Zorgaanbieder niet gehouden behandeling uit te voeren

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (Immateriele) schadeOvereenkomst    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 212190/225912

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënte heeft in april 2014 met de zorgaanbieder een bewaarovereenkomst gesloten, waarbij zij aan de zorgaanbieder haar eicellen ter opslag heeft gegeven om de mogelijkheid open te houden op een later tijdstip met behulp van deze eicellen een zwangerschap bij haar te doen ontstaan. De cliënte wenste recent invulling te geven aan haar kinderwens door het in gebruik nemen van haar ingevroren eicellen, gebruikmakend van een buitenlandse donor. De klacht betreft de weigering van de zorgaanbieder mee te werken een bevruchting met de gewenste buitenlandse donor tot stand te brengen. De cliënte meent dat de zorgaanbieder hiertoe gehouden is en vordert medewerking van de zorgaanbieder alsmede een vergoeding voor geleden materiele en immateriële schade van € 9.812,76. De commissie oordeelt dat op grond van de bewaarovereenkomst de zorgaanbieder niet gehouden is de behandeling uit te voeren. De klacht wordt ongegrond verklaard en het verzoek tot schadevergoeding afgewezen.

De uitspraak

In het geschil tussen

mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting Radboud universitair medisch centrum, gevestigd te Nijmegen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door mevrouw prof. dr. [naam], gynaecoloog en mevrouw mr. [naam], jurist.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2023 te Utrecht.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Beoordeling
De commissie dient de vraag te beantwoorden of de zorgaanbieder onrechtmatig heeft gehandeld jegens de cliënte door niet mee te werken aan een bevruchting van de ingevroren eicellen van de cliënte met gebruikmaking van een buitenlandse donor. De cliënte houdt de zorgaanbieder aansprakelijk voor de hierdoor geleden materiele en immateriële schade. Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de tussen partijen bestaande geneeskundige behandelingsovereenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting.

De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Tussen partijen is op 30 april 2014 een bewaarnemingsovereenkomst voor eicellen getekend. In deze bewaarovereenkomst staat onder meer vermeld dat de zorgaanbieder de eicellen van de cliënte op zorgvuldige wijze zal vitrificeren en/of in opslag zal nemen met inachtneming van de stand van de wetenschap en dat de cliënte erop is gewezen dat de zorgaanbieder bij vitrificatie en een eventuele vervolg(be-)handeling en/of het tot stand brengen van een zwangerschap gebonden zal zijn aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving en gehanteerde beleid van de zorgaanbieder.

In 2022 verzoekt de cliënte de zorgaanbieder om een bevruchting mogelijk te maken met een buitenlandse donor. Door de zorgaanbieder is aangegeven dat een dergelijke behandeling niet wordt uitgevoerd. Als reden hiervoor is aangevoerd dat binnen de zorgaanbieder behandelingen met eigen, voor een patiënte bekende, donoren worden uitgevoerd. Bij de zorgaanbieder wordt geen kunstmatige inseminatie uitgevoerd met zaad van donoren uit een binnenlandse dan wel buitenlandse donorbank. Dit betreft een beleidskeuze van de zorgaanbieder. De commissie is van oordeel dat het ziekenhuis zich in redelijkheid op het standpunt kan stellen de door de cliënte gewenste behandeling niet uit te voeren. De zorgaanbieder is hiertoe op basis van de bewaarnemingsovereenkomst dan wel op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet gehouden. In de bewaarnemingsovereenkomst zijn partijen overeengekomen dat de zorgaanbieder de eicellen van de cliënte op zorgvuldige wijze zal vitrificeren en/of in opslag zal nemen. Partijen zijn niet overeengekomen dat de zorgaanbieder op enig moment gehouden is mee te werken aan het tot stand brengen van een bevruchting met deze ingevroren eicellen. Er is geen sprake van wanprestatie, zoals door de cliënte gesteld. De stelling van de cliënte dat het weigeren van de behandeling te maken heeft met persoonlijke overtuigingen van de betreffende gynaecoloog is op geen enkele wijze aangetoond en is door de gynaecoloog ter zitting ten stelligste ontkend.

Gelet op het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat het verzoek tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht ongegrond;
– wijst af de vordering tot schadevergoeding.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer drs. J.H.A. Vollebergh, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 6 december 2023.