Commissie: Zelfstandige Klinieken
Categorie: Inspanningsverplichting
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
171592/174416
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënt is door de zorgaanbieder geopereerd aan staar aan zijn rechteroog. Cliënt kreeg vier dagen na de operatie een zwarte vlek in zijn geopereerde oog. Hij heeft hier drie keer contact over gehad met de zorgaanbieder, maar pas bij het derde bezoek constateerde de zorgaanbieder een netvliesloslating. Cliënt is van oordeel dat de zorgaanbieder zorgvuldiger had moeten handelen en beschuldigt de zorgaanbieder van valsheid in geschrifte. De zorgaanbieder stelt dat de operatie zorgvuldig is uitgevoerd en de nazorg adequaat is geweest. Daarnaast stelt de zorgaanbieder dat het aanvullen van het dossier niet aan te merken valt als valsheid in geschrifte. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder bij de tweede controle niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan gelet op de klachten en de verhoogde kans op een netvliesloslating. De klacht van cliënt wordt gegrond verklaard. Ook de klacht over het aanpassen van het dossier acht de commissie gegrond. Het dossier is aangevuld, wat niet uit het dossier blijkt. De zorgaanbieder is € 1762,50 verschuldigd aan de cliënt.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: cliënt)en
Oogcentrum Noordholland B.V., gevestigd te Heerhugowaard
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Cliënt is verschenen samen met [naam]. Namens de zorgaanbieder zijn verschenen [naam] en [naam]. De partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de nazorg door de zorgaanbieder na de staaroperatie bij cliënt.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dit op het volgende neer.
Cliënt is op 7 augustus 2021 geopereerd door de zorgaanbieder aan zijn rechteroog. Er is een staaroperatie uitgevoerd. Cliënt kreeg vier dagen na de operatie een zwarte vlek in zijn geopereerde oog. Op 16 augustus 2021 heeft cliënt de zorgaanbieder gebeld en gemeld dat hij last had van een zwarte vlek en dat hij flitsen zag. Er is vervolgens een controle uitgevoerd waaruit bleek dat er niets aan de hand was.
Cliënt heeft op 31 augustus 2021 wederom contact opgenomen met de zorgaanbieder. Hij heeft kenbaar gemaakt dat hij nog steeds last van flitsen heeft, kromme lijnen en een zeepbel ziet. Ook bij deze controle is niets geconstateerd.
Het zicht van cliënt verslechterde zodanig dat op 7 september 2021 weer contact is gelegd met de zorgaanbieder. Na uitvoerig onderzoek bleek sprake te zijn van netvliesloslating. Cliënt moest met spoed geopereerd worden. Cliënt is op 8 september geopereerd in het ziekenhuis.
Cliënt is van oordeel dat de zorgaanbieder uitvoeriger en zorgvuldiger had moeten controleren zodat de netvliesloslating eerder zou zijn geconstateerd. Cliënt zou dan eerder naar het ziekenhuis verwezen zijn. Cliënt verwijst daarbij naar een door de heer [naam] opgemaakt rapport. In het rapport worden vraagtekens geplaatst bij het niet nader onderzoeken van de zeepbel die bij cliënt zichtbaar was, wordt geconcludeerd dat de zorgaanbieder een afwachtend beleid voert en wordt vermeld dat op 31 augustus 2021 geen sprake lijkt te zijn geweest van een onderzoek wijddruppelen.
Cliënt voert verder aan – na het dossier te hebben opgevraagd op 20 september 2021 – dat de zorgaanbieder het dossier heeft aangepast nu het dossier anders is ten opzichte van 31 maart 2022. Cliënt is van oordeel dat sprake is van valsheid in geschrifte.
Cliënt verzoekt een schadevergoeding van € 13.291,50. Cliënt werkt als zzp’er en heeft door de opgelopen vertraging een maand inkomsten misgelopen. Daarnaast verzoekt cliënt € 968,–, de kosten die cliënt heeft gemaakt voor het inschakelen van letselschadebedrijf Pals.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen op de zitting naar voren is gebracht. In de kern komt dit op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft cliënt op 4 juni 2021 voor het eerst ontvangen in verband met visusklachten. In verband met een trauma aan het rechteroog bleek cliënt al 45 jaar wazig zicht te hebben. Hij had last van een zwart vlekje in zijn rechteroog en het zicht werd donkerder en melkachtig. Uit het onderzoek kwam naar voren dat van een fors cataract in alle lagen sprake was. Cliënt wenste vervolgens een cataractextractie, waarna cliënt is verwezen naar het voorlichtingsbureau voor het invullen van een gezondheidsverklaring. Cliënt heeft een folder ontvangen met nadere informatie over een cataract, de behandeling en de daaraan verbonden risico’s. Op 31 juli 2021 is cliënt nader onderzocht en is besproken wat de voor- en nadelen van de behandeling zijn en dat er mogelijk een kapselscheur, een infectie, macula oedeem, netvliesloslating en refractive surprise aan de orde kan zijn. Bovendien is cliënt medegedeeld dat hij een hoger risico op complicaties heeft in verband met het trauma dat hij heeft opgelopen aan zijn oog. Vervolgens heeft op 7 augustus 2021 de cataractextratie, zonder enige complicaties, plaatsgevonden.
Cliënt is op 16 augustus 2021 met spoed onderzocht omdat hij kromme lijnen zag. Er is onderzoek verricht middels de spleetlamp, fundoscopie en OCT. De conclusie van het onderzoek luidde dat er sprake was van nette pseudofakie en er geen sprake was van diabetische retinopathie. Vervolgens werd op 31 augustus 2021 de gebruikelijke controle gehouden. De anamnese luidde dat sprake was van een golvend beeld en dat ’s avonds een grote zeepbel te zien was. Er is wederom onderzoek verricht middels de spleetlamp, fundoscopie en OCT. De conclusie van het onderzoek luidde dat er sprake was van een rustig postoperatief beeld en een oud litteken aan het rechteroog. Op 7 september 2021 heeft cliënt wederom contact gezocht en kenbaar gemaakt dat hij vlekken en flitsen zag in het rechteroog. De klachten namen toe en het zicht was slechter geworden. Bij het onderzoek is netvliesloslating waargenomen, waarna cliënt verwezen is naar het ziekenhuis.
Op 22 september 2021 is een belafspraak gemaakt met cliënt omdat hij een klacht had ingediend tegen de zorgaanbieder. Op 28 september 2021 heeft de oogarts, die cliënt op 31 augustus 2021 bij de controle heeft gezien, gebeld met cliënt en medegedeeld dat de klachten waarover cliënt sprak konden worden verklaard door littekens in de macula en dat de klachten van schitteringen konden passen bij dysfotopsie. Uit het onderzoek kwam geen ablatio naar voren.
De zorgaanbieder voert aan dat allereerst van belang is dat het handelen van de zorgaanbieder dient te worden getoetst aan de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam oogarts in gelijke omstandigheden mocht worden verwacht en dat het daarbij niet gaat om de vraag of het handelen van de oogarts beter had gekund, maar of de oogarts bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het verweten handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
De zorgaanbieder voert ten tweede aan dat van belang is dat er een harde indicatie was voor een staaroperatie en dat cliënt op de risico’s is gewezen. Bij beide controles in augustus 2021 werden geen aanwijzingen gevonden voor netvliesloslating. De anamnese van 31 augustus 2021 gaf bovendien geen aanleiding om rekening te houden met netvliesloslating nu cliënt geen melding maakte van klachten die typisch zijn bij netvliesloslating zoals lichtflitsen, troebelingen en verlies van het gezichtsveld van buiten naar binnen. De zorgaanbieder is van oordeel dat de operatie zorgvuldig is uitgevoerd en de nazorg adequaat is geweest.
De zorgaanbieder is verder van oordeel dat de aanvulling die heeft plaatsgevonden bij de weergave van de controle van 31 augustus 2021 een slordigheid betreft, maar niet aan te merken is als valsheid in geschrifte. Desbetreffende oogarts bemerkte dat er een omissie in het verslag zat, waarna het verslag is aangevuld. De zorgaanbieder betreurt dat geen datum is vermeld of dat niet is vermeld dat er een aanvulling op een later moment heeft plaatsgevonden. De weergave van de controle van 31 augustus 2021 is in ieder geval feitelijk juist.
De zorgaanbieder verzoekt de klachten ongegrond te verklaren.
De zorgaanbieder heeft tot slot aangevoerd dat causaal verband tussen het verweten onzorgvuldig handelen en de schade ontbreekt. Ook indien de netvliesloslating op 31 augustus 2021 zou zijn geconstateerd had cliënt inkomsten misgelopen. Bovendien kan de bruto-omzet, waar cliënt de schadevergoeding op baseert, niet gelijk gesteld worden met het netto besteedbaar inkomen. Er dienen immers kosten te worden betaald en belasting te worden afgedragen. Als een schadevergoeding wordt toegekend, dan zou dit berekend moeten worden aan de hand van de gemiddelde omzetcijfers over de drie jaar voorafgaand aan de netvliesloslating waarbij rekening wordt gehouden met de belastingaanslagen over die jaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt voorop dat het voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. Dit geldt evenzeer voor de nazorg.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder op 16 augustus 2021 aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Dit geldt niet voor de controle op 31 augustus 2021. Gelet op de klachten die cliënt had vermeld op 16 augustus en 31 augustus 2021 acht de commissie het onderzoek dat de zorgaanbieder op 31 augustus 2021 heeft verricht te beperkt. De zeepbel waar cliënt over verklaarde kon niet verklaard worden, hetgeen – zo is ter zitting ook erkend door de zorgaanbieder – extra zorgvuldigheid met zich mee had moeten brengen. Op 16 augustus 2021 is de pupil wijd gedruppeld. Het had in dit geval op de weg van de zorgaanbieder gelegen om in ieder geval ook op 31 augustus 2021 wijd te druppelen. De commissie acht bij het oordeel dat het onderzoek te beperkt is geweest tevens van belang dat er eerder een operatie bij cliënt is verricht waardoor bij hem een verhoogde kans op netvliesloslating aanwezig was. In zoverre zal deze klacht van cliënt gegrond worden verklaard.
De commissie is verder van oordeel dat de klacht van cliënt aangaande het aanpassen van het dossier gegrond is. De zorgaanbieder heeft erkend dat het dossier voor wat betreft de controle op
31 augustus 2021 op een latere datum is aangevuld. Dat er een aanvulling heeft plaatsgevonden blijkt niet uit het dossier, hetgeen de commissie als een ernstige omissie aanmerkt. Als een dossier aangevuld wordt op een latere datum dan moet te allen tijde blijken dat dit op een later moment is aangevuld. Ook deze klacht zal gegrond worden verklaard.
Hoewel de commissie niet kan vaststellen dat er sprake was van netvliesloslating op 31 augustus 2021 kan de commissie ook niet uitsluiten dat dat het geval was. De netvliesloslating had derhalve mogelijkerwijs een week eerder geconstateerd kunnen worden, zodat cliënt ook een week eerder geopereerd had kunnen worden. Onder die omstandigheden acht de commissie een schadevergoeding voor gemiste inkomsten in die week redelijk. De commissie kan echter op basis van de stukken die cliënt heeft aangeleverd onvoldoende vaststellen welk bedrag cliënt verdiend zou hebben. De commissie acht een bedrag van € 1.500,– redelijk. De commissie zal bovendien zorgaanbieder veroordelen in de kosten die cliënt gemaakt heeft voor het inschakelen van een expert, zij het dat het bedrag overeenkomstig het reglement beperkt zal worden tot vijfmaal € 52,50 (€ 262,50).
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klachten gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak aan cliënt een vergoeding van € 1.762,50 dient te betalen;
– bepaalt dat de zorgaanbieder binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het door hem betaalde klachtengeld;
– wijst het meer of anders verzochte af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw
mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. W. Maat en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, plaatsvervangend secretaris, op 19 december 2022.