Commissie: Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang
Categorie: kosten/ zorgverlening
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
257588/365753
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Gemeente A (verzoeker) heeft een jeugdige te laat voor overdracht aangemeld bij gemeente (verweerder) B. Gemeente B wil de financiële verantwoordelijkheid voor deze jeugdige niet op zich nemen, nu dit op nalatigheid van gemeente A berust. Partijen vragen de commissie hierover uitspraak te doen nu de wet hierover geen duidelijkheid schept. Naar het oordeel van de commissie ziet het overgangsrecht van de Jeugdwet slechts op de continuïteit van zorg en niet op de financiële verantwoordelijkheid. Daarom wordt aan het woonplaatsbeginsel getoetst en is gemeente B financieel verantwoordelijk voor de kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2022. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Samenvatting
Gemeente [naam verzoeker](verzoeker) heeft een jeugdige te laat voor overdracht aangemeld bij gemeente [naam verweerder] (verweerder). Gemeente [naam verweerder] wil de financiële verantwoordelijkheid voor deze jeugdige niet op zich nemen, nu dit op nalatigheid van gemeente [naam verzoeker] berust. Partijen vragen de commissie hierover uitspraak te doen nu de wet hierover geen duidelijkheid schept. Naar het oordeel van de commissie ziet het overgangsrecht van de Jeugdwet slechts op de continuïteit van zorg en niet op de financiële verantwoordelijkheid. Daarom wordt aan het woonplaatsbeginsel getoetst en is gemeente [naam verweerder] financieel verantwoordelijk voor de kosten die zijn gemaakt vanaf 1 januari 2022. De klacht is gegrond.
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De verzoeker heeft de klacht voorgelegd aan verweerder.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2024 te Utrecht. Beide partijen waren via ZOOM aanwezig bij de zitting.
Namens de verzoeker zijn mevrouw [naam] en mevrouw [naam] ter zitting verschenen. Namens de verweerder waren mevrouw [naam] en mevrouw [naam] ter zitting aanwezig.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Standpunt verzoeker
Door onduidelijke omstandigheden is een jeugdige niet tijdig overgedragen door de gemeente [naam verzoeker] aan gemeente [naam verweerder] via de transporttool. De jeugdige is in 2014 uit huis in pleegzorg in [naam verzoeker] geplaatst. Voorafgaand aan de pleegzorg stond de jeugdige met beide ouders ingeschreven in het BRP van [naam verweerder]. Sinds 1 januari 2017 is de pleegzorg en overige jeugdhulp door de gemeente [naam verzoeker] gefinancierd (conform het toen geldende woonplaatsbeginsel). Op 1 januari 2022 is door het nieuwe woonplaatsbeginsel gemeente [naam verweerder] weer (financieel) verantwoordelijk geworden voor de jeugdhulp. De jeugdige is inmiddels volwassen en de pleegzorg is beëindigd. De landelijke projectgroep Implementatie Woonplaatsbeginsel Jeugd heeft de implementatie van de wetswijziging ondersteund. Echter is niet aangegeven op welke wijze kosten verrekend dienen te worden als een overdracht te laat is gedaan. De gemeente [naam verweerder] ontkent de verantwoordelijkheid conform het woonplaatsbeginsel niet, maar wil de door gemeente [naam verzoeker] gemaakte kosten voor pleegzorg niet vergoeden.
Standpunt verweerder
Het is niet alle gemeenten gelukt om per 1 januari 2022 alle jeugdigen over te dragen naar de juiste gemeente. Om te voorkomen dat financieel administratieve problemen ontstaan rondom de zorg voor jeugdigen, zijn de VNG en het Rijk een aangepaste werkwijze overeengekomen over de overdracht van administratief verhuizende jeugdigen, vastgelegd in een factsheet van het ketenbureau. Gemeente [naam verzoeker] heeft vier cliënten in 2023 te laat aan gemeente [naam verweerder] overgedragen. Hiervoor is een vergoeding voor reeds gemaakte zorgkosten aan gemeente [naam verzoeker] overgemaakt. Het afdelingshoofd Jeugd & Minima heeft destijds bij de gemeente [naam verzoeker] nagevraagd waarom er nog jeugdigen werden overgedragen en toen is afgesproken dat de gemeente [naam verweerder] bij een volgende casus niet voornemens is dit weer te accepteren. Desondanks zijn er weer jeugdigen aangemeld die niet overgedragen zijn voor 1 november 2021. Omdat de jeugdige in deze zaak ruim na deze datum bij de verweerder is aangemeld, blijft de gemeente [naam verweerder] bij het standpunt om deze zorg niet te bekostigen. Dat de gemeente [naam verweerder] nu alsnog met de financiële verantwoordelijkheid voor een jeugdige wordt geconfronteerd leidt tot een belasting van de gemeentelijke financiële middelen. Van de compensatieregeling kan ondertussen ook geen gebruik meer worden gemaakt.
Omvang geschil
Het geschil ziet op de kosten die voor de betreffende jeugdige zijn gemaakt in de periode vanaf 1 januari 2022. In 2023 hebben partijen contact met elkaar gehad over de overdracht van diverse jeugdigen die door de indiener te laat zijn aangemeld. Gemeente [naam verzoeker] en een teamleider van gemeente [naam verweerder] hebben hierover telefonisch contact gehad. Gemeente [naam verweerder] heeft drie jeugdigen van gemeente [naam verzoeker] overgenomen. Over de afspraken tussen partijen ten aanzien van eventuele toekomstige gevallen die de indiener nog zou aanmelden bij gemeente [naam verweerder], lopen de lezingen van de partijen uiteen. Voor de commissie is niet vast te stellen wat partijen toentertijd met elkaar hebben afgesproken ten aanzien van eventuele andere toekomstige jeugdigen, mede omdat de betreffende teamleider niet meer werkzaam is bij gemeente [naam verweerder]. Partijen hebben geen schriftelijke afspraken overlegd. Het is voor partijen niet duidelijk wie de financiële verantwoordelijkheid draagt in het onderhavige geschil. Nu de wetgever hierover geen duidelijkheid heeft geschept, verzoeken partijen de commissie hierover uitspraak te doen.
Oordeel commissie
Met partijen is de commissie van mening dat de toepasselijke wetgeving geen bepaling kent die ziet op de onderhavige situatie waarin kosten met terugwerkende kracht voldaan dienen te worden vanwege een te late overdracht. De commissie verwijst naar artikel 10.0 e.v. van de Jeugdwet, waarin het overgangsrecht staat beschreven. Dit overgangsrecht ziet uitsluitend op de continuïteit van zorg en niet op de verdeling van de financiële verantwoordelijkheid. De voornoemde wetsartikelen zijn erop gericht de continuïteit van zorg te waarborgen ter voorkoming van een vacuüm in de hulpverlening. Nu de wetgever geen specifieke bepalingen heeft opgenomen ten aanzien van de financiële verantwoordelijkheid, dient aan de hand van het woonplaatsbeginsel te worden getoetst welke gemeente de financiële verantwoordelijkheid draagt. Niet tussen partijen in het geding is dat de verantwoordelijkheid conform het woonplaatsbeginsel is gelegen bij gemeente [naam verweerder]. Voorafgaand aan de hulpverlening stonden beide jeugdigen immers ingeschreven in het BRP van gemeente [naam verweerder]. Hieruit volgt dat de gemeente [naam verweerder] vanaf 1 januari 2022 de kosten dient te dragen voor de hulpverlening. De commissie zal bij de beoordeling van dit geschil deze lijn dan ook toepassen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de indiener/verzoeker gegrond;
– bepaalt dat de verweerder financieel verantwoordelijk is voor de kosten van de hulpverlening die vanaf 1 januari 2022 zijn gemaakt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Sociaal Domein: Woonplaatsbeginsel en Toegang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer A. Opstelten, de heer mr. dr. B. Wallage, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 15 juli 2024.