Zorgaanbieder stopt therapie en behandeling van cliënte terecht

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Behandelingsovereenkomst    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 42399/60608

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënte stelt dat haar behandeling te plotseling is gestopt en dat haar klachten niet weg zijn. Daarom vraagt zij om haar behandeling voort te zetten. De zorgaanbieder stelt dat er meerdere gesprekken zijn geweest met de cliënte en haar man om de behandeling te laten slagen. De cliënte is meerdere keren akkoord gegaan met wijzigingen in het behandelplan, maar bleek het er dan later toch niet mee eens. Het is de zorgaanbieder niet gelukt om de cliënte actief deel te laten nemen aan de behandeling, daarom is er, bij een regelmatige controle, besloten om de behandeling te stoppen. De commissie heeft besloten dat de zorgaanbieder goed gehandeld heeft in dit geval. Meerdere keren is geprobeerd om de cliënte te helpen en betere zorg te bieden, maar dit wil zij zelf niet. Omdat er geen andere optie meer is, is het terecht om de behandeling af te breken.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [woonplaats] gemachtigde: [naam], echtgenoot van cliënte,

en

Parnassia Groep BV, gevestigd te ’s-Gravenhage,
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2021 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Cliënte is niet ter zitting verschenen.
De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], klinisch manager Regio Zuid en [naam], bedrijfsjuriste.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het abrupt beëindigen van de behandelingsovereenkomst door de zorgaanbieder.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klacht die namens cliënte is ingediend betreft het abrupt stopzetten van de therapie en de behandeling van cliënte door de zorgaanbieder met ingang van 1 juli 2020. De reden voor de stopzetting zou zijn dat de zorgverzekeraar de behandeling niet meer zou vergoeden. Gemachtigde heeft contact opgenomen met de zorgverzekeraar, die aangaf dat gespecialiseerde ggz wel vergoed wordt.

Cliënte is het niet eens met de beslissing van de psycholoog de ggz behandelingen te stoppen. Zij heeft chronische zenuwpijnen en is daardoor constant depressief. Zij wil voortzetting van de behandelingen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte is van 5 december 2016 tot 27 maart 2018 in behandeling geweest bij PsyQ voor depressie ten gevolge van het carpaaltunnelsyndroom. Toen bleek dat de behandeling niet het gewenste resultaat opleverde, heeft op 12 november 2018 behandelaar [naam behandelaar] de behandeling van cliënte overgenomen. De behandeling heeft zich ruim een jaar gericht op het reduceren van de stemmingsklachten en het activeren van cliënte. De behandeling van cliënte is tijdelijk stopgezet in verband met haar zwangerschap en de verhuizing van [naam behandelaar] naar een andere locatie.
Op 5 maart 2020 is op verzoek van cliënte de behandeling bij [naam behandelaar] herstart. Vanwege corona maatregelen kon de behandeling alleen digitaal worden aangeboden. Helaas verliep de behandeling vanaf dat moment heel stroef en was het contact met cliënte moeizaam. Op 9 april 2020 heeft een tussenevaluatiegesprek plaatsgevonden tussen behandelaar ([naam behandelaar]) en de regiebehandelaar ([naam regiebehandelaar]) om behandeling verder vorm te geven. Voor een beter beeld van de casus is cliënte op zelfde dag door[naam regiebehandelaar] (via beeldbellen) gezien. Daarbij werd het behandelbeleid besproken waarmee cliënte in gesprek met [naam regiebehandelaar] akkoord is gegaan. Op 23 april 2020 vond er een vervolggesprek plaats met [naam behandelaar] om terug te komen op wat er allemaal was besproken met [naam regiebehandelaar] en wat cliënte van het beleid vond. Cliënte kon zich niets meer herinneren van het beleid dat met haar was besproken en ze vond niet dat ze daarmee akkoord was gegaan. Zij wenste geen maatschappelijke hulp in huis te ontvangen, ook niet als vorm van ondersteuning naast de behandeling bij [aanbieder interculturele psychiatrie]. Na meerdere mislukte pogingen om cliënte te motiveren het afgesproken beleid na te komen is cliënte terugverwezen naar [naam regiebehandelaar].

Vanaf juni 2020 worden alle dossiers van patiënten die langer dan twee jaar onder behandeling zijn, her-beoordeeld. Als gevolg van afspraken tussen de zorgverzekeraars en de Parnassia Groep wordt per dossier onderzocht of de verleende zorg nog passend is voor een cliënt: is de zorg effectief; heeft de zorgaanbieder voldoende inspanning geleverd en is de patiënt nog gemotiveerd om met de behandeling door te gaan. Omdat de hulpvraag van cliënte vooral op ondersteuning was gericht, werd in de interne overleggen geconcludeerd dat geleverde inspanningen tot op heden niet efficiënt werkten.

Op 11 juni 2020 is met cliënte besproken dat het dossier in het kader van de eisen van zorgverzekeraars opnieuw is geëvalueerd en dat is geconcludeerd dat op dat moment het maximaal haalbare effect gericht op depressie voor cliënte bereikt leek te zijn. De zorgaanbieder heeft haar uitgelegd dat zij haar een betere kwaliteit van leven gunt, maar dat de oplossing niet in het geven van steunende gesprekken zit.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt nader toegelicht. Er is geen sprake geweest van abrupte stopzetting van de zorg. Er zijn meerdere gesprekken gevoerd met cliënte en haar echtgenoot. Tijdens één van deze gesprekken is cliënte aangeboden om haar door te verwijzen naar een op haar klachten gespecialiseerde instelling, [naam instelling]. Cliënte accepteerde dit niet.
De zorgaanbieder kan cliënte geen passende zorg meer bieden. Daarnaast is cliënte niet in staat gebleken actief aan de behandeling deel te nemen. Er is alles aan gedaan haar sociale netwerk te betrekken bij het activeren van cliënte maar het heeft niet geholpen. In 2018 is al aan cliënte voorgesteld om een maatschappelijke hulpverlener voor haar te zoeken dan wel de praktijkondersteuner van haar huisarts (POH) in te schakelen, die haar zou kunnen begeleiden in haar dagelijks leven. Ook dit heeft zij indertijd niet aanvaard.

De zorgaanbieder verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met cliënte.

Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

Cliënte heeft gesteld dat de zorgaanbieder haar behandeling niet abrupt had mogen stopzetten nu deze behandeling wel voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking komt.

De commissie overweegt als volgt.

Het is de commissie ambtshalve bekend dat er afspraken zijn gemaakt tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders om periodiek te evalueren of de behandeling van een patiënt nog wel passend is. Indien een beoogd effect van een ingezette behandeling uitblijft zal de zorgaanbieder moeten nagaan of er alternatieve behandelmogelijkheden zijn die voor de cliënt meer passend zijn en verdere behandeling moeten stopzetten.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de commissie vastgesteld dat de reden van het stopzetten van de behandeling van cliënte niet is gelegen in het feit dat de zorgverzekeraar de behandeling niet meer vergoedt maar in de omstandigheid dat de behandeling, die al langer dan twee jaar was gericht op het bereiken van bepaalde doelen, niet het gewenste resultaat voor cliënte heeft gehad. De steunende en structureerde gesprekken bij [aanbieder interculturele psychiatrie] hebben onvoldoende effect gehad. Cliënte is met regelmaat vergeten wat er tijdens de behandelingssessie is besproken en is teruggekomen op afspraken die waren gemaakt over de inhoud van de behandeling.

Niet is gebleken van een abrupte stopzetting van de behandeling. De zorgaanbieder heeft meerdere gesprekken gevoerd met cliënte en haar echtgenoot over de voortgang van de behandeling. Tijdens deze gesprekken is aan cliënte aangeboden haar door te verwijzen naar een gespecialiseerde instelling, dan wel maatschappelijk hulpverlening en de POH van haar huisarts in te schakelen, nu haar klachten liggen in het domein somatische problematiek en deze zorgaanbieders daarin gespecialiseerd zijn. De zorgaanbieder kan deze gespecialiseerde behandeling niet aanbieden.
Cliënte heeft dit aanbod afgeslagen.

Alles overwegende is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder bij haar beslissing om de behandeling stop te zetten omdat geen passende zorg meer kan worden geboden, zorgvuldig, volgens de professionele standaard, heeft gehandeld en cliënte de mogelijkheid tot verwijzing naar alternatieve zorg heeft aangeboden. De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering af.

Ten overvloede merkt de commissie op dat – hoewel met cliënte alternatieve behandelmogelijkheden zijn besproken – het wellicht verstandig was geweest als de zorgaanbieder ook in de ontslagbrief gericht aan de huisarts had opgenomen welke zorg voor cliënte was geïndiceerd en daarbij had vermeld dat cliënte het niet eens was met de stopzetting van de behandeling door de zorgaanbieder, om daarmee ook de huisarts handvatten te geven voor het vervolgtraject. Deze omissie kan echter niet leiden tot gegrondheid van de klacht.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M Boumans, voorzitter, mevrouw drs. F. Zwanepol, Klinisch psycholoog/psychotherapeut, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 25 augustus 2021.