Gemeente waar jeugdige stond geregistreerd vóór aanvang zorg, verantwoordelijk voor zorg.

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang    Categorie: kosten/ zorgverlening    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 243647/280216

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Gemeente [naam verzoeker] wil een jeugdige overdragen aan de gemeente [naam verweerder]. Gemeente [naam verweerder] is van mening dat zij niet voor de zorg van de jeugdige verantwoordelijk zijn. Naar het oordeel van de commissie is gemeente [naam verweerder] niet de gemeente waar de jeugdige stond geregistreerd vóórdat de zorg is aangevangen. De klacht is dan ook ongegrond.

Volledige uitspraak

Samenvatting

Gemeente [naam verzoeker] wil een jeugdige overdragen aan de gemeente [naam verweerder]. Gemeente [naam verweerder] is van mening dat zij niet voor de zorg van de jeugdige verantwoordelijk zijn. Naar het oordeel van de commissie is gemeente [naam verweerder] niet de gemeente waar de jeugdige stond geregistreerd vóórdat de zorg is aangevangen. De klacht is dan ook ongegrond.

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De verzoeker heeft de klacht voorgelegd aan verweerder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024 te Utrecht. Beide partijen waren via ZOOM ter zitting aanwezig.

De verzoeker werd vertegenwoordigd door mevrouw [naam] en mevrouw [naam]. Namens de verweerder waren mevrouw [naam] en de heer [naam] aanwezig.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling

Standpunt verzoeker

De gemeente [naam verzoeker] (verzoeker) is sinds oktober 2021 bezig om een jeugdige over te dragen, maar gemeente [naam verweerder] wil de jeugdige niet overnemen. De verzoeker heeft de kosten van 2022 en 2023 betaald omdat hij wil voorkomen dat de zorgaanbieder door het geschil gedupeerd wordt. Het contact met de verweerder heeft niet tot het gewenste resultaat geleid.

Standpunt verweerder

[Naam verweerder] wijst een andere gemeente [naam] aan als de verantwoordelijke gemeente. De jeugdige is op 27 februari 2009 in pleegzorg gegaan. Op dat moment stond de jeugdige ingeschreven in de BRP van de gemeente [naam]. De jeugdige woonde op dat moment bij moeder en is vanuit dat adres in pleegzorg gegaan, wat jeugdhulp met verblijf is. De jeugdige is niet tussentijds vanuit pleegzorg naar huis teruggekeerd. Vanaf 2009 is dan ook sprake van jeugdhulp met verblijf zonder tussentijdse beëindiging. De moeder van de jeugdige heeft de jeugdige op 18 mei 2009 ingeschreven in de gemeente [naam]. Per 1 januari 2019 is gemeente [naam] opgeheven vanwege een gemeentelijke herindeling en is dit opgegaan in de gemeente [naam verweerder]. Doordat de jeugdhulp met verblijf is aangevangen in 2009, heeft de inschrijving van de jeugdige bij verweerder geen betekenis in de zin van het woonplaatsbeginsel.

Beoordeling door de commissie

Bevoegdheid

Op grond van het reglement is de commissie bevoegd een geschil te behandelen, indien en voor zover partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen. Hieruit volgt dat de commissie geen uitspraak kan doen over gemeenten die niet als procespartij bij het geschil zijn betrokken. De commissie doet slechts uitspraak over het haar voorgelegde geschil.

Oordeel commissie

Naar het oordeel van de commissie is niet gebleken dat de verweerder op grond van het woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de kosten van de pleegzorg. Conform het woonplaatsbeginsel in artikel 1.1 van de Jeugdwet is de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaand aan de jeugdhulp stond geregistreerd in het BRP, verantwoordelijk voor de jeugdhulp en de financiering daarvan. Uit de stukken is gebleken dat dit niet de verweerder betreft. Ter zitting heeft de verzoeker dit ook erkend. De klacht is dan ook ongegrond.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond.

Het door de verzoeker verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer A. Opstelten, de heer mr. dr. B. Wallage, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 15 juli 2024.