Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: bejegening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
203896/223175
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De commissie wijst een klacht over de gestelde weigering tot behandeling door een tandarts van het Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde (CBT) en over gestelde smaad en laster in het dossier van het CBT af.
De uitspraak
In het geschil tussen
mevrouw [naam], wonende te [plaatsnaam] (hierna te noemen: de cliënt)
en
ETZ, gevestigd te Tilburg
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 september 2023 te Utrecht.
De commissie heeft het volgende overwogen.
Beoordeling
Het standpunt van cliënt
In juni 2019 heeft cliënt tandarts [naam], werkzaam voor het CBT in het ziekenhuis van de zorgaanbieder (Elisabeth Ziekenhuis Tilburg), geconsulteerd.
Cliënt is door haar eigen tandarts verwezen naar het CBT. Cliënt is bekend met parodontitis, die zich ten tijde van het consult bij tandarts [naam] met name concentreerde in het voorste gedeelte van de onderkaak. Cliënt heeft zich bij tandarts [naam] gemeld in verband met hevige pijn rondom een teruggeplaatste tand, de 42. Volgens cliënt geloofde en vertrouwde tandarts [naam] haar niet en wilde tandarts [naam] haar niet behandelen. Cliënt vermoedt dat als ze in het CBT door een goede tandarts was behandeld, ze haar ondergebit had kunnen behouden en geen prothese had hoeven dragen. Cliënt heeft nog steeds erge pijn en parodontitis, terwijl parodontitis dodelijk kan zijn volgens cliënt.
Volgens cliënt heeft tandarts [naam] haar onder druk gezet om naar een psychiater of psycholoog te gaan.
In verband met het feit dat tandarts [naam], maar ook voorgaande tandartsen, er ten onrechte vanuit gingen dat er een psychische component aan de (pijn)klachten van cliënt ten grondslag lag, zijn er volgens cliënt in het CBT-dossier laster- en smaaduitspraken over haar gedaan. Hulpverleners die haar CBT-dossier konden inzien, konden zich in verband met die smaad en laster volgens cliënt tegen haar keren met allerlei consequenties voor haarzelf en haar gezondheid. Tandarts [naam] heeft het CBT-dossier van cliënt uiteindelijk laten vernietigen, inclusief de foto’s die cliënt graag wilde behouden.
Cliënt verzoekt om toekenning van schadevergoeding van € 5.000,– omdat tandarts [naam] haar gezondheid als oudere vrouw in gevaar heeft gebracht en ze daar nog steeds slapeloze nachten van heeft.
Het standpunt van de zorgaanbieder
Tandarts [naam] constateerde bij de intake dat er sprake was van een forse ontsteking rond de teruggeplaatste 42. In mei 2019 was door de huistandarts van cliënt de wortel van de 42 deels verwijderd en was de 42 met een composiet tussen de buurtanden bevestigd. Tandarts [naam] heeft voorgesteld de 42 te verwijderen en daarna te evalueren. Dit wilde cliënt niet. In juli 2019 is de 42 alsnog door een andere, buiten het CBT werkzame, tandarts verwijderd. Aan cliënt is voorgesteld om, in het kader van een multidisciplinaire aanpak, psychologische of psychiatrische hulp te zoeken, omdat de oorzaken van de door cliënt ervaren pijnklachten niet te herleiden leken te zijn uit hetgeen onderzoek door verschillende tandartsen uitwees en wellicht voortvloeiden uit het belaste traumatische (ook wat betreft tandheelkunde) verleden van cliënt.
In de klachtenprocedure bij de zorgaanbieder is het dossier bij CBT van cliënt, op verzoek van cliënt, grotendeels vernietigd. De röntgenfoto’s zijn bewaard gebleven. Echter, ook tijdens de behandeling bij CBT, hebben alleen de behandelaars van CBT-toegang gehad tot het dossier van cliënt. Zorgverleners buiten het CBT hadden en hebben (wat betreft het deel van het dossier dat nog resteert) geen toegang tot het dossier.
De overwegingen van de commissie
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de nakoming van de geneeskundige behandelovereenkomst die tussen cliënt en de zorgaanbieder is gesloten. Bij de uitvoering van de overeenkomst moet de hulpverlener de zorgplicht in acht nemen. De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie zal de klacht in twee onderdelen behandelen, te weten:
• klachtonderdeel A, tandarts [naam] heeft geweigerd cliënt te behandelen, waardoor cliënt veel (extra) pijn heeft geleden en nu een gebitsprothese moet dragen;
• klachtonderdeel B, door smaad en laster in het CBT-dossier heeft de gezondheid van cliënt gevaar gelopen.
Ten aanzien van klachtonderdeel A overweegt de commissie dat niet aannemelijk is geworden dat tandarts [naam] cliënt niet wilde behandelen. Tandarts [naam] heeft de enig mogelijke behandeling op dat moment voorgesteld, namelijk verwijdering van de tand die was ontstoken. Cliënt heeft geweigerd die behandeling door tandarts [naam] te laten uitvoeren. Tandarts [naam] heeft cliënt dus wel behandeling aangeboden. De commissie acht ook niet aannemelijk geworden dat een andere behandeling op dat moment, waardoor de tand kon worden behouden en cliënt geen gebitsprothese had hoeven dragen, mogelijk was. De commissie wordt in dat oordeel gesterkt door het feit dat de ontstoken tand van cliënt in de maand na de consultering van tandarts [naam] alsnog door een andere tandarts is verwijderd. De commissie is van oordeel dat de tandarts [naam] zich naar behoren heeft ingespannen om cliënt (de enig mogelijke en juiste) behandeling te bieden. Wat betreft de stelling van cliënt dat parodontitis dodelijk kan zijn, overweegt de commissie dat de parodontitis na behandeling van de tand c.q. kies die het betreft, verdwenen is. Bovendien kan parodontitis op zich niet leiden tot de dood.
Wat betreft het klachtonderdeel smaad en laster in het CBT-dossier is de commissie van oordeel dat de aantekeningen in het dossier waarop cliënt doelt, niet als smaad en laster kunnen worden aangemerkt. De commissie is van oordeel dat een arts met een alternatief moet komen als behandeling door de arts zelf, in dit geval de tandarts, niet tot een oplossing leidt. Hetgeen in het CBT-dossier is vermeld over (psychische) problematiek die wellicht ten grondslag ligt aan de door cliënt ervaren pijnklachten aan haar gebit, valt naar het oordeel van de commissie binnen de grenzen van hetgeen een arts mag beschrijven om een oplossing voor de problematiek van een patiënt te vinden. De commissie is van oordeel dat de tandarts [naam] wat betreft de dossiervorming zorgvuldig heeft gehandeld.
Ten aanzien van het door cliënt gestelde over inzage in het CBT-dossier door andere zorgverleners buiten het CBT, is de commissie van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat die inzage er daadwerkelijk is geweest. Aangezien de door cliënt als smaad- en laster aangemerkte notities in het dossier als gevolg van vernietiging ervan niet meer aanwezig zijn, kunnen deze notities ook door medewerkers van het CBT niet meer worden ingezien. Wat betreft de gestelde vernietiging van de foto’s concludeert de commissie dat die vernietiging niet heeft plaatsgevonden. De commissie is op grond van vorenstaande van oordeel dat nu andere zorgverleners nooit inzage hebben gehad in het CBT-dossier, cliënt geen schade kan hebben geleden door het onthouden van behandeling door die zorgverleners als gevolg van gestelde smaad en laster in het CBT-dossier.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder, waaronder tandarts [naam], ook wat betreft dossiervorming en klachtbehandeling, zorgvuldig te werk is gegaan.
De commissie is van oordeel dat de klacht in beide klachtonderdelen ongegrond is.
Ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding overweegt de commissie dat voor een aanspraak op schadevergoeding ten minste is vereist dat de schuldenaar (de zorgaanbieder) in enig opzicht is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting en dat dit tekortschieten hem moet kunnen worden toegerekend. Ook moet er sprake zijn van voldoende causaal verband tussen de schade en de toerekenbare tekortkoming.
Nu de commissie geen tekortkomingen in de nakoming van de behandelovereenkomst heeft vastgesteld, kan er niet van tekortschieten dat heeft geleid tot schade worden gesproken. De commissie zal de vordering tot vergoeding van schade afwijzen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht in al haar onderdelen, ongegrond;
– wijst de vordering tot toekenning van schadevergoeding af.
Het door de cliënt verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer dr. F.J.M. Disch, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 14 september 2023.