Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
43721/62709
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte was opgenomen op de revalidatieafdeling van de zorgaanbieder, in afwachting van een plek in een hospice. Zij was, door haar medische situatie, volledig afhankelijk van zorg van de zorgaanbieder en haar naasten. Volgens de klaagster heeft de arts van de cliënte fouten gemaakt en is de familie, en vooral de klaagster, vervelend behandeld door de arts. Door het handelen van de zorgaanbieder is de cliënte veel kwaliteit van leven verloren, terwijl zij al niet veel tijd meer had. De klaagster eist genoegdoening zodat anderen dit niet ook hoeven mee te maken. De zorgaanbieder stelt dat er meerdere keren geprobeerd is tot een oplossing te komen, maar dat dit helaas niet gelukt is. De commissie oordeelt dat de klachtonderdelen over de medische fouten ten dele gegrond zijn, zo was de verplichte quarantaine vanwege hoofdluis een te zwaar middel en niet nodig omdat de cliënte al was kaalgeschoren. Ook is hierbij geen sprake geweest van informed consent. De zorgaanbieder is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Klaagster], nabestaande van [cliënte], wonende te [woonplaats]en
Stichting Vitalis WoonZorg Groep, gevestigd te Eindhoven
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
De Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 december 2021 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Klaagster heeft per zoom-verbinding de zitting bijgewoond. Zij werd digitaal bijgestaan door [naam], partner van cliënte, en [naam], zoon van cliënte. De zorgaanbieder heeft ervoor gekozen om niet ter zitting te verschijnen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de medische behandeling en de zorg van cliënte en de bejegening van de zorgaanbieder van klaagster.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte was opgenomen op de revalidatieafdeling van de zorgaanbieder van 21 oktober 2019 tot en met 15 december 2019, wachtend op een plek in een hospice. Zij was terminaal, volledig blind, verlamd, kon niet meer goed nadenken door een agressieve hersentumor, kon niet praten en was heel angstig voor de naderende dood. Zij was volledig afhankelijk van de zorg van de zorgaanbieder en van haar directe naasten.
De klachten die klaagster aan de commissie heeft voorgelegd betreffen:
1. door de arts gemaakte fouten die eindverantwoordelijke was voor de zorg van cliënte.
2. de bejegening van de arts naar de familie als directe naasten, in het bijzonder naar klaagster.
Naar aanleiding van deze klachten heeft de zorgaanbieder een onderzoek ingesteld en op 16 juli 2020 een onderzoeksrapport uitgebracht. Klaagster is in de gelegenheid gesteld om het conceptrapport aan te vullen maar haar inhoudelijke opmerkingen zijn niet in het eindrapport opgenomen.
Klaagster is het niet eens met de strekking van de inhoud van het onderzoeksrapport.
Klaagster betreurt het ten zeerste dat de geringe tijd die zij en de familie nog hadden met cliënte helemaal werd overschaduwd door de negatieve bejegening en de handelwijze van de desbetreffende arts en het reilen en zeilen op de afdeling. De resterende tijd van het leven van cliënte had veel meer kwaliteit kunnen hebben zonder de problemen er omheen. Omdat de zorg binnen het revalidatiecentrum inadequaat was, zorgde dat voor veel stress binnen de familie. De familie had zich het afscheid van cliënte anders voorgesteld. Daarentegen richtten de behandelaren zich op futiliteiten op het moment dat cliënte met een doodstrijd bezig was zoals de vier dagen quarantaine vanwege hoofdluis. Deze maatregel was veel te zwaar en onnodig voor de laatste kostbare momenten die klaagster en familie hard nodig hadden.
Het was voor de hele familie een traumatische ervaring.
Geen enkel bedrag kan goedmaken of terugdraaien wat de extra impact teweeg heeft gebracht. Klaagster zou een genoegdoening gepast vinden in de vorm van:
1. Een donatie van € 5.000,– aan een goed doel dat een verbinding heeft met het leven van cliënte, zoals de oogvereniging die de belangen van blinden en slechtziende mensen behartigt. Dat zou recht doen aan wat cliënte heeft moeten doormaken, waarvoor klaagster de zorgaanbieder deels verantwoordelijk houdt.
2. Deskundigheidsbevordering van het personeel van de zorgaanbieder op het gebied van omgaan met blinden en slechtzienden in de zorg. Klaagster hoopt daarmee dat andere mensen in een vergelijkbare situatie niet mee hoeven te maken wat cliënte en klaagster hebben meegemaakt.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder betreurt het dat, ondanks meermaals contact en een gedegen onafhankelijke reconstructie, partijen niet goed nader tot elkaar hebben kunnen komen. Dat is niet waar de zorgaanbieder voor staat. Daarbij heeft de zorgaanbieder uiteraard begrip voor het standpunt van klaagster om zich te melden bij de Geschillencommissie. Kijkend naar alle documenten die al zijn toegevoegd aan dit dossier, heeft de zorgaanbieder hier niets meer aan toe te voegen. De zorgaanbieder verwijst hierbij naar de reconstructie van de klacht en de weergave van de gesprekken.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Klaagster heeft ter zitting haar standpunt nader toegelicht.
De klachtenfunctionaris heeft zo vaak haar excuses aangeboden aan klaagster dat het ongeloofwaardig overkomt. De behandelend arts was jong en onervaren. Klaagster heeft nooit de eindverantwoordelijke arts gesproken.
Er zijn medische fouten gemaakt:
– per ongeluk heeft de arts de dexamethason stopgezet, maar wilde deze vervolgens niet meer opstarten. Cliënte is daarop in coma geraakt. Pas op advies van de radiotherapeut en neuroloog is de dexamethason toch weer gegeven. Hierdoor heeft cliënte langer kunnen leven.
– Bij cliënte was hoofdluis in het haar aangetroffen. Cliënte kon niet praten en was blind en halfzijdig verlamd. Klaagster begreep desondanks wat zij nodig had. Hoewel klaagster cliënte had kaalgeschoren en de hoofdluis verdwenen was, heeft cliënte vier dagen in quarantaine moeten doorbrengen. Klaagster acht deze maatregel disproportioneel.
– Cliënte hing scheef in haar rolstoel. Opmerkingen hierover door klaagster werden genegeerd door de zorgaanbieder. Klaagster heeft zelf materiaal moeten aanschaffen om de zithouding van cliënte te verbeteren.
– De decubituswonden werden niet verzorgd. Er was een chaos op de afdeling vanwege de vele personeelswisselingen. Er was geen wondverpleegkundige geraadpleegd en er waren geen verbandmiddelen aanwezig. De broer van klaagster kon via een laserbehandeling de wonden dichten en heeft hierover voorlichting gegeven aan de arts en verpleegkundigen maar na één behandeling mocht hij niet doorgaan.
– Cliënte kon niet zelfstandig eten. Klaagster kwam haar dagelijks voeren. Als zij een dag wat later was, kon haar niet worden verteld of cliënte al gegeten had. De zorgaanbieder hield onvoldoende toezicht op vocht- en voedselinname. Het kwam erop neer dat de dagelijkse verzorging van cliënte door klaagster werd uitgevoerd.
– Bij het toedienen van de morfine is een vlindernaaldje ingebracht door de zorgaanbieder zonder daarover eerst de pijnpoli te raadplegen.
Klaagster stelt dat de eindverantwoordelijke arts de zaak niet serieus genomen heeft. Dit blijkt ook uit het feit dat hij niet op de zitting is verschenen. Haar klachten zijn door de klachtenfunctionaris erkend maar niet door de zorgaanbieder.
Ingevolge de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst dient een zorgaanbieder de cliënt te informeren over de medische behandeling en is voor deze medische behandeling toestemming van de cliënt vereist, het informed consent.
De commissie leidt uit het onderzoeksrapport dat op 16 juli 2020 is opgesteld af dat cliënte volgens haar dossier sinds 21-10-2019 wilsonbekwaam was. Zij had geen wettelijke vertegenwoordiger in de vorm van een mentor, curator of schriftelijk gemachtigde geregeld. Klaagster was door de familie aangewezen als eerste contactpersoon.
Nu cliënte wilsonbekwaam was, lag het naar het oordeel van de commissie in de rede voor de zorgaanbieder om voor de medische behandeling van cliënte klaagster als eerste contactpersoon te raadplegen. Dit betekende dat de communicatielijn met klaagster kort diende te zijn. Zij diende immers het informed consent te geven voor de behandeling nu cliënte daartoe wilsonbekwaam was. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder hierin deels tekort is geschoten nu van die raadpleging op enig moment niet is gebleken.
Klaagster heeft ten aanzien van de medische behandeling en verzorging een aantal klachten voorgelegd:
– Stopzetten dexamethason
Uit het onderzoeksrapport is naar voren gekomen dat het stopzetten van de medicatie per ongeluk is gebeurd. De zorgaanbieder heeft hiervoor direct excuses aangeboden. Dit klachtonderdeel is voor wat betreft het ten onrechte stopzetten van de medicatie dan ook gegrond. Klaagster beklaagt zich er verder over dat de arts de dexamethason niet direct heeft willen opstarten, maar dit pas na aandringen van de familie heeft gedaan. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de visie van de arts en klaagster ten aanzien van het opnieuw starten met de dexamethason van elkaar verschilden en dat de arts heeft besloten de wens van klaagster te volgen. Hieruit volgt dat de arts heeft voldaan aan de informatieplicht en het verkrijgen van informed consent. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de commissie ongegrond.
– Het aanbrengen van de vlindernaald
Vast staat dat de zorgaanbieder vóór het inbrengen via een vlindernaald van morfine geen overleg heeft gevoerd met de pijnspecialist, terwijl bekend was dat cliënte vanuit de pijnpoli reeds morfine ontving. Uit het medisch dossier blijkt dat daarin nadien is opgenomen dat bij pijnklachten altijd, ook door de dienstdoende arts, vooraf overleg moet worden gevoerd met de pijnspecialist in Nieuwegein. Hieruit blijkt dat de zorgaanbieder overleg met de pijnspecialist noodzakelijk acht. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, door dit noodzakelijke overleg in eerste instantie niet te voeren, in dezen niet zorgvuldig heeft gehandeld en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.
– Quarantaine na aantreffen hoofdluis
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder niet heeft voldaan aan het vereiste van informed consent door klaagster voorafgaand aan de quarantaine van cliënte niet te informeren. Hoewel de zorgaanbieder heeft gehandeld volgens het protocol is de commissie voorts van oordeel dat deze quarantainemaatregel disproportioneel was in de situatie waarin cliënte in de laatste fase van haar leven verkeerde en bovendien kaalgeschoren was. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder in dezen niet zorgvuldig heeft gehandeld en verklaart dit klachtonderdeel gegrond.
– Zithouding in rolstoel/ergotherapie
De commissie is van oordeel dat klaagster deze klacht onvoldoende heeft onderbouwd. Uit de stukken blijkt dat er meerdere malen een ergotherapeut bij de behandeling is betrokken. De commissie wijst deze klacht vanwege onvoldoende onderbouwing af.
– Wondverzorging
Op grond van de overgelegde stukken heeft de commissie vastgesteld dat gezien de ernstige ziekte van cliënte de zorgaanbieder heeft ingezet op comfortbeleid. De zorgaanbieder heeft de wond volgens de geldende richtlijnen behandeld en noodzakelijke expertise en hulpmiddelen ingezet. De wond is in de gaten gehouden en conform het protocol is de wondverpleegkundige na vier weken ingeschakeld. De commissie verklaart deze klacht ongegrond.
– Verzorging van cliënte op de afdeling
In het onderzoeksrapport is geconcludeerd dat cliënte op de verkeerde plek was opgenomen nu zij meer zorg nodig had dan de zorgaanbieder kon bieden waardoor betrokkenheid van de familie noodzakelijk was. Er werd voor haar verzorging ook daadwerkelijk een groot beroep gedaan op klaagster en de familie. Daarnaast bleek na tweeëneenhalve week dat revalidatie van cliënte niet realistisch was.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder bij de triage met betrekking tot de opname onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. De commissie oordeelt deze klacht gegrond.
Klaagster heeft gesteld dat de zorgaanbieder haar klachten niet serieus genomen heeft. Op basis van de stukken heeft de commissie dit niet kunnen vaststellen. Nu klaagster deze klacht niet nader heeft onderbouwd wijst de commissie deze klacht vanwege onvoldoende onderbouwing af.
Vordering tot schadevergoeding in de vorm van een genoegdoening
Klaagster heeft een genoegdoening gevorderd in de vorm van een donatie aan een goed doel of een bijscholing van het personeel.
Voor aanspraak op een schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst en dat er een causaal verband is tussen deze tekortkoming en de schade die door klaagster is geleden. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelovereenkomst. Echter, afgezien van het feit dat de commissie niet bevoegd is een genoegdoening toe te kennen aan een ander dan klaagster, is de commissie van oordeel dat het causaal verband ontbreekt tussen aantoonbare schade door klaagster geleden en de tekortkoming van de zorgaanbieder. Hoewel de commissie begrijpt dat klaagster en haar familieleden veel verdriet hebben gehad in de periode dat cliënte in haar laatste levensfase in de kliniek heeft verbleven, kan dit niet tot een toekenning van de vordering leiden.
De commissie wijst de vordering tot genoegdoening af.
Daar de klacht gedeeltelijk gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 19 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan klaagster van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie
– oordeelt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst waar het gaat om communicatie met klaagster en informed consent;
– verklaart de klachten over het stopzetten van de dexamethason, het gebruik van de vlindernaald, quarantaine en verzorging gegrond;
– wijst het anders of meer gevorderde af;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50 dat cliënte voor de behandeling van het geschil aan de commissie heeft voldaan. Betaling dient binnen één maand na verzenddatum van deze uitspraak te geschieden.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 december 2021.