld met de professionele normen.

De Geschillencommissie beoordeelt of de zorgaanbieder binnen het zorgproces en in het kader van de behandelingsovereenkomst zorgvuldig heeft gehandeld en of er aanleiding is voor een financiële compensatie aan de cliënt, indien een schadevergoeding wordt gevorderd. De commissie velt (in beginsel) geen medisch oordeel over de inhoudelijke handelingen van de zorgverlener, maar richt zich op procedurele aspecten zoals communicatie, naleving van afspraken en de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Hoewel de uitkomsten van beide procedures dus betrekking kunnen hebben op hetzelfde feitencomplex, zijn de juridische kaders en mogelijke uitkomsten verschillend. De Geschillencommissie zal zich niet uitlaten over tuchtrechtelijke aspecten, omdat dit buiten haar bevoegdheid valt. Wat betreft uw verzoek om de behandeling van het geschil aan te houden in afwachting van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, merken wij op dat artikel 26 van het Reglement inderdaad de mogelijkheid kan bieden om de behandeling tijdelijk op te schorten. Indien de commissie van mening is dat dit noodzakelijk is voor een gedegen beoordeling, zal zij te zijner tijd hierover een besluit nemen. Gezien het bovenstaande is er geen reden om de klacht op voorhand te toetsen op de ontvankelijkheid.”

Hoewel het geschil in beide procedures zijn oorsprong heeft in hetzelfde feitencomplex, is het toetsingskader in beide procedures anders, hetgeen dan ook kan leiden tot een andere beslissing. Het toetsingskader in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege is de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en het Tuchtrechtbesluit BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beoordeelt of de therapeut zich heeft gehouden aan de beroepsnormen. Bij de Geschillencommissie wordt het toetsingskader bepaald door de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (de Wkkgz) en de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) aangaande de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Hierin is met name van belang of de zorgverlener heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener verwacht mag worden en of de zorgverlener al dan niet heeft voldaan aan de zorgplicht die voortvloeit uit de overeenkomst tussen de zorgverlener en de cliënt.

De gelijktijdigheid van de procedures staat aan de ontvankelijkheid van de klacht van klaagster niet in de weg.

Gelet op het voorgaande ziet de commissie evenmin aanleiding om de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomst in de RTG procedure.

Wie is de cliënt?

De broer van klaagster heeft de therapeut in oktober 2022 aangezocht en haar verzocht hem te helpen in het herstellen van de familieverhouding tot zijn ouders (de grootouders). In januari 2023 zijn klaagster en haar partner op verzoek van de grootouders, zo begrijpt de commissie, betrokken in het traject. Er zou worden toegewerkt naar een gesprek met de zes volwassenen: de broer van klaagster en zijn partner, de grootouders en klaagster en haar partner.

Klaagster verwijt (de therapeut van) de zorgaanbieder onder meer dat zij geen behandelingsovereenkomst of behandelplan heeft ontvangen.

De (therapeut van de) zorgaanbieder was ook niet gehouden om die op te maken of te verstrekken. De therapeut is immers een behandelingsovereenkomst aangegaan met de broer van klaagster, hij is haar cliënt. Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Op grond van Hoofdstuk 1 artikel 1 van de Begripsbepalingen van de Wkkgz is een cliënt een natuurlijk persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend. Tussen de zorgaanbieder en klaagster is geen behandelingsovereenkomst gesloten. Dat klaagster en haar partner bij de hulpvraag van de broer betrokken zijn en zij meerdere gesprekken met de therapeut hebben gevoerd maakt niet dat een behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen. Klaagster heeft ter zitting aangegeven dat zij zich figurant voelde in het gesprekstraject. Hiermee heeft zij de verhoudingen tussen partijen juist weer gegeven; de ‘hoofdpersoon’ in het traject is haar broer, de opdrachtgever. Hij is de cliënt in de zin van het reglement en de Wkkgz.

Klaagster heeft van (de therapeut van) de zorgaanbieder facturen ontvangen die zij heeft betaald. Ook dat maakt niet dat een behandelingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. De therapeut heeft klaagster ten onrechte facturen gestuurd, klaagster was niet haar cliënt of opdrachtgever. Klaagster heeft de facturen van de therapeut dan ook onverschuldigd betaald en (de therapeut van) de zorgaanbieder dient de betalingen te restitueren.

De commissie kan geen uitspraak doen over de klachten van klaagster aangezien klaagster geen partij was in de behandelingsovereenkomst waarop die klachten betrekking hebben.

Klaagster is dan ook niet ontvankelijk in haar klacht. Niet op grond van artikel 5 sub b. van het reglement zoals door de zorgaanbieder is aangevoerd, maar op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker , de heer mr. P.C. de Klerk , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 6 november 2024.