Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: schadevergoeding
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
131378/142888
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Medewerkster van zorgaanbieder heeft tijdens haar werkzaamheden bij cliënte een emmer water laten vallen op de laminaatvloer die daardoor is beschadigd. Zorgaanbieder stelt dat de emmer is gevallen omdat het handvat niet vastzat. Ook indien er geen sprake is van een defect van het handvat, meent de zorgaanbieder dat de schade niet toerekenbaar is aan de medewerkster. Volgens de zorgaanbieder wordt niet voldaan aan de eisen voor aansprakelijkheid. De commissie oordeelt dat voor een aan de ondergeschikte zelf toerekenbare onrechtmatige daad is vereist dat tussen de fout van de ondergeschikte en de taak die hem is opgedragen, voldoende functioneel verband bestaat. Naar het oordeel van de commissie is hieraan voldaan. Het gaat om een fout van de medewerkster en zij verrichte tijdens het incident werkzaamheden in opdracht van de zorgaanbieder. Cliënte heeft voldoende naar voren gebracht dat ze schade heeft geleden. De klacht is gegrond en zorgaanbieder moet een schadevergoeding betalen van € 1605,–.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënte)en
Tzorg, gevestigd te Uden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2022 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder waren aanwezig
[naam] medewerker kwaliteit en zorg en [naam], schadebehandelaar.
De cliënte werd vergezeld door haar echtgenoot, [naam]
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het niet erkennen van aansprakelijkheid door de zorgaanbieder voor gemaakte schade.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 10 december 2020 heeft een medewerkster van de zorgaanbieder tijdens haar werkzaamheden bij de cliënte een emmer water laten vallen op de laminaatvloer die daardoor is beschadigd. Volgens het contract is de zorgaanbieder verzekerd voor zulke gevallen, maar de zorgaanbieder probeert om onder zijn verantwoordelijkheid uit te komen door te stellen dat een ondeugdelijke emmer waarvan het handvat los zou zitten aan de hulp is gegeven. De zorgaanbieder stelt dat de cliënte dient te bewijzen dat zij een deugdelijke emmer ter beschikking heeft gesteld. De betreffende emmer is voorzien van een rubber handvat dat los om het hengsel zit maar dat hoort zo en is geen gebrek. De cliënte stelt dat een ongelukje als dit altijd kan gebeuren bij huishoudelijk werk, maar juist om die reden dient de zorgaanbieder hiervoor verzekerd te zijn.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Niet ter discussie staat dat een medewerkster van de zorgaanbieder de emmer met water heeft laten vallen. De emmer is gevallen omdat het handvat niet vastzat. Het zou gaan om een meedraaiend rubberen handvat in het midden van het hengsel. Ook indien geen sprake is van een defect van het handvat van de emmer, meent de zorgaanbieder dat de schade niet toerekenbaar is aan de medewerkster van de zorgaanbieder. De zorgaanbieder is als werkgever overeenkomstig artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de medewerkster indien deze medewerkster voor het veroorzaken van de schade aansprakelijk kan worden gehouden op basis van artikel 6:162 en 6:163 BW. Aangezien geen sprake is van een rechtstreekse inbreuk door de medewerkster op een recht van de cliënte en de medewerkster niet in strijd met een wettelijke plicht heeft gehandeld, resteert de vraag of de medewerkster in de gegeven omstandigheden in strijd met een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm heeft gehandeld. De zorgaanbieder stelt dat niet elke gedraging die tot schade leidt, ook automatisch betekent een onrechtmatige daad van een ander. Van belang is, anders dan de cliënte impliciet lijkt te veronderstellen, dat niet het enkel veroorzaken van schade beslissend is voor het aannemen van onrechtmatigheid. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is de medewerker geconfronteerd met het meedraaiende handvat van de emmer waardoor deze uit haar handen is gevallen. Hoewel onaangenaam voor zowel de medewerkster als de cliënte is de schade een gevolg van een samenloop van omstandigheden, maar niet vanuit een onrechtmatig of verwijtbaar handelen. Er wordt niet voldaan aan de eisen voor aansprakelijkheid.
De zorgaanbieder stelt dat het niet juist is, zoals door de cliënte verondersteld, dat de zorgaanbieder voor dergelijke situaties verzekerd moet zijn. De basis voor een uitkering op grond van een aansprakelijkheidsverzekering is dat men aansprakelijk moet zijn voor de ingediende schade. Wanneer de aansprakelijkheid ontbreekt, zal een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven een schade niet betalen. Is een schade het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, of zoals de cliënte zelf ook beaamt, een ongelukje dan is hiervoor geen dekking onder een aansprakelijkheidsverzekering.
De aansprakelijkheid ontbreekt immers. De hoofdregel bij schadevergoeding is, dat er geen schadevergoeding wordt toegekend. Gedupeerden kunnen veelal op een eigen verzekering een schadevergoeding claimen. Nu de zorgaanbieder niet voor de schade aansprakelijk is, draagt de cliënte onder de gegeven omstandigheden de schade zelf.
De cliënte vordert een bedrag van € 1.605,00. Hierbij is uitgegaan van de nieuwwaarde en er is geen rekening gehouden met een optredende verbetering. Voorts worden de kosten voor in- en uitruimen van de woning geclaimd. Voor deze kosten wordt nog geen schadebedrag genoemd. Er heeft geen gedegen schadevaststelling plaatsgevonden. De schadeomvang is onvoldoende aantoonbaar gemaakt.
De zorgaanbieder verleent hulp bij het huishouden op basis van een overeenkomst. In de ondertekende zorgovereenkomst met bijhorende voorwaarden is een eigen risico van € 200,– per schade bepaald.
De medewerkers van de zorgaanbieder hebben bij de uitvoering van de werkzaamheden zaken van derden (in opzicht) onder zich onder de noemer ‘normaal’ huishoudelijk gebruik. Er is hierbij een verhoogd risico op het veroorzaken van een schade. Verzekeraars achten deze kans op schade zo groot, dat het voor de zorgaanbieder niet mogelijk is een volledige aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten zonder eigen risico. Er bestaat voor de zorgaanbieder niet de mogelijkheid het volledige schaderisico af te dekken op een aansprakelijkheidsverzekering. Het schadebedrag van deze schadezaak blijft volledig beneden het eigen risico van de aansprakelijkheidsverzekering en wordt door de zorgaanbieder zelf gedragen.
De zorgaanbieder meent dat onder deze omstandigheden de redelijkheid en billijkheid met zich brengt dat een gedeelte van een schade voor rekening van de cliënte blijft, zodat het toepassen van een contractueel eigen risico van € 200,– per gebeurtenis niet leidt tot een onrechtmatige samenhang met het bepaalde in artikel 6:237 lid f BW. De redelijkheid en billijkheid brengt met zich mee dat een eigen keuze en afweging voor het afsluiten van een (volledige) verzekering door de zorgclient niet ten nadele van de zorgaanbieder kan worden uitgelegd. De zorgaanbieder heeft niet de mogelijkheid om een verzekering af te sluiten zonder eigen risico.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zitting is door de cliënte de betreffende emmer waarmee de schade is veroorzaakt getoond. Hierbij zijn door de commissie geen gebreken aan de emmer aangetroffen. Ook door de zorgaanbieder is erkend dat het een deugdelijke emmer betreft. Nu dit is vastgesteld, kan worden voorbijgegaan aan het verweer van de zorgaanbieder dat door de cliënte een ondeugdelijke emmer ter beschikking is gesteld.
Op grond van artikel 6:170 lid 1 BW is voor schade, aan een derde toegebracht door een fout van een ondergeschikte, degene in wiens dienst de ondergeschikte zijn taak vervult aansprakelijk, indien de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en degene in wiens dienst hij stond, uit hoofde van hun desbetreffende rechtsbetrekking zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen.
Dit betreft een zogenaamde risicoaansprakelijkheid, zodat er geen gelegenheid is tot disculpatie van de werkgever, in casu de zorgaanbieder. De schade dient veroorzaakt te zijn door een fout van de
ondergeschikte, dat wil zeggen een aan de ondergeschikte zelf toerekenbare onrechtmatige daad. Voor een geslaagd beroep op dit artikel is vereist dat er tussen de fout van de ondergeschikte en de taak die hem is opgedragen, voldoende functioneel verband bestaat. Er dient dan te zijn voldaan aan twee
voorwaarden.
Ten eerste moet de door aan de ondergeschikte gegeven opdracht tot het verrichten van een bepaalde taak de kans op de fout objectief gezien, dat wil zeggen volgens statistische ervaringsregels, hebben
verhoogd, de ‘kanseis’. Ten tweede moet voldaan zijn aan de ‘zeggenschapseis’, dat wil zeggen dat de werkgever juridische zeggenschap moet hebben over de gedragingen waarvan de fout deel uitmaakte.
Uitgaande van de door de cliënte beschreven omstandigheden is naar het oordeel van de commissie
voldaan aan deze twee eisen. Daartoe wordt overwogen dat niet in geschil is dat het hier gaat om een fout van de medewerkster van de zorgaanbieder en dat zij tijdens het incident in opdracht van de zorgaanbieder werkzaamheden verrichte voor de cliënte. Er is een functioneel verband tussen de fout van de
medewerkster en de haar door de zorgaanbieder opgedragen taak.
Dat de medewerkster de schade niet opzettelijk heeft veroorzaakt zoals door de zorgaanbieder gesteld, is voor de vaststelling van de aansprakelijkheid niet van belang, nu er sprake is van risicoaansprakelijkheid voor de werkgever. Opzet of bewust roekeloos handelen door de medewerkster is slechts van belang voor het vaststellen van de eigen aansprakelijk van de medewerkster jegens de zorgaanbieder, maar dit is voor de cliënte niet relevant en bovendien is hiervan in dit geval geen sprake, zodat hieraan voorbijgegaan kan worden.
De stelling van de zorgaanbieder dat geen sprake is van een onrechtmatige daad door de medewerkster aangezien geen inbreuk is gemaakt op een recht van de cliënte, kan de commissie niet volgen.
Er staat immers onomstotelijk vast dat er inbreuk is gemaakt op het eigendomsrecht van de cliënte door
het beschadigen van de vloer. Ook aan de overige vereisten van een onrechtmatige daad, te weten toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit is onweersproken voldaan.
Het betoog van de zorgaanbieder ten aanzien van de aansprakelijkheidsverzekering kan de commissie evenmin volgen. Het wel of niet verzekerd zijn is voor het vaststellen of sprake is van aansprakelijkheid niet van belang. De wijze waarop de zorgaanbieder is verzekerd is een eigen interne aangelegenheid en afweging van de zorgaanbieder. Het onvoldoende of ontoereikend verzekerd zijn voor de betreffende schade kan geen reden zijn dat daarom dus geen sprake is van aansprakelijkheid. Indien de verzekering geen dekking biedt, is het aan de zorgaanbieder zelf de kosten te voldoen.
Nu uit hetgeen de cliënte naar voren heeft gebracht, voldoende blijkt dat zij schade heeft geleden, hetgeen de zorgaanbieder ook niet heeft bestreden, is de door haar gevorderde schade toewijsbaar. De commissie gaat voorbij aan de stelling van de zorgaanbieder dat de schade onvoldoende aantoonbaar is gemaakt nu de zorgaanbieder sinds het schadeveroorzakende incident heeft plaatsgevonden ruimschoots de tijd heeft gehad om onderzoek te doen naar de omvang van de schade.
Nu de zorgaanbieder weigerachtig is gebleven aansprakelijkheid voor de door de cliënte door het incident van 10 december 2020 geleden schade te erkennen en geen onderzoek heeft gedaan naar de omvang van de schade, zal de commissie de door de cliënte gevorderde schade toewijzen aan de hand van de door de cliënte overgelegde offerte d.d. 13 april 2021 van € 1.605,–, zonder eigen risico voor de cliënte.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënte vergoedt een schadebedrag van € 1.605,–.
– bepaalt dat de zorgaanbieder aan de cliënte vergoedt het klachtengeld van € 52,50,–
– bepaalt dat bovengenoemde bedragen binnen veertien dagen na ontvangst van dit bindend advies
aan de cliënte worden betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 31 oktober 2022.