Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
39254/49213
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt woont in een eigen woning bij de zorgaanbieder. Al 12 jaar lang wordt hij tijdens de nachtdienst door de zorgaanbieder ‘s nachts naar bed geholpen. Sinds kort is de nachtdienst gewijzigd in een slaapdienst. Hierdoor wordt de cliënt ’s nachts niet meer naar bed geholpen. De cliënt is het hier niet mee eens. De zorgaanbieder geeft aan dat de cliënt een Volledig Pakket Thuis heeft en de zorgaanbieder alleen dringend noodzakelijke zorg biedt. Het ’s nachts ondersteunen bij douchen en naar bed helpen is niet noodzakelijk. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgaanbieder de werking van een kantelbed toegelicht. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder veel eerder moest zoeken naar een oplossing voor de cliënt. De zorgaanbieder heeft zich onvoldoende ingespannen om te zorgen voor een acceptabele oplossing voor het wegvallen van de zorg en ondersteuning die zij 12 jaar lang aan de cliënt heeft gegeven. De klacht is ten dele gegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats]
en
Stichting Siza, gevestigd te Oosterbeek
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2021 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënt is verschenen en werd bijgestaan door [naam], cliëntondersteuner.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] en [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het volgende. De zorgaanbieder heeft gedurende twaalf jaren tijdens de nachtdienst de cliënt ’s nachts naar bed geholpen. De zorgaanbieder heeft de nachtdienst gewijzigd in een slaapdienst. De cliënt wordt sindsdien niet meer ’s nachts naar bed geholpen en heeft daardoor zijn levenswijze moeten aanpassen. Het geschil gaat over de vraag of de zorgaanbieder hiermee correct heeft gehandeld.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt woont in een eigen woning (extramuraal) bij de zorgaanbieder. De afgelopen twaalf of veertien jaar bezocht de cliënt zijn vrienden voornamelijk ’s nachts. Bij terugkeer in de woning werd de cliënt ’s nachts tussen 03:00 uur en 04:00 uur gedoucht en op bed geholpen. Voor de cliënt is dit de manier waarop hij zijn leven wil leiden.
De zorgaanbieder heeft besloten om de nachtdienst te laten vervallen. Zij biedt alleen nog een slaapdienst, zodat hooguit in geval van calamiteiten hulp en begeleiding beschikbaar is. De zorgaanbieder weigert sinds 1 maart 2020 de cliënt nog midden in de nacht naar bed te helpen. De cliënt vindt dit een grote inperking op de manier waarop hij zijn leven wil leiden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2021 heeft de cliënt nog toegevoegd dat hij het vertrouwen in de zorgaanbieder is verloren. Daarom overweegt hij om te verhuizen. De cliënt wil een tegemoetkoming ontvangen van de zorgaanbieder in de vorm van een verhuiskostenvergoeding.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder meent dat voor haar strikt genomen geen taak is weggelegd voor het ’s nachts douchen en naar bed helpen van de cliënt. De cliënt heeft een VPT-indicatie (Volledig Pakket Thuis). Op basis van die indicatie biedt de zorgaanbieder de dringend noodzakelijke zorg. Vanuit dat oogpunt is het ’s nachts ondersteunen bij douchen en naar bed helpen niet noodzakelijk. De zorgaanbieder heeft gezocht naar thuishulporganisaties, die deze taak op zich zouden kunnen nemen. Maar geen van de aanbieders zegt structureel te kunnen helpen. Ook heeft de zorgaanbieder de cliënt een andere plek aangeboden, [naam andere locatie van zorgaanbieder], waar de cliënt wel ’s nachts geholpen zou kunnen worden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2021 heeft de zorgaanbieder toegelicht dat een kantelbed een adequate voorziening kan zijn. Een aanvraag daartoe, bij de zorgverzekeraar, is gaande.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De zorgaanbieder heeft gedurende vele jaren zorg en ondersteuning geboden aan de cliënt, die het mogelijk maakten dat de cliënt zijn leven voornamelijk in de nacht leidde. Daar is een vrij abrupt einde aan gekomen, doordat de zorgaanbieder de ‘lopende wacht’ heeft afgeschaft en heeft vervangen voor de slaapdienst. Het is niet aan de commissie om te oordelen over dit soort veranderingen. Een zorgaanbieder heeft een eigen taak en verantwoordelijkheid en is vrij om binnen de grenzen van de wet en met inachtneming van de redelijke belangen van haar cliënten aanpassingen te brengen in de zorg die zij levert. Dat neemt niet weg dat op de zorgaanbieder de taak rust, zeker als het gaat om het gedurende meer dan twaalf jaren bieden van bepaalde zorg, zorg te dragen voor een acceptabele overgang en/of voor een adequate oplossing voor de problemen die een cliënt van dit soort wijzigingen zou kunnen ondervinden.
Die oplossing is niet geboden in de vorm van [naam andere locatie van de zorgaanbieder]. De cliënt heeft die locatie bezocht en niet passend bevonden, omdat het gaat om intramurale zorgverlening. Bovendien had de woning geen eigen kookgelegenheid. De cliënt zou dan nog meer van zijn vrijheden moeten inleveren. De zorgaanbieder heeft dit een en ander niet weersproken.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgaanbieder de werking van het kantelbed toegelicht. Met ondersteuning van een fysiotherapeut en oefening zou het voor de cliënt mogelijk kunnen zijn dat hij zelfstandig naar bed gaat met behulp van dit type bed. Daarom spant de zorgaanbieder zich ervoor in dat het kantelbed op korte termijn zal worden geleverd, al is zij daarbij ook afhankelijk van de zorgverzekeraar wat de vergoeding betreft.
De commissie is van oordeel dat het zoeken naar een oplossing voor de cliënt, bijvoorbeeld door het kantelbed, veel eerder van de zorgaanbieder had mogen worden verwacht. Desgevraagd heeft de zorgaanbieder toegelicht dat zij niet bekend was met dit type hulpmiddel. Maar van de zorgaanbieder, als aanbieder van ondersteuning en zorg aan mensen met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking, mag worden verwacht dat zij in algemene zin bekend is met hulpmiddelen en in het bijzonder dat zij zich, op het moment dat zich een probleem voordoet, laat informeren of er geen technologische oplossing is.
Dit maakt dat de klacht in zoverre gegrond is, omdat de zorgaanbieder zich onvoldoende heeft ingespannen zorg te dragen voor een acceptabele oplossing voor het wegvallen van zorg en ondersteuning die zij twaalf jaren aan de cliënt heeft gegeven.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de cliënt een verzoek gedaan om de toekenning van een verhuiskostenvergoeding. De commissie wijst die vergoeding af, om drie redenen.
Op de eerste plaats heeft de cliënt dat verzoek niet eerst aan de zorgaanbieder voorgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de zorgaanbieder toegelicht dat er een regeling is voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten, zodra een bewoner niet geheel vrijwillig vertrekt. Die situatie lijkt hier aan de orde. Pas bij een afwijzing door de zorgaanbieder van de vergoeding, zou de cliënt zijn (eventuele) klacht aan de commissie kunnen voorleggen.
Op de tweede plaats geldt dat de cliënt niet duidelijk maakt om welk bedrag het gaat. De verhuizing is nog niet geregeld. Er is bovendien geen zekerheid of de cliënt wel zal verhuizen.
Als derde punt is het element van genoegdoening, dat de cliënt betrekt bij zijn verzoek om een verhuiskostenvergoeding. De cliënt heeft duidelijk gebaald van de periode van zo’n anderhalf jaar waarin hij niet het leven heeft kunnen leiden, zoals hij dat voorheen leidde. Dat stelt de vraag aan de orde of de zorgaanbieder een ‘immateriële schadevergoeding’ ofwel smartengeld moet betalen. De drempel daarvoor ligt volgens de Nederlandse jurisprudentie erg hoog. Daarbij komt dat wegens de coronamaatregelen toch al weinig mogelijk was op het gebied van (nachtelijke) samenkomsten, in verband met de avondklok en beperkte bezoekmogelijkheden. Het is dus maar de vraag of de inperkingen op het leven, die de cliënt heeft ervaren, rechtstreeks gevolg zijn van de afschaffing van de lopende wacht door de zorgaanbieder.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht wat de verhuiskostenvergoeding betreft ongegrond is.
Omdat de klacht van de cliënt deels gegrond wordt verklaard, ziet de commissie aanleiding de zorgaanbieder te veroordelen tot vergoeding aan de cliënt van het door hem betaalde klachtengeld. Dat is een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht deels gegrond.
Bovendien dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter, ir. N. Bomer, S.P. de Paauw, leden, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 24 juni 2021.