Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: schadevergoeding
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
201639/215032
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Dit geschil vloeit voort uit een behandelovereenkomst tussen partijen. Klager vindt dat zorgaanbieder onzorgvuldig heeft gehandeld. Klager wil hiervoor een schadevergoeding van € 2000,–. De commissie oordeelt dat er niet genoeg momenten van overleg tussen de behandelaren was. Ook oordeelt de commissie dat de zorgverlener tekort is geschoten in de zorg van cliënt. De commissie verklaart de klacht gegrond en klager heeft recht op schadevergoeding van € 2000,–.
De uitspraak
In het geschil tussen
De heer [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
Lionarons GGZ BV, gevestigd te Heerlen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2023 te Eindhoven.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de cliënt vertegenwoordigd door de heer mr. [naam]. Namens de zorgaanbieder waren aanwezig mevrouw [naam] (bestuurder) en mevrouw [naam] (zorgdirecteur). De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door mevrouw mr. [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het onzorgvuldig handelen van de zorgaanbieder bij de uitvoering van de behandelovereenkomst.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft onzorgvuldig gehandeld bij het stellen van de diagnose en de uitvoering van de behandeling. De uitvoerend behandelaar, mevrouw [naam], heeft zonder de toestemming van haar cliënt een onderzoek naar de diagnose verricht. Bovendien voelde hij zich daarbij door haar onder druk gezet. Verder is het diagnostisch onderzoek onvolledig uitgevoerd, aangezien alleen een DSM-5 interview is afgenomen, en is er ten onrechte geen gebruik gemaakt van de AQ en de heteroanamnese met de moeder van de cliënt.
Daarnaast voert de cliënt aan dat de behandelaar onwaarheden in het dossier heeft vermeld. Nadat de cliënt in het online cliëntportaal zijn toestemming had ingetrokken, heeft de behandelaar eigenhandig aangegeven dat de cliënt instemt met het behandelplan. Vanwege haar gebrekkige kennis van de Nederlandse taal acht de cliënt de behandelaar niet geschikt voor haar functie, waardoor de zorgaanbieder haar niet had mogen aanwijzen als behandelaar. Taal is immers een belangrijke factor voor het slagen van de behandeling, er mag geen sprake zijn van miscommunicatie. Volgens de cliënt heeft de zorgaanbieder onvoldoende toezicht gehouden op de naleving van de behandelovereenkomst. Ten slotte voert de cliënt aan dat de klachtenfunctionaris tevens optrad als juridisch adviseur. Vanwege de onafhankelijkheid en objectiviteit die een klachtenfunctionaris behoort na te streven, zijn deze twee functies onverenigbaar.
De cliënt vordert vergoeding van de door hem geleden schade als gevolg van het tekortschieten van de zorgaanbieder. Aan materiële schade vordert hij een bedrag van € 770,– als vergoeding voor het eigen risico dat hij heeft moeten betalen, en € 82,99 aan kosten voor openbaar vervoer. Aan immateriële schade vordert hij een bedrag van € 2.000,–. Daarnaast vordert de cliënt verwijdering van de diagnose uit zijn medisch dossier.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Er is geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. In de verwijsbrief van de huisarts lag een expliciete vraag naar de diagnostiek. Aanvankelijk is de cliënt akkoord gegaan met het behandelplan, maar later wenste hij geen toestemming te geven voor een interview met zijn moeder. Besloten is toen om alleen klachtgericht te werken. Omdat klachtgerichte therapie niet het gewenste resultaat had, was diagnostisch onderzoek noodzakelijk. Dat hierbij sprake is geweest van druk kan door de cliënt zo zijn ervaren, maar zo is dat niet door de zorgaanbieder ervaren. De toestemming is weliswaar niet schriftelijk vastgelegd, maar uit de houding van de cliënt bleek dat hij wel wilde meewerken. Het afgenomen DSM-5 interview vormde voldoende basis om een diagnose te stellen. Nadat de cliënt had aangegeven dat er onwaarheden in het dossier stonden, heeft de uitvoerend behandelaar, mevrouw [naam], zich teruggetrokken en heeft de regiebehandelaar, mevrouw [naam], de behandeling overgenomen. Op basis van de gestelde diagnose bestaat het behandelaanbod bij de zorgaanbieder uit groepstherapie. Hieraan wilde de cliënt niet meewerken. De behandelaar had een conceptbrief voor de huisarts in het dossier aangemaakt, maar nog niet verstuurd. Wellicht heeft de cliënt de inhoud van deze brief opgevat als een teken van het staken van de behandeling, maar daar was volgens de zorgaanbieder geen sprake van. Dat de uitvoerend behandelaar eigenhandig de toestemming van de cliënt in het online portaal heeft aangevinkt, had niet mogen gebeuren, maar berust waarschijnlijk op een misverstand. De zorgaanbieder betwist dat de uitvoerend behandelaar de Nederlandse taal onvoldoende machtig is om haar functie te kunnen uitvoeren, aangezien zij haar opleiding in Nederland heeft genoten. Wel erkent de zorgaanbieder dat er achteraf bezien geen match was tussen de cliënt en de behandelaar. Verder is de zorgaanbieder van mening dat er geen beletselen zijn om de functies van juridisch adviseur en klachtenfunctionaris bij één persoon te beleggen, omdat de rol van klachtenfunctionaris geheel zelfstandig en onafhankelijk wordt uitgeoefend. Als juridisch adviseur heeft zij slechts een ontvangstbevestiging van een schriftelijke aansprakelijkstelling gestuurd en deze brief naar de aansprakelijkheidsverzekeraar gestuurd, zonder zich inhoudelijk met de klacht te hebben bemoeid.
Aangezien de zorgaanbieder van mening is dat hij heeft gehandeld in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard en de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend zorgverlener mag worden verwacht, dient volgens hem de vordering tot schadevergoeding te worden afgewezen. De gestelde diagnose is inmiddels uit het medisch dossier van de cliënt verwijderd.
Beoordeling van het geschil
Vooropgesteld wordt dat de zorgaanbieder op grond van de zorgovereenkomst bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht moet nemen en daarbij moet handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, krachtens artikel 7:453 BW. Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De kern van de klacht houdt in dat door (medewerkers van) de zorgaanbieder onzorgvuldig is gehandeld bij het stellen van de diagnose en de uitvoering van de behandeling.
Aan de hand van de stukken en hetgeen op de zitting is besproken stelt de commissie vast dat de regiebehandelaar heeft nagelaten te acteren waar dat gelet op haar functie wel noodzakelijk was. Zij diende de regie van de behandeling op zich te nemen en in dat kader had zij er in een eerder stadium van op de hoogte moeten zijn dat er sprake was van een mismatch tussen de cliënt en de uitvoerend behandelaar. Een regiebehandelaar dient uitleg te geven over de wijze van totstandkoming van een diagnose en de toestemming die nodig is om na een waarschijnlijkheidsdiagnose op basis van een DSM-5 interview verder onderzoek te kunnen verrichten. Een diagnose moet gesteld worden door een BIG geregistreerde (GZ-)psycholoog en niet door een basispsycholoog. De commissie stelt vast dat de regiebehandelaar daarin tekortgeschoten is.
Verder is uit het ter zitting verhandelde en uit de stukken gebleken dat het toezicht onvoldoende is geweest. Er zijn naar het oordeel van de commissie in dat kader onvoldoende momenten van overleg tussen de regiebehandelaar en de uitvoerend behandelaar geweest en er is door de regiebehandelaar onvoldoende toezicht gehouden op de bijstelling van de behandelingsovereenkomst en de borging van de vereiste toestemming in het online cliëntportaal. Met name aan dat laatste, het eenzijdig aanvinken van toestemming, tilt de commissie zwaar. Deze handelwijze is zeer verwijtbaar. De regiebehandelaar had op zijn minst vooraf met de cliënt in overleg moeten treden om te verifiëren wat zijn bedoeling was op dit punt.
Daarnaast is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder er onvoldoende op heeft toegezien dat de regiebehandelaar duidelijke instructies aan de uitvoerend behandelaar heeft gegeven en dat deze ook daadwerkelijk uitgevoerd werden. De zorgaanbieder is dan ook tekortgeschoten in de zorg die van een goed zorgverlener verwacht mag worden.
Ten slotte is de commissie van oordeel dat de rollen van klachtenfunctionaris en juridisch adviseur in beginsel bij één persoon belegd kunnen worden, mits de onafhankelijkheid is geborgd. Wel acht de commissie het onwenselijk dat deze rollen in één klachtzaak bij dezelfde persoon worden belegd, aangezien hierdoor bij de cliënt misverstanden kunnen ontstaan over wat hij kan verwachten van de betrokken functionaris en er (een schijn van) belangenverstrengeling kan ontstaan.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Ten aanzien van de gevorderde materiële en immateriële schadevergoeding stelt de commissie vast dat naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid een bedrag van € 2.000,– voor toewijzing in aanmerking komt en zij zal de vordering dan ook tot dit bedrag toewijzen. Voor het overige wordt de vordering afgewezen. Omdat de klacht gegrond is, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie het door de cliënt betaalde klachtrecht van € 52,50 te vergoeden. Aangezien de zorgaanbieder heeft aangegeven dat de gestelde diagnose inmiddels uit het dossier van de cliënt is verwijderd, hoeft de commissie op dit punt geen beslissing te nemen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– wijst de gevorderde schadevergoeding tot een bedrag van € 2.000,– toe en bepaalt dat de zorgaanbieder dit bedrag aan de cliënt dient te betalen;
– wijst het meer gevorderde af;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van
€ 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit
mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. D.J.L. Jonker en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 15 september 2023.