Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: deels ontvankelijk/deels niet-ontvankelijkongegrond
Referentiecode:
176544/193516
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Naar het oordeel van de klager heeft de zorgaanbieder niet adequaat gereageerd op de ademhalingsklachten van zijn zoon. De klachten werden onvoldoende serieus genomen. De zorgaanbieder zegt volgens protocol gehandeld te hebben en dat op het juiste moment is ingegrepen.
De commissie volgt het oordeel van de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Voor wat betreft het gegronde klachtonderdeel verklaart de commissie de klager dan ook niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een redelijk belang bij de uitspraak. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond, nu niet is gebleken van onzorgvuldig handelen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats](hierna te noemen: klager)
en
OLVG, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 17 maart 2023 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. Klager was aanwezig samen met zijn zus, [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], ziekenhuisjurist en [naam] en [naam], kinderartsen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening door de zorgaanbieder met betrekking tot de aan de zoon van klager verleende zorg.
Standpunt van klager
Voor het standpunt van klager verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klachtonderdeel 1:
De zoon van klager is in korte tijd twee keer opgenomen geweest op de IC van de zorgaanbieder vanwege ademhalingsklachten. Klager stelt dat zijn zoon, toen de klachten na de eerste IC-opname aanhielden, met onvoldoende urgentie door de kinderarts van de zorgaanbieder is gezien en geholpen. De kinderarts heeft de klachten tijdens een polibezoek niet serieus genomen. Kort daarna is de zoon van klager opnieuw in alarmerende toestand op de IC terecht gekomen.
Klachtonderdeel 2:
Toen de zoon van klager drie dagen na de opname bij de zorgaanbieder opnieuw een onrustige ademhaling had, kon hij niet terecht bij de poli van de zorgaanbieder. In plaats daarvan werd hij terugverwezen naar de huisarts.
Klachtonderdeel 3:
Op de dag van de tweede IC opname, is de zoon van klager met onvoldoende urgentie gezien op de SEH van de zorgaanbieder. Volgens klager hield de kinderarts een opname af en heeft het daardoor onnodig lang geduurd voordat zijn zoon geholpen werd. Dit gebeurde pas toen zijn situatie levensbedreigend was geworden.
Ten aanzien van klachtonderdeel twee licht klager ter zitting toe met name de laagdrempelige communicatie, waarover de zorgaanbieder spreekt, gemist te hebben. Klager vindt het niet juist dat hij is terugverwezen naar de huisarts. De zorg wordt hierdoor gecompliceerder gemaakt. Afgesproken was dat er laagdrempelig contact zou zijn en contact opgenomen zou kunnen worden met de zorgaanbieder.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De door klager bij de commissie aangevoerde klachtonderdelen zijn inhoudelijk gelijk aan de klachten die hij heeft ingediend bij de Klachtenonderzoekscommissie (KOC) van de zorgaanbieder. De KOC heeft hierover op 19 mei 2022 een oordeel gegeven. De klachtonderdelen 1 en 3 waren ongegrond en klachtonderdeel 2 was deels gegrond wat betreft de communicatie, maar voor het overige ongegrond. De zorgaanbieder vindt het invoelbaar dat klager zich zorgen heeft gemaakt over de gezondheid van zijn zoontje. Desondanks heeft de zorgaanbieder niet kunnen constateren dat er niet lege artis zou zijn gehandeld door de zorgverleners van de zorgaanbieder. Het geheel beziend vraagt de zorgaanbieder om de klachtonderdelen ongegrond te verklaren.
Ter zitting licht de zorgaanbieder toe dat is gehandeld volgens protocol. Bij ontslag kan binnen 24 uur contact worden opgenomen met de zorgaanbieder, daarna is de huisarts de aangewezen instantie.
De tweede keer dat de zoon van klager bij de huisartsenpost is geweest, is hij niet doorverwezen naar de SEH van de zorgaanbieder. Kennelijk zag de huisarts daar geen urgentie toe. De zorgaanbieder voert aan dat er geen reden is geweest af te wijken van protocollen. Er is op de juiste momenten ingegrepen en op momenten dat dat nodig was is de zoon van klager opgenomen.
Beoordeling van het geschil
Het toetsingskader
Klager en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De toetsing
De commissie dient te onderzoeken of de zorgaanbieder bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd. De commissie heeft hiertoe het volgende overwogen
De KOC van de zorgaanbieder heeft op 19 mei 2022 een oordeel gegeven over de klacht van klager, welke klacht destijds gelijkluidend was aan de klacht die thans is ingediend bij de commissie. De commissie kan het oordeel van de KOC op alle onderdelen volgen en onderschrijft hetgeen de KOC heeft overwogen.
Voor wat betreft het gegrond verklaarde onderdeel van de klacht ten aanzien van de communicatie merkt de commissie op dat klager nu hij hierin reeds in het gelijk is gesteld geen redelijk belang meer heeft deze klacht aan de commissie voor te leggen. De commissie zal klager voor wat betreft dit onderdeel met verwijzing naar artikel 5 lid 1 onder e van het reglement niet-ontvankelijk verklaren. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond, nu niet is aangetoond dat de zorgaanbieder niet juist of onzorgvuldig heeft gehandeld.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachtonderdeel ten aanzien van de laagdrempelige communicatie;
verklaart de overige onderdelen van de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. G.J. van der Burg, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 17 maart 2023.