Zorgaanbieder was voorzichtig, maar niet onzorgvuldig, in behandeling van kwetsbare cliënt

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Vrijgevestigde GGZ Praktijken    Categorie: Zorgvuldigheid    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 123813

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat de therapie onjuist was en er onvoldoende voortgang was. Mede daardoor eindigde de behandeling met een crisis-opname. De zorgaanbieder heeft een andere mening en betwist de cliënt onvoldoende handvatten te hebben aangedragen om op een veilige manier te praten over het seksueel misbruik. De voortgang werd ook steeds geëvalueerd. De crisisopname is niet veroorzaakt door de behandeling. Volgens de commissie is de zorgaanbieder voorzichtig geweest in de behandeling van een kwetsbare cliënt, niet onzorgvuldig. Dat door het handelen van de zorgaanbieder de psychose is veroorzaakt, heeft de cliënt niet aannemelijk gemaakt.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Client], wonende te [woonplaats] en [zorgaanbieder], gevestigd te [woonplaats].

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 27 juni 2019 te Amsterdam. Verschenen zijn de cliënt en

[naam], zuster van de cliënt. Tevens is de zorgaanbieder verschenen en zijn gemachtigde [naam] van KBS Advocaten.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de door de zorgaanbieder aan de cliënt gegeven behandeling.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken. Het standpunt van de cliënt luidt samengevat en in de kern als volgt. 

De cliënt heeft ruim twee jaar therapie (eind 2013 tot eind 2015) gehad bij de zorgaanbieder. Hij is echter geen stap verder gekomen. Na twintig jaar had de cliënt eindelijk de stap gezet om een psychotherapeut te bezoeken vanwege het langdurig seksueel misbruik dat in zijn jeugd heeft plaatsgevonden. De zorgaanbieder luisterde wel, maar heeft de cliënt geen concrete handvatten geboden teneinde om te kunnen gaan met deze problematiek en hoe hiermee naar buiten te treden.

De zorgaanbieder heeft geen behandelplan opgesteld of een schema voor therapie. Achteraf was het beter geweest wanneer de zorgaanbieder de cliënt had doorverwezen naar een behandelaar met meer expertise op dit gebied. Toen de vader van de cliënt ook nog ernstig ziek werd, werd het nog moeilijker voor de cliënt om het misbruik te vertellen. Hij heeft dat uiteindelijk wel gedaan en zijn familie reageerde geschokt en afwijzend. De gesprekken met de zorgaanbieder liepen gewoon door, maar de cliënt werd ook toen onvoldoende gesteund en begeleid. Mede door de medicatie die de zorgaanbieder naderhand voorschreef, is de cliënt zeer verward geraakt en raakte hij in een psychose. Op een gegeven moment ontstond in de praktijk van de zorgaanbieder een heftige woordenwisseling tussen de cliënt en zijn vader, hetgeen ook door de inmenging van de zorgaanbieder voor de cliënt zeer verwarrend was. Na de komst van de politie en de spoeddienst van de GGZ is de cliënt opgenomen. Door het overlijden daarna van zijn vader en omdat de cliënt van hem geen afscheid heeft kunnen nemen, kreeg de cliënt een tweede traumatische ervaring erbij, waarvoor hij tot op heden elders in therapie is.

De zorgaanbieder heeft na de opname nooit meer contact gezocht om te vragen hoe het gaat. Tijdens de opname in de crisisopvang heeft de zorgaanbieder wel contact gezocht met de cliënt in verband met door de zorgverzekering gestelde vragen in verband met een rekening.

Na een langdurig herstel en de moed om ook aangifte te doen bij de zedenpolitie kwam de cliënt er tot zijn verbazing achter dat de zorgaanbieder geen enkel dossier of behandelplan had bijgehouden betreffende de cliënt.

Dit alles maakt dat de cliënt deze klacht heeft ingediend. In zijn ogen is de zorgaanbieder nalatig en onvoldoende professioneel en onvoldoende empathisch. Mede daardoor is de duur van de behandeling toegenomen en werd de behandeling beëindigd met een crisis-opname, die mogelijk niet nodig was geweest of waarvan het herstel minder lang had hoeven duren. Bovendien is daardoor de periode van lijden onder de gevolgen van de oorzaak waarvoor therapie werd gezocht onnodig verlengd. De psychotherapie heeft niet gebracht wat de cliënt er redelijkerwijs van mocht verwachten.

De cliënt heeft in eerste instantie een klacht bij de Landelijke vereniging van vrijgevestigde psychologen en psychotherapeuten (hierna: de LVVP) ingediend, waarop de zorgaanbieder heeft gereageerd. Bij brief van 28 december 2018 heeft de cliënt de LVVP onder meer bericht dat hij afziet van verdere bemiddeling en dat hij zijn resterende klachtenpunten wil voorleggen aan de commissie.

De cliënt verlangt een vergoeding van de door hem geleden/te lijden schade ten bedrage van € 9587,–. Ter toelichting hierop heeft de cliënt naar voren gebracht dat hij niet zijn gehele schade op de zorgaanbieder wenst te verhalen. De wel op hem te verhalen schade bestaat uit de volgende componenten:

  • 56 contactmomenten x € 70,– per uur € 3.920,–
  • 1/3 kosten extra therapie € 1.233,–
  • ¼ reiskosten €  400,–
  • Immateriële/psychische schade € 5.000,–

Dit bedraagt in totaal € 10.653,–, minus 10%, is dat € 9.587,– aan resterende schade.

Ter zitting heeft de cliënt opgemerkt dat hij de procedure heeft doorlopen zoals die op internet staat en dat de LVVP hem heeft doorverwezen naar de commissie. De seksueel-misbruik zaak ligt nu bij justitie en de cliënt ontvangt inmiddels elders goede therapie, waarbij hem de verschillen in vergelijking met de eerdere therapie opvallen. Door het merkwaardige gesprek dat de zorgaanbieder had met hem en zijn vader is het hele gezin uit elkaar gevallen. Alles is geëscaleerd. De zorgaanbieder heeft met goede intenties gehandeld. Maar waarom niemand erbij gehaald of de huisarts niet geïnformeerd? Ter zitting heeft de zus van de cliënt nog opgemerkt dat het dossier van de zorgaanbieder niet leesbaar is en dat zij zich afvraagt waarom zij niet eerder bij de behandeling betrokken is. Zij is casemanager GGZ. Zij mist motiverende gespreksvoering om haar erbij te betrekken. Het valt haar op dat in het dossier rare opmerkingen staan. In het dossier valt voorts niets te lezen over contacten met de GGZ en over de intervisie.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken, met name het verweer van 11 juni 2019 van de gemachtigde van de zorgaanbieder. Het standpunt van de zorgaanbieder luidt samengevat en in de kern als volgt. 

Primair stelt de zorgaanbieder zich op het standpunt dat de cliënt niet kan worden ontvangen in zijn klacht. De cliënt heeft de klacht niet eerst met de zorgaanbieder besproken, maar heeft zijn klacht direct ingediend bij de LVVP. Niet is gebleken dat van de cliënt niet kon worden verlangd dat hij zijn klacht eerst met de zorgaanbieder besprak. De cliënt dient dan ook ex artikel 6 lid 1 onder a van het reglement niet-ontvankelijk te worden verklaard.

De zorgaanbieder betreurt het dat de cliënt niet tevreden is over zijn zorgverlening aan hem, maar meent dat hij niet onzorgvuldig respectievelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De zorgaanbieder gaat op de verschillende klachtonderdelen van de cliënt als volgt in.

Behandelplan
De zorgaanbieder betwist dat er geen behandelplan was. Het behandelplan is opgetekend in het intakeverslag. Dit wordt altijd mondeling besproken door de zorgaanbieder. De behandeldoelen zijn ook meermaals gedurende de behandeling aan de orde geweest. Er bestaat geen wettelijke verplichting bij een ambulante vrijwillige behandeling een fysiek behandelplan te laten ondertekenen. 

Dossierplicht
De zorgaanbieder heeft een dossier bijgehouden met betrekking tot de behandeling van de cliënt en heeft derhalve voldaan aan de dossierplicht die op hem als behandelaar rust. Zijn dossier is zeer uitgebreid en leesbaar. Als bijlage bij het verweerschrift heeft de zorgaanbieder een afschrift van het dossier overgelegd. Er rust op hem geen wettelijke verplichting een digitaal dossier bij te houden. 

Behandeling
De informatie waar de cliënt naar verwijst, de website van Psychologenpraktijk AGO te Rijswijk, is niet van toepassing op de behandeling en behandelwijze van de zorgaanbieder in zijn eigen praktijk.

Wel wordt na de intake middels een intervisiebespreking met collega’s van andere praktijken de indicatie van de behandeling besproken. Dit is ook in het geval van de cliënt zo gedaan. De zorgaanbieder betwist dat hij de cliënt onvoldoende handvatten heeft aangedragen om op een veilige manier te praten over het seksueel misbruik. Allereerst was in onderling overleg als doelstelling geformuleerd dat de cliënt meer zelfvertrouwen moest ontwikkelen en beter in staat moest gaan zijn om beslissingen te nemen zonder goedkeuring van zijn ouders. Op verschillende momenten in de therapie is stil gestaan bij de mogelijkheid om met zijn ouders te praten over het seksueel misbruik en de daarop te verwachten reactie(s) van de ouders. De behandeling en de voortgang werd voorts permanent geëvalueerd. Bij aanvang van elke sessie is geïnformeerd naar de voortgang en naar de op dat moment bestaande gemoedstoestand van de cliënt. Regelmatig werd besproken in hoeverre de doelstelling werd bereikt en hoe verder te gaan. De zorgaanbieder stemt de behandeling altijd af op de voortgang van de individuele patiënt. Bij aanvang van de behandeling stond overigens al vast dat het een langdurig traject zou worden, ook volgens de verwijzende huisarts.

Decompensatie en opname d.d. 22 december 2015

De zorgaanbieder betwist de stelling van de cliënt dat zijn psychische decompensatie een resultante is van de behandeling. In de weken voorafgaande aan de decompensatie speelden er een aantal stress veroorzakende factoren, waarin voldoende verklaring kan worden gevonden voor de escalatie van zijn verwardheid. Die stressoren vormden ook de aanleiding om de cliënt in november 2015 rustgevende medicatie voor te schrijven. Alprazolam werkt rustgevend en vermindert angstgevoelens. Het is dus zeer onwaarschijnlijk dat de cliënt door deze medicatie is gedecompenseerd en psychotisch is geworden. De stelling van de cliënt is dat opname voorkomen had kunnen worden door het inschakelen van een steunnetwerk. De zorgaanbieder betwist dat hij daarop onvoldoende heeft ingezet. Uit de gespreksverslagen komt naar voren dat de zorgaanbieder vaak en veel aandacht heeft besteed aan het verbeteren van het sociale steunnetwerk van de cliënt. Ook op 22 december 2015  heeft de zorgaanbieder juist getracht het steunnetwerk van de cliënt in te zetten. Hij heeft de cliënt op diens verzoek op die dag naar het huis van zijn vriendin [naam] willen brengen en, toen zij niet thuis was, naar de oom van de cliënt. Onderweg raakte de cliënt in paniek en wilde hij terug naar het hotel. Toen een noodsituatie ontstond, de cliënt dreigde met suïcide, heeft de zorgaanbieder de politie ingeschakeld, omdat de cliënt de gang naar de crisisdienst weigerde. Tijdens het gesprek op zijn praktijk met de cliënt en diens vader is toen uiteindelijk besloten om de politie de cliënt naar de crisisdienst te laten begeleiden. Dat de cliënt uiteindelijk daadwerkelijk werd opgenomen is een beslissing van de crisisdienst geweest.

De zorgaanbieder meent dat gelet op al het voorgaande van onzorgvuldig handelen geen sprake is geweest.

Mocht de commissie menen dat daar al sprake van is geweest dan betwist de zorgaanbieder het causaal verband tussen zijn handelen en de schade bij de cliënt. Voorts is geen sprake van toerekenbare schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De schadeposten zijn niet deugdelijk onderbouwd, waardoor niet vaststaat dat de cliënt deze kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt, respectievelijk als gevolg van het handelen psychisch letsel heeft opgelopen dat een vergoeding van € 5.000,– zou rechtvaardigen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder nog opgemerkt dat hij in zijn beleving alles heeft gedaan wat hoort bij een dergelijke behandeling.

De zorgaanbieder stelt bewust voorzichtig te zijn geweest en steunende psychotherapie te hebben verleend. Om het te kunnen verwerken moet je het hele verhaal kennen. Daarom heeft de zorgaanbieder ook niet verwezen naar een EMDR-therapeut. Daar zouden bepaalde dingen boven tafel kunnen zijn gekomen die ontregelend hadden kunnen werken. De behandeling was nog in de eerste fase.

EMDR-therapie zou eventueel later kunnen komen. De behandeling heeft niet geleid tot een psychose. 

De laatste weken waren er veel stresserende factoren. Op het eind ontstond ook ineens haast in verband met de ziekte van de vader van de cliënt. Eerder was die haast er niet. De zorgaanbieder betwist met de cliënt gedurende zijn crisisopname te hebben gebeld in verband met een rekening.

In verband met het doen van aangifte door de cliënt, heeft de zorgaanbieder met toestemming van de cliënt overleg gehad met de zedenpolitie en een verklaring opgesteld. Het was daarom niet nodig om het hele dossier op te sturen.

Het dossier bevat een mix van feitelijkheden en persoonlijke aantekeningen.

De huisarts behoeft alleen geïnformeerd te worden als daar een duidelijke reden voor is, bij acute zaken. Daar was hier geen aanleiding voor.

De zorgaanbieder meent dan ook dat de klacht van de cliënt ongegrond dient te worden verklaard.

Beoordeling van het geschil
Allereerst dient te worden vastgesteld of de cliënt kan worden ontvangen in zijn klacht. De zorgaanbieder heeft zich immers beroepen op niet-ontvankelijkheid. Dit omdat de cliënt de klacht niet eerst bij de zorgaanbieder zelf heeft ingediend. De commissie oordeelt dat de cliënt ontvankelijk is. Aangezien het voor vrijgevestigde GGZ-professionals ondoenlijk is om per praktijk een eigen klachtenfunctionaris te hebben, maakt de LVVP gebruik van professionele klachtenfunctionarissen. Dit is dan de interne procedure van de zorgaanbieder. Op het klachtenformulier van de LVVP is ook vermeld “U hebt een probleem met uw behandelaar of zijn/haar praktijk. Samen bent u er niet uitgekomen. Of u vindt het moeilijk het probleem rechtstreeks met de behandelaar te bespreken. Dan kan de klachtenfunctionaris u ondersteunen bij het bespreken van het probleem.” Met andere woorden, de cliënt was niet gehouden om eerst rechtstreeks met de zorgaanbieder zijn klacht te bespreken. Hij heeft de aangeboden procedure bij de LVVP gevolgd en daarmee het voorportaal voor de procedure bij de commissie.

De commissie overweegt verder als volgt. 

Uitgangspunt in deze is de zorgovereenkomst die tussen partijen is gesloten. De zorgaanbieder moet op grond daarvan bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard. Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. 

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende is vastgesteld dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of verwijtbaar nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder.

Uit de stukken en hetgeen over en weer naar voren is gekomen is voor de commissie duidelijk geworden dat een medisch dossier is bijgehouden en dat in het intakeverslag een plan van de behandeling is vermeld en dat deze ook is besproken. Er ontbreekt weliswaar een ondertekend behandelingsplan, doch dat is ook niet vereist.

De cliënt stelt – kort samengevat – dat sprake is geweest van onjuiste therapie en behandeling dan wel van onvoldoende voortgang hierin. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is besproken is dit voor de commissie niet voldoende aannemelijk geworden.

De zorgaanbieder is voorzichtig geweest in zijn behandeling van een kwetsbare cliënt, maar niet gesteld kan worden dat hij om die reden onzorgvuldig heeft gehandeld. Dat doelstellingen niet regelmatig aan de orde zijn gekomen, komt de commissie evenmin aannemelijk voor. In psychotherapie gaat het voortdurend om het informeren en het evalueren hoe het met een cliënt gaat. Uit het dossier kan worden afgeleid dat dat ook hier het geval is geweest. Dat deze momenten niet op een formele manier zijn besproken of vastgelegd, maakt dit niet anders. Daarnaast is de commissie gebleken dat factoren van buiten tijdens het behandeltraject een grote rol hebben gespeeld, terwijl behandelingen ook overigens in de regel met pieken en dalen gepaard gaan.

De stelling van de cliënt dat door het handelen van de zorgaanbieder de psychose is veroorzaakt houdt geen stand nu de cliënt deze stelling gelet op het voorgaande onvoldoende heeft onderbouwd. Van een onjuiste therapie en behandeling van de cliënt is naar het oordeel van de commissie dan ook geen sprake geweest.

Concluderend oordeelt de commissie dat niet aannemelijk is geworden dat de zorgaanbieder onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de behandeling van de cliënt. Dit betekent dat de klacht van de cliënt ongegrond zal worden verklaard.

Voor een aanspraak op schadevergoeding is tenminste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. De commissie heeft reeds geoordeeld dat dit niet het geval is. De commissie komt dan ook niet toe aan de vraag of sprake is voldoende onderbouwde schade die in rechtstreeks verband staat met een tekortschieten van de zorgaanbieder.

Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.

Gelet op het vorenstaande beslist de commissie als volgt.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de cliënt ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Vrijgevestigde GGZ praktijken, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter,  de heer dr. T. Knap en mevrouw S.R. de Moor-Bullinga, leden, op 27 juni 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.