Zorgaanbieder stuurde klaagster onterecht weg toen zij op bezoek wilde

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 81680/11106

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt werd in het verpleeghuis van de zorgaanbieder verzorgd. Volgens de klaagster is hij daar niet goed behandeld. Zo werd de cliënt, tegen de wil van de klaagster in, overmatig verdoofd, werd de cliënt onnodig en lang vastgebonden in een rolstoel en werd de klaagster beperkt in haar mogelijkheden om de cliënt te bezoeken. De klaagster eist dat de zorgaanbieder zijn werkwijze verbetert. De zorgaanbieder stelt dat de cliënt agressief gedrag vertoonde en daarom verdoofd moest worden en dat daarbij overleg is geweest met de klaagster. Dat de cliënt onnodig lang in de rolstoel vastgebonden zat is door de klachtencommissie van de zorgaanbieder al gegrond verklaard en daarna zijn verbeteringen doorgevoerd. De bezoekregeling is in overleg met de klaagster vastgesteld en aangepast op haar specifieke situatie, maar daar heeft de klaagster zichzelf niet aan gehouden. De commissie oordeelt dat de cliënt verdoofd is omdat het agressieve gedrag niet beheersbaar was en dat dit zorgvuldig en volgens de richtlijnen is gebeurd. Omdat het klachtonderdeel over de rolstoel al is voorgelegd aan de klachtencommissie, is dit onderdeel niet-ontvankelijk. Daarnaast is de klaagster onterecht weggestuurd toen zij op bezoek wilde. De klacht is ten dele gegrond.

Volledige uitspraak

in het geschil tussen

[Klaagster], in haar hoedanigheid van nabestaande van [cliënt], wonende te [woonplaats],

en

Stichting Omring, gevestigd te Hoorn NH,
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 januari 2022 te Utrecht. Bij de behandeling was het commissielid mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker door middel van een videoverbinding aanwezig.

Bij de behandeling zijn door middel van een videoverbinding verschenen:
– klaagster, bijgestaan door haar dochter, en mevrouw [naam], cliëntenvertrouwenspersoon;
– de zorgaanbieder, vertegenwoordigd door [naam], specialist ouderengeneeskunde, en mevrouw [naam], manager wonen met zorg.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de wijze waarop cliënt door de zorgaanbieder is behandeld.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

1. (Toediening van) Haldol
Cliënt is in het verpleeghuis van de zorgaanbieder verzorgd in verband met dementie. Van begin december 2019 tot medio maart 2020 is cliënt structureel en overmatig verdoofd met het middel Haldol. De zorgaanbieder heeft verzoeken van klaagster om daarmee te stoppen vanwege de bijwerkingen, waaronder een CVA, genegeerd. De zorgaanbieder heeft ook geen onderzoek naar die bijwerkingen gedaan. De zorgaanbieder gaf voor de toediening van Haldol als argument dat cliënt agressief zou zijn. Klaagster zou dit eerder afwerend gedrag willen noemen dat door de zorgaanbieder werd veroorzaakt. Klaagster heeft meerdere artsen met elk een verschillend medisch specialisme geraadpleegd over het toedienen van Haldol. Elk van de geraadpleegde artsen heeft tegenover klaagster zijn afschuw uitgesproken over de toediening van Haldol. Volgens die artsen waren er andere middelen tegen agressie dan Haldol.

2. De kantelrolstoel
Cliënt werd onnodig in een kantelrolstoel vastgebonden en daarin langdurig vastgebonden gehouden, zelfs twee keer een nacht lang, hetgeen bij cliënt veel stress en tot aan zijn dood veel angst heeft veroorzaakt. Voor het verblijf in de kantelstoel had klaagster toestemming gegeven voor maximaal 30 minuten.

3. Het bezoek aan cliënt op eerste kerstdag
De zorgaanbieder heeft het bezoek van klaagster aan cliënt beperkt. Klaagster mocht cliënt niet zo vaak opzoeken als zij wilde. Klaagster bezocht cliënt niet alleen om met hem samen te zijn maar ook om hem de aandacht te geven die het verplegend personeel niet voor hem had. De zorgaanbieder geeft weliswaar aan dat er op een interventieafdeling andere regels gelden, maar deze zijn nooit aan klaagster meegedeeld, ook niet toen zij begon te klagen over de restricties. Toen klaagster op eerste kerstdag 2019 cliënt wilde bezoeken werd zij door een dienstdoende verpleegkundige weggestuurd terwijl zij van de manager toestemming had om eerste kerstdag op bezoek te komen bij cliënt.

Klaagster heeft haar onvrede over de wijze waarop cliënt door de zorgaanbieder is behandeld ook geuit bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De Inspectie heeft klaagster laten weten de situatie dermate ernstig te vinden dat zij de zorgaanbieder om uitleg heeft gevraagd over zijn werkwijze. Klaagster heeft als gevolg van de wijze waarop cliënt door de zorgaanbieder is behandeld emotionele schade geleden. Zij wil geen schadevergoeding, maar wel dat de kwaliteit van de zorg, die de zorgaanbieder levert, wordt verbeterd opdat alle andere cliënten van de zorgaanbieder hiermee hun voordeel kunnen doen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

1. (Toediening van) Haldol
Cliënt leed aan progressieve dementie. Hij was op de interventieafdeling agressief naar medewerkers en medepatiënten. Dit gedrag was met bejegening van cliënt niet af te wenden en daarom is aan hem Haldol verstrekt. Er is met een minimale dosering gestart, hetgeen een goede werking had op cliënt. Er is geprobeerd de dosering af te bouwen, maar de dosering moest toch worden opgehoogd toen het agressieve gedrag toenam. Bij cliënt zijn geen bijwerkingen van Haldol geconstateerd. Ook nadat cliënt was overgeplaatst naar de woonafdeling is hem in verband met agressief gedrag Haldol toegediend. Op de woonafdeling is cliënt uitgebreid onderzocht, maar er zijn bij hem geen lichamelijke gebreken vastgesteld. De zorgaanbieder heeft geen aanwijzingen voor een TIA of een CVA gevonden. Het middel Haldol is overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen verstrekt. De zorgaanbieder heeft met klaagster veel gesprekken gevoerd over de toediening van Haldol, waarbij mutaties in de dosering met haar zijn besproken.

2. De kantelrolstoel
De zorgaanbieder heeft met klaagster afspraken gemaakt over de inzet van de kantelrolstoel met vierpuntsgordel bij agressief gedrag van cliënt als er gevaar voor de omgeving dreigde. Klaagster is – op een enkele uitzondering na – ervan in kennis gesteld wanneer cliënt in de kantelrolstoel werd geplaatst. Het is juist dat cliënt begin december 2019 een hele nacht in de kantelrolstoel heeft doorgebracht, terwijl dat niet de afspraak en ook niet de bedoeling was. De klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft de klacht van klaagster op dit punt gegrond verklaard. De Raad van Bestuur heeft het oordeel van de klachtencommissie overgenomen en verbetermaatregelen getroffen, die overigens al in gang waren gezet op de betrokken locatie. Na de procedure bij de klachtencommissie heeft klaagster een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. De inspectie heeft die melding onderzocht en in haar afrondende brief van 19 april 2021 aan de zorgaanbieder geconcludeerd dat deze passende maatregelen heeft genomen.

3. Het bezoek aan cliënt op eerste kerstdag
De interventieafdeling waar cliënt aanvankelijk verbleef, is een afdeling voor het behandelen en stabiliseren van patiënten met een complex gedrag. Op die afdeling wordt het gedrag van een patiënt in kaart gebracht om te kunnen adviseren over een passende locatie waar een patiënt kan worden geplaatst. Om die reden gelden op die afdeling beperkte bezoektijden omdat overdag observatie en diagnostiek plaatsvinden. Omdat klaagster een fulltime baan had, is haar begin december 2019 toestemming verleend om in afwijking van de normale bezoektijden van 10.00 tot 11.00 op bezoek te komen op de dagen dat zij moest werken. Als klaagster niet hoefde te werken, moest zij zich aan de normale bezoektijden houden. Op 21 december 2019 heeft de zorgaanbieder klaagster meegedeeld dat hij de afspraken over de bezoektijden wilde continueren. Omdat klaagster het hiermee niet eens was, is de afspraak gemaakt dat klaagster om de dag bij cliënt op bezoek mocht komen, met uitzondering van de kerstdagen omdat er dan ruimere bezoektijden gelden. Aan klaagster zijn geen restricties ten aanzien van haar bezoek aan cliënt opgelegd. De bezoekregeling is in overleg met klaagster vastgesteld. Toen klaagster op eerste kerstdag omstreeks 10.00 uur op bezoek kwam, kreeg zij te horen dat dit niet mocht omdat op feestdagen de normale bezoektijden golden. De medewerkers van de afdeling waren op de hoogte van de bezoekafspraken die met klaagster waren gemaakt, ook die met betrekking tot eerste kerstdag. Klaagster had eerste kerstdag niet weggestuurd mogen worden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht het volgende overwogen.

1. (Toediening van) Haldol
De zorgaanbieder dient bij zijn werkzaamheden – zoals in dit geval het al dan niet toedienen van het geneesmiddel Haldol – de zorg van een goed hulpverlener in acht te nemen en daarbij te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek), die onder meer is uitgewerkt in richtlijnen en protocollen. Daarbij geldt dat de individuele omstandigheden van een patiënt bepalend (kunnen) zijn voor de wijze waarop de zorgaanbieder handelt.

Die zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De toediening van Haldol aan cliënt heeft plaats heeft gevonden nadat het agressieve gedrag van cliënt niet op een andere wijze door de zorgaanbieder was te beïnvloeden. De zorgaanbieder heeft onbetwist gesteld dat de toediening van Haldol heeft plaatsgevonden overeenkomstig de daarvoor geldende richtlijnen en dat de toediening en dosering telkens afhankelijk is gesteld van het gedrag van cliënt. De zorgaanbieder heeft – anders dan klaagster heeft gesteld – cliënt onderzocht op bijwerkingen van Haldol maar deze – evenals aanwijzingen voor een TIA – niet geconstateerd. Klaagster heeft niet bestreden dat de zorgaanbieder haar telkens heeft geïnformeerd als Haldol aan cliënt werd toegediend en als de dosering daarvan werd gewijzigd.

Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zich door aldus te handelen in voldoende mate van zijn zorgplicht gekweten. Daaraan doet niet af dat de door klaagster geraadpleegde medische specialisten zich tegenover haar niet in positieve zin over (de toediening van) Haldol hebben uitgelaten. In een geval als dit, waarin de mening van de zorgaanbieder en die van de door klaagster geraadpleegde medische specialisten over Haldol op gespannen voet met elkaar staan, kan niet zonder meer worden gezegd dat de zorgaanbieder die de ene mening aanhangt en op goede gronden toepast, enkel vanwege het feit dat er ook een andere mening bestaat, onjuist heeft gehandeld. Zeker niet in een situatie als deze waarin niet gebleken is op welke concrete mededelingen en vragen van klaagster die uitlatingen zijn gebaseerd, terwijl ook niet is gebleken dat die specialisten cliënt hebben onderzocht en op de hoogte waren van de aard en ernst van het agressieve gedrag van cliënt. De commissie is van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

2. De kantelrolstoel
De klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft dit klachtonderdeel bij haar uitspraak van 1 februari 2021 gegrond verklaard. De Raad van Bestuur van de zorgaanbieder heeft het oordeel van de klachtencommissie overgenomen. Naar het oordeel van de commissie is een klacht, die door de zorgaanbieder gegrond is verklaard, in voldoende mate weggenomen. Dat dit anders is, heeft klaagster niet gesteld en is de commissie ook niet gebleken. De commissie concludeert dan ook dat er tussen klaagster en de zorgaanbieder geen geschil meer bestaat. Omdat alleen een geschil ter beslechting aan de commissie kan worden voorgelegd, dient klaagster ten aanzien van dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard te worden.

3. Het bezoek aan cliënt op eerste kerstdag
De zorgaanbieder heeft erkend dat klaagster toen zij op eerste kerstdag bij cliënt op bezoek kwam ten onrechte is weggestuurd, kennelijk als gevolg van onvoldoende interne communicatie bij de zorgaanbieder. De commissie acht dit klachtonderdeel gegrond. Wellicht ten overvloede merkt de commissie op dat de communicatie over een bezoekregeling voor verbetering vatbaar is.

Het klachtengeld
Nu de klacht onder 3. door de commissie gegrond is bevonden, dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie het door klaagster betaalde klachtengeld aan haar te vergoeden.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht onder 1. ongegrond;

– verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar klacht onder 2;

– verklaart de klacht onder 3. gegrond;

– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen veertien dagen na verzending van dit bindend advies aan klaagster
een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden wegens het door haar betaalde klachtengeld.

Aldus beslist op 14 januari 2022 door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, behalve het commissielid, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.