Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: Schade
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
125254/141630
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Volgens de klager had de zorgaanbieder, tijdens zijn verblijf bij de zorgaanbieder, aan het CAK de hoogte van zijn inkomsten moeten doorgeven. Nu dit niet is gedaan, heeft de klager een naheffing gekregen die hij niet kan betalen. De moeder van klager was niet in staat om dit voor hem te doen en de klager dacht dat de zorgaanbieder dit zou regelen. Volgens de zorgaanbieder is tussen de klager en de zorgaanbieder afgesproken dat de klager zelf verantwoordelijk is voor zijn financiële en administratieve zaken. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat de zorgaanbieder verantwoordelijk zou zijn voor de financiële en administratieve zaken van de klager. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam klager], wonende te [naam woonplaats]en
Peel Zorg Brabant B.V., gevestigd te Milheeze
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 april 2022 te Eindhoven.
Verschenen zijn: [naam klager], [naam moeder van klager en sinds 25 augustus 2018 de mentor van klager], [naam advocaat en gemachtigde van de zorgaanbieder], [naam medewerker zorgaanbieder] en de zus van klager als toehoorder.
Onderwerp van het geschil
Kern van de klacht is dat de zorgaanbieder wordt verweten klager er niet op te hebben geattendeerd dat klager bij het CAK melding moest doen van een hoger inkomen dat hij genoot in de periode april 2019 tot en met oktober 2019. Als gevolg hiervan wordt klager thans geconfronteerd met een terugvordering van het CAK.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Tijdens de periode van begeleid wonen via Trend Zorg (nu Peel Zorg) in Milheeze, van september 2018 tot eind 2019, is Trend Zorg nalatig geweest in het doorgeven van een veranderd inkomen van klager aan het CAK, waardoor klager nu met een enorme schuld zit. Klager is hierdoor depressief geworden. Hij is niet in staat om deze schuld te betalen, omdat hij sinds 1 januari 2021 geen werk meer heeft en een uitkering ontvangt. In de periode dat klager begeleid woonde bij Trend Zorg had hij onregelmatig contact met zijn moeder, waardoor zij een en ander ook niet kon regelen. In de tijd dat klager bij Trend Zorg verbleef heeft zij geen zicht gehad op de rekeningen die daar voor klager binnen kwamen. Alle post, dus ook die van het CAK, kwam bij Trend Zorg binnen. De begeleider van klager zou het CAK benaderen als de inkomsten van klager zouden wijzigen, hij is daar meerdere malen op aangesproken door klager en zijn moeder.
De zorgaanbieder was destijds ook in het bezit van de inloggegevens van klager voor onder andere de Belastingdienst. Nadat klager al geruime tijd weg was bij de zorgaanbieder heeft hij pas de map met correspondentie en overige papieren ontvangen.
De moeder van klager zou de financiën van klager zelf beheren, maar als zij de post c.q. rekeningen niet krijgt doorgestuurd en deze in een map worden gedaan dan kan zij dit niet afhandelen. Zij heeft in de tijd dat klager bij de zorgaanbieder zat geen inzage in de post gehad. Zowel de moeder als klager vertrouwden op de zorgaanbieder. Ze zijn er toch ook voor om dingen uit handen te nemen en de zorg over te nemen.
Klager stelt hierdoor schade te hebben geleden, omdat anders een lager bedrag was ontvangen
van het CAK en een terugvorderingsactie, die er nu wel is, dan niet aan de orde zou zijn geweest.
Klager verzoekt een schadevergoeding van € 4.545,– van de zorgaanbieder, gelijk aan de terugvordering van het CAK.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft klager onder meer nog het volgende aangevoerd. De zorgaanbieder zou alles met betrekking tot de financiën regelen. Alle post is bij de zorgaanbieder terecht gekomen. De persoonlijk begeleider van klager is meerdere malen aangesproken een en ander met het CAK te regelen. Indien de zorgaanbieder had aangegeven dat het niet goed ging en de post aan de moeder van klager had gegeven dan had zij het contact met het CAK op zich kunnen nemen. De moeder zag klager in die periode ongeveer een keer per maand, omdat hij zich heel erg tegen haar afzette. Het is niet bij haar opgekomen om zelf contact op te nemen met de zorgaanbieder. Klager heeft aan de zorgaanbieder aangegeven dat hij werk had. Zijn eigen bijdrage aan het CAK zou dan hoger zijn. Indien dit door de zorgaanbieder aan het CAK was gemeld dan had klager nooit de naheffing gehad.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klacht dient als ongegrond te worden afgewezen, omdat bij herhaling is afgesproken dat de financiën en administratie door klager met zijn moeder (ook nu als gemachtigde optredend) zouden worden geregeld en voorts omdat expliciet is afgesproken dat klager zelf verantwoordelijk was voor het bewaken van de betaling van de CAK bijdrage.
De klacht impliceert dat de zorgaanbieder de administratieve/financiële kant met betrekking tot de CAK bijdrage had moeten bewaken. Dit is echter in strijd met wat er daadwerkelijk is afgesproken tussen partijen en wat er in deze is vastgelegd. Tussen de zorgaanbieder en klager (en diens moeder) zijn bij het aangaan van de periode dat klager in de zorg kwam en gedurende de periode dat hij in de zorg was duidelijke afspraken gemaakt, besproken en herbevestigd over de rolverdeling en hetgeen van de zorgaanbieder werd verwacht. Daarbij is steeds helder besproken en vastgelegd dat financiën en de administratie niet tot die taken behoorden. Steeds opnieuw is besproken en afgesproken dat klager samen met zijn moeder zelf de financiën en administratie zou verzorgen, te weten op 22 augustus 2018, 1 oktober 2018, 14 oktober 2018, 3 december 2018, 7 augustus 2019 en bij de eindevaluatie op 13 november 2019. Zo is in het zorgplan van 3 december 2018 opgenomen dat de moeder is aangesteld als mentor en dat zij haar zoon ondersteunt zij op financieel en administratief gebied en blijkt uit het zorgplan van 7 augustus 2019 dat dit nog steeds het geval is. Er was een strikte scheiding tussen zorg (Trend Zorg Helmond B.V.) én ondersteuning op financieel/administratief gebied (de moeder). Deze ondersteuning op financieel/administratief gebied omvat ook het contact met het CAK c.q. het vermelden van een gewijzigde inkomenspositie aan het CAK in verband met de aanpassing van de hoogte van de eigen bijdrage. Daarenboven heeft de (voormalige) persoonlijk begeleider klager (meermaals) geattendeerd op het feit dat een wijziging van het inkomen van invloed kan zijn op de eigen bijdrage CAK én dat de klager c.q. de moeder een dergelijke wijziging alsdan moet melden bij het CAK.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de zorgaanbieder onder meer nog het volgende aangevoerd. Voorafgaand aan het verlenen van zorg aan klager is besproken hoe de financiën zouden worden geregeld. In 2018 is dit vier keer expliciet besproken. Er werd van de zorgaanbieder niet gevraagd dat zij zich met de financiën zou bemoeien, klager zou dit met zijn moeder regelen.
Er kan dan ook niet van de zorgaanbieder worden verwacht dat zij zich met de financiën zou bemoeien. Met elkaar was afgestemd wat kon worden verwacht.
Op financieel gebied kunnen afspraken worden gemaakt over een zekere mate van begeleiding. Er wordt dan af en toe gekeken naar de financiën en dingen worden geregeld. Dit is dan wel van tevoren besproken en vastgelegd. Het beheer wordt echter nimmer overgenomen. Dat is een taak van de persoon in kwestie dan wel een ouder of gewaarborgde hulp (bewindvoerder).
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De zorgaanbieder stelt zich in het tweede aanvullend verweerschrift (van 4 februari 2022) op het standpunt dat klager zijn klachtplicht, zoals deze is neergelegd in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW), heeft geschonden door niet binnen bekwame tijd te klagen. Klager is van 7 oktober 2018 tot 31 oktober 2019 in zorg is geweest bij de zorgaanbieder en de klacht is pas 16 augustus 2021 ingediend. Volgens de zorgaanbieder dient klager om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.
De commissie zal dit beroep door de zorgaanbieder op de niet-ontvankelijkheid passeren, zoals ook al tijdens de mondelinge behandeling door de commissie kenbaar is gemaakt. Er is geen termijn gesteld waarbinnen klager had moeten reageren richting de zorgaanbieder. Of niet binnen bekwame tijd is gereageerd, valt derhalve niet vast te stellen. Indien en voor zover de zorgaanbieder zich heeft bedoeld te beroepen op art. 6 lid 1 van het reglement geschillencommissie zorg algemeen dan gaat dit beroep niet op, nu dit beroep niet is gedaan bij eerste gelegenheid.
Op grond van de zorgovereenkomst, die klager met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (art. 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De commissie dient derhalve te oordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in het nakomen van de zorgovereenkomst met klager in de hiervoor omschreven zin.
Voor de terugbetaling van de eigen bijdrage CAK, die klager als schadevergoeding heeft gevorderd, is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en klager moet daarvan nadeel hebben ondervonden. De commissie is van oordeel dat aan de zijde van de zorgaanbieder geen sprake is van enige tekortkoming in de uitvoering van de zorgovereenkomst, zodat het verzoek van klager om een financiële vergoeding dient te worden afgewezen. De zorg bestond blijkens de zorgovereenkomst van 14 oktober 2018 uit het bieden van beschermd wonen in het kader van een 3c indicatie. Uit de zorgovereenkomst blijkt niet dat het doen van de financiën en de administratie van klager tot de werkzaamheden van de zorgaanbieder behoorden. In die zorgovereenkomst wordt bij ‘overige afspraken’ ook nog als volgt vermeld: “De overheid kan de cliënt een verplichting opleggen tot het betalen van een eigen bijdrage aan het CAK De cliënt zelf verantwoordelijk voor de betaling van de eigen bijdrage en kan bij het CAK navragen hoe hoog deze zal zijn.” Daarbij komt dat bij de intake op 1 oktober 2018 door klager en zijn moeder is aangegeven dat klager door zijn moeder wordt ondersteund op financieel en administratief gebied en dat het voorlopig de bedoeling was dat dit zo zou blijven.
In het zorgplan van 3 december 2018 is ook vastgelegd dat de moeder van klager hem zou ondersteunen op financieel en administratief gebied. Dit is zo nog tweemaal in het jaar 2019 bevestigd. Er zijn derhalve geen enkele aanknopingspunten dat de zorgaanbieder zorg zou dragen voor de voor de financiën en administratie van klager. Hoewel het best zo zou kunnen zijn dat er tussen klager en zijn persoonlijk begeleider is gesproken over de te betalen eigen bijdrage aan het CAK maakt dit niet dat de zorgaanbieder een en ander zou regelen.
Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van klager ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen op 29 april 2022, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. J.W. Stenvers en de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris.