Klacht over systeemtherapeut niet-ontvankelijk wegens ontbrekende zorgrelatie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg    Categorie: (Niet) OntvankelijkheidBehandelingsovereenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: niet-ontvankelijkverkaring   Uitkomst: niet-ontvankelijk   Referentiecode: 397135/488286

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg heeft een cliënt niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht tegen een zorgaanbieder. De klacht had betrekking op de rol en houding van een systeemtherapeut binnen een familietraject, waarbij de cliënt stelde dat de therapeut niet neutraal en onafhankelijk was, onvoldoende aandacht had voor haar positie als grootouder en zich oncoöperatief opstelde in het klachtentraject. Daarnaast verlangde de cliënt rectificatie van een e-mail waarin de therapeut, naar haar mening, ongefundeerde aannames had vastgelegd. De zorgaanbieder voerde primair aan dat de klacht niet-ontvankelijk was, omdat de cliënt ook een procedure had lopen bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De commissie oordeelde echter dat beide procedures naast elkaar kunnen bestaan, omdat ze verschillende toetsingskaders hanteren. Dit vormde dus geen grond voor niet-ontvankelijkheid. De commissie stelde echter vast dat de cliënt geen zorgvrager was in de zin van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). De therapeut had een behandelrelatie met haar zoon en niet met haar. Hoewel de cliënt gesprekken had gevoerd met de therapeut en een deel van de facturen had betaald, ontstond hierdoor geen behandelingsovereenkomst. De commissie oordeelde dat de cliënt dus geen partij was bij de behandelovereenkomst en daarmee niet als cliënt in de zin van de Wkkgz kon worden beschouwd. Op grond van artikel 19 lid 1 Wkkgz verklaarde de commissie de cliënt niet-ontvankelijk in haar klacht.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Lorentzhuis, gevestigd te Haarlem
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de houding en de opstelling van de systeemtherapeut van de zorgaanbieder in een traject tot het herstellen van de verhoudingen binnen de familie van klaagster. Klaagster verwijt de therapeut dat zij niet neutraal en niet onafhankelijk heeft gehandeld en onvoldoende zorg en aandacht heeft gehad voor haar positie als grootouder. Voorts verwijt klaagster de therapeut een oncoöperatieve houding in het klachtentraject. De therapeut heeft haar medewerking in dat traject abrupt beëindigd.

Standpunt van klaagster

De verhoudingen in de familie van klaagster zijn verstoord geraakt nadat de dochter van de zoon van klaagster (de kleindochter), de zoon van de dochter van klaagster (de kleinzoon) heeft beschuldigd van seksueel misbruik. De zoon van klaagster heeft de systeemtherapeut (de therapeut) gevraagd de verhouding met zijn ouders (klaagster en haar partner; de grootouders) te herstellen. Ook de dochter van klaagster en haar partner zijn in dat traject betrokken
Er zou worden toegewerkt naar een gesprek met de zes volwassen betrokkenen; de zoon en dochter en hun partners en klaagster en haar partner (de grootouders).

Dat gesprek heeft in mei 2023 plaatsgevonden en is volstrekt ontspoord. De familieverhoudingen zijn door toedoen van de therapeut niet verbeterd maar ernstiger verstoord geraakt.

Klaagster verwijt de therapeut dat zij niet neutraal en niet onafhankelijk was en dat zij onvoldoende zorg en aandacht had voor klaagster en haar partner en hun positie als grootouders. De door de therapeut aangerichte schade is groot, niet alleen psychisch en emotioneel maar ook in sociaal opzicht door de insinuaties en ongefundeerde oordelen en aannames die de therapeut heeft opgetekend in een e-mail over klaagster, haar dochter en haar gezin. Via de klachtenfunctionaris heeft klaagster haar klachten kenbaar gemaakt. De therapeut heeft die klachten deels erkend maar de schade niet hersteld. Er zou een extern deskundige worden ingeschakeld om de gesprekken weer op gang te brengen. Vlak voor de definitieve keuze voor deze deskundige heeft de therapeut zich echter abrupt teruggetrokken omdat zij de daaraan verbonden kosten niet wilde dragen. Het leed en de stress die klaagster en haar partner als gevolg van de houding van de therapeut hebben ervaren komt boven op het leed en het verdriet dat zij als (groot)ouders hadden en hebben door de breuk in hun familie.

Klaagster vraagt een oordeel van de commissie over de handelwijze van de therapeut en verzoekt de commissie de therapeut op te dragen haar e-mail te rectificeren en de door haar gemaakte fouten te herstellen door onder meer het in het klachtentraject voorgestelde gesprek onder leiding van een externe deskundige te faciliteren.

Standpunt van de zorgaanbieder

De zorgaanbieder stelt zich primair op het standpunt dat klaagster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht. De zorgaanbieder verwijst hiervoor naar artikel 5 sub b. van het reglement waarin is neergelegd dat een klager niet ontvankelijk dient te worden verklaard indien het een geschil betreft waarover klager bij de rechter een procedure aanhangig heeft gemaakt. Klaagster heeft tevens een procedure aanhangig gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De tuchtcolleges zijn onafhankelijke rechterlijke colleges, ingesteld krachtens de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg.

Subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de commissie de behandeling van het geschil dient aan te houden in afwachting van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege. Het is de zorgaanbieder niet duidelijk waarom twee parallelle procedures worden gevoerd waarvan de toets dezelfde is.

Uiterst subsidiair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de therapeut met klaagster geen (behandelings)overeenkomst heeft gesloten zodat het geschil niet op basis van een (behandelings)overeenkomst kan worden beoordeeld, maar gekeken moet worden of de therapeut uit andere hoofde jegens klaagster aansprakelijk is. De zorgaanbieder is van mening dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard omdat de therapeut binnen de grenzen van een bekwame beroepsuitoefening is gebleven.

Oordeel van de commissie

Ontvankelijkheid
Gelijktijdige procedure bij het Regionaal Tuchtcollege
Aangezien de zorgaanbieder een ontvankelijkheidsverweer heeft gevoerd zal de commissie eerst daarop beslissen.
De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat klaagster niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar klacht omdat zij tevens een procedure aanhangig heeft gemaakt bij het Regionaal Tuchtcollege. De zorgaanbieder heeft naar voren gebracht dat een tuchtcollege net als de civiele rechter een onafhankelijk rechterlijk college is in de zin van het reglement.
De bureaujuristen van de Geschillencommissie hebben op juiste gronden per email van 5 september 2024 aan partijen hebben bericht:

“Wij willen u graag informeren over de rol van de Geschillencommissie in relatie tot het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. Hoewel beide procedures kunnen voortvloeien uit hetzelfde feitencomplex, hebben zij elk een eigen doel en juridisch kader, waardoor zij naast elkaar kunnen bestaan zonder belemmering.
Het Regionaal Tuchtcollege richt zich primair op het beoordelen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de zorgverlener. Deze procedure kan resulteren in tuchtrechtelijke maatregelen, zoals een waarschuwing, berisping of schorsing, indien wordt vastgesteld dat de zorgverlener in strijd heeft gehandeld met de professionele normen.
De Geschillencommissie beoordeelt of de zorgaanbieder binnen het zorgproces en in het kader van de behandelingsovereenkomst zorgvuldig heeft gehandeld en of er aanleiding is voor een financiële compensatie aan de cliënt, indien een schadevergoeding wordt gevorderd. De commissie velt (in beginsel) geen medisch oordeel over de inhoudelijke handelingen van de zorgverlener, maar richt zich op procedurele aspecten zoals communicatie, naleving van afspraken en de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. Hoewel de uitkomsten van beide procedures dus betrekking kunnen hebben op hetzelfde feitencomplex, zijn de juridische kaders en mogelijke uitkomsten verschillend. De Geschillencommissie zal zich niet uitlaten over tuchtrechtelijke aspecten, omdat dit buiten haar bevoegdheid valt. Wat betreft uw verzoek om de behandeling van het geschil aan te houden in afwachting van de uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege, merken wij op dat artikel 26 van het Reglement inderdaad de mogelijkheid kan bieden om de behandeling tijdelijk op te schorten. Indien de commissie van mening is dat dit noodzakelijk is voor een gedegen beoordeling, zal zij te zijner tijd hierover een besluit nemen. Gezien het bovenstaande is er geen reden om de klacht op voorhand te toetsen op de ontvankelijkheid.”

Hoewel het geschil in beide procedures zijn oorsprong heeft in hetzelfde feitencomplex, is het toetsingskader in beide procedures anders, hetgeen dan ook kan leiden tot een andere beslissing. Het toetsingskader in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege is de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) en het Tuchtrechtbesluit BIG. Het Regionaal Tuchtcollege beoordeelt of de therapeut zich heeft gehouden aan de beroepsnormen. Bij de Geschillencommissie wordt het toetsingskader bepaald door de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (de Wkkgz) en de bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek (BW) aangaande de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Hierin is met name van belang of de zorgverlener heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener verwacht mag worden en of de zorgverlener al dan niet heeft voldaan aan de zorgplicht die voortvloeit uit de overeenkomst tussen de zorgverlener en de cliënt.
De gelijktijdigheid van de procedures staat aan de ontvankelijkheid van de klacht van klaagster niet in de weg.

Gelet op het voorgaande ziet de commissie evenmin aanleiding om de procedure aan te houden in afwachting van de uitkomst in de RTG procedure.

Wie is de cliënt?
De zoon van klaagster heeft de therapeut in oktober 2022 aangezocht en haar verzocht hem te helpen in het herstellen van de familieverhouding tot zijn ouders (klaagster en haar partner; de grootouders). Ook de dochter van klaagster en haar partner zijn betrokken in het traject. Er zou worden toegewerkt naar een gesprek met de zes volwassenen: de zoon en dochter en hun partners en klaagster en haar partner (de grootouders).
Klaagster verwijt de therapeut onder meer dat zij niet neutraal en niet onafhankelijk was en dat zij onvoldoende zorg en aandacht had voor klaagster en haar partner en hun positie als grootouders.

Op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz heeft de commissie tot taak geschillen over gedragingen van een zorgaanbieder jegens een cliënt in het kader van de zorgverlening te beslechten. Op grond van Hoofdstuk 1 artikel 1 van de Begripsbepalingen van de Wkkgz is een cliënt een natuurlijk persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend.
De (therapeut van de) zorgaanbieder is een behandelingsovereenkomst aangegaan met de zoon van klaagster, hij is de cliënt. Tussen de zorgaanbieder en klaagster is geen behandelingsovereenkomst gesloten. Dat klaagster en haar partner bij de hulpvraag van hun zoon betrokken zijn en zij meerdere gesprekken met de therapeut hebben gevoerd maakt niet dat een behandelingsovereenkomst tot stand is gekomen.
Klaagster heeft ter zitting toegelicht dat zij in overleg met de therapeut een (groot) deel van de facturen van het gesprekstraject heeft betaald. Klaagster heeft ermee ingestemd dat de therapeut die facturen aan haar zou sturen om zoveel mogelijk bij te dragen aan een contactherstel binnen de familie.
Ook dat maakt niet dat een behandelingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Hoewel tussen partijen is afgesproken dat klaagster een deel van de facturen van de therapeut zou betalen, is klaagster daarmee niet de cliënt van (de therapeut van) de zorgaanbieder geworden. De zoon van klaagster was en bleef de cliënt en de opdrachtgever van (de therapeut van) de zorgaanbieder. Hij is de cliënt in de zin van het reglement en de Wkkgz.

De commissie kan geen uitspraak doen over de klachten van klaagster aangezien klaagster geen partij was in de behandelingsovereenkomst waarop die klachten betrekking hebben.
Klaagster is dan ook niet ontvankelijk in haar klacht. Niet op grond van artikel 5 sub b. van het reglement zoals door de zorgaanbieder is aangevoerd, maar op grond van artikel 19 lid 1 van de Wkkgz.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de klacht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg, bestaande uit mevrouw
mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker , de heer mr. P.C. de Klerk , leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 6 november 2024.