Commissie: Gehandicaptenzorg
Categorie: Behandelingsovereenkomstbejegening
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
193588/200482
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt dat de zorgaanbieder hem na een verhuizing geen zorg meer wilde verlenen. De cliënt werd doorverwezen naar een andere zorgaanbieder. Volgens de zorgaanbieder past dat beter bij de zorgvraag van de cliënt.
Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder bij de aanmelding geen onderzoek gedaan naar de actuele zorgvraag van de cliënt. Ook is niet gebleken dat de mogelijkheid dat de cliënt een agressie regulatie training volgt en daarna weer in zorg kan, voldoende besproken is met de cliënt zelf. De klacht is gegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te Houten(hierna te noemen: de cliënt)
en
St. GGZ Maatschappelijke Dienstverlening Doven en Slechthorenden, gevestigd te Zoetermeer
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 maart 2023 te Utrecht.
Partijen zijn ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht. De cliënt werd daarbij bijgestaan door [naam], doventolk. Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], regiomanager team Utrecht en Groningen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het verwijt van de cliënt dat de zorgaanbieder hem na een verhuizing niet weer in zorg heeft willen nemen.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
De cliënt is doof en was van eind 2019 tot begin 2021 in zorg bij de vestiging van de zorgaanbieder in Veldhoven. Nadat de cliënt was verhuisd naar Houten werd hij bij de vestiging van de zorgaanbieder in Utrecht als cliënt geweigerd. De cliënt werd te kennen gegeven dat hij zich voor zijn problemen moest wenden tot [naam zorgaanbieder]. De organisatie van de zorgaanbieder is echter de enige zorgaanbieder die uitsluitend gericht is op de problematiek van doven en slechthorenden; bij [naam zorgaanbieder] ontbreekt die expertise en daarbij zijn zij gevestigd in Ede wat voor de cliënt te ver reizen is.
De cliënt heeft dringend hulp nodig en de houding van de zorgaanbieder frustreert hem in hoge mate. Door de weigering van de zorgaanbieder hem weer in zorg te nemen is de cliënt tussen de wal en het schip geraakt; hij heeft drie maanden op straat gezworven, is geïsoleerd geraakt en in de dovenwereld heeft hij ernstige imagoschade opgelopen. De cliënt houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor die schade die hij begroot op € 25.000, –.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dat op het volgende neer.
Van 11 november 2019 tot maart 20221 heeft de cliënt een zorgtraject doorlopen bij de vestiging van de zorgaanbieder in Veldhoven. Op 1 maart 2021 is de cliënt uit zorg gegaan en op 15 juli 2021 heeft de cliënt zich bij de vestiging van de zorgaanbieder in Amsterdam gemeld. De cliënt woonde toen in Lelystad en had een WMO gerelateerde zorgvraag. De cliënt is toen verwezen naar de [naam locatie]; een onderdeel van [naam zorgaanbieder] waar een WMO-zorgaanbod is voor dove en slechthorende cliënten. De zorgaanbieder heeft geen WMO-afspraken met de gemeente Lelystad en kon de cliënt wat dat betrof geen zorg bieden.
De cliënt is vervolgens verhuisd naar Houten en heeft zich aangemeld bij de vestiging van de zorgaanbieder in Utrecht met een hulpvraag. De zorgaanbieder heeft het gesloten dossier van de cliënt met zijn toestemming geopend en daaruit bleek dat Veilig Thuis en de vestiging van de zorgaanbieder in Veldhoven de cliënt in maart 2021 hadden verwezen naar de [naam locatie], een afdeling van [naam zorgaanbieder] voor dove en slechthorende GGZ-cliënten.
De zorgaanbieder is van mening dat de cliënt op juiste gronden is doorverwezen naar die organisatie. De afdeling van [naam zorgaanbieder] kan meer passende zorg bieden voor de cliënt; zij kennen ook de mogelijkheid van dagbehandeling en eventuele opname waar de zorgaanbieder uitsluitend poliklinische zorg kan bieden.
De zorgaanbieder acht zich niet verantwoordelijk voor de door de cliënt beweerdelijk geleden schade. De cliënt is verwezen naar een andere zorgverlener die hulp kan bieden die beter past bij de zorgvraag van de cliënt.
Beoordeling van het geschil
De commissie stelt vast dat de cliënt van november 2019 tot maart 2021 in zorg was bij een vestiging van de zorgaanbieder in Veldhoven. Op dat moment paste de hulpvraag van de cliënt bij het zorgaanbod van de zorgaanbieder.
Na zijn verhuizing naar Houten heeft de zorgaanbieder de cliënt niet weer in zorg willen nemen in de vestiging in Utrecht. De cliënt werd voorgehouden dat zijn hulpvraag beter kon worden beantwoord door een andere organisatie. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder wat deze conclusie betreft is afgegaan op het oude dossier van de cliënt. De zorgaanbieder heeft echter verzuimd bij zijn hernieuwde aanmelding zelfstandig onderzoek te doen naar de hulpvraag van de cliënt.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder te kennen gegeven dat de hulpvraag van de cliënt dezelfde was als bij zijn aanmelding in 2019. Voorts heeft zij toegelicht dat de cliënt eerst een Agressie Regulatie Training diende te volgen en vervolgens weer in zorg kon worden genomen. De commissie is echter niet gebleken dat dit met de cliënt is besproken, althans hem voldoende duidelijk is gemaakt. Daarbij is het de commissie niet duidelijk waarom het volgen van een Agressie Regulatie Training elders als voorwaarde wordt gesteld voor het opnieuw in zorg nemen van de cliënt nu de zorgaanbieder, blijkens zijn website, zelf ook dergelijke trainingen verzorgt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder ten opzichte van de cliënt tekortgeschoten is en zich niet heeft gedragen zoals van een redelijk handelend zorgverlener verwacht mag worden. De klacht van de cliënt is gegrond.
De cliënt heeft gesteld dat hij ten gevolge van de handelwijze van de zorgaanbieder schade heeft geleden. Die schade heeft de cliënt onvoldoende toegelicht of onderbouwd zodat de commissie de vordering tot het opleggen van schadevergoeding zal afwijzen.
Omdat de klacht gegrond is zal de commissie wel bepalen dat de zorgaanbieder het door de cliënt betaalde klachtengeld van € 52,50 aan hem dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld;
– wijst af het meer of anders verzochte.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw drs. Y.J.M. ten Brummelhuis MSM en mevrouw J. Doornbos, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 13 maart 2023.