Zorgaanbieder heeft verantwoorde beslissing genomen door af te zien van een verdere medische behandeling

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: schadevergoedingzorgeverlening    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 224881/229961

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat cliënt niet is gereanimeerd en niet direct is overgebracht naar de intensive care.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder een verantwoorde beslissing heeft genomen door af te zien van een verdere medische behandeling. Er was geen zinvolle medische behandeling meer mogelijk gelet op de slechte conditie van cliënt na het doormaken van een COVID infectie van 11 dagen. Het zuurstoftekort dat hij in die dagen heeft gehad heeft tot veel orgaanschade geleid en hierdoor heeft uiteindelijk ook zijn hart het begeven. Reanimatie of een opname op de IC zou voor cliënt heel belastend zijn geweest en cliënt zou dit niet hebben overleefd.

De uitspraak

In het geschil tussen

Mevrouw [naam], (hierna te noemen: klaagster)
nabestaande van de heer [naam] (hierna te noemen: de cliënt)
wonende te [plaatsnaam]

en

Zaans Medisch Centrum, gevestigd te Zaandam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Samenvatting
Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat cliënt niet is gereanimeerd en niet direct is overgebracht naar de intensive care.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder een verantwoorde beslissing heeft genomen door af te zien van een verdere medische behandeling. Er was geen zinvolle medische behandeling meer mogelijk gelet op de slechte conditie van cliënt na het doormaken van een COVID infectie van 11 dagen. Het zuurstoftekort dat hij in die dagen heeft gehad heeft tot veel orgaanschade geleid en hierdoor heeft uiteindelijk ook zijn hart het begeven. Reanimatie of een opname op de IC zou voor cliënt heel belastend zijn geweest en cliënt zou dit niet hebben overleefd.

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 20 december 2023 te Utrecht.

Beide partijen hebben via een videoverbinding hun standpunten toegelicht.

Klaagster werd vertegenwoordigd door de heer [naam].

De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door de heer drs. [naam], longarts, mevrouw drs. [naam], anesthesioloog, mevrouw drs. [naam], cardioloog en mevrouw mr. [naam].

Beoordeling
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval: de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

Voor de aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de nakoming dan wel de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en de cliënt moet door deze tekortkoming nadeel zijn toegebracht.

Standpunt klaagster
De klacht heeft betrekking op de medische behandeling op de SEH van cliënt, direct na aankomst in het ziekenhuis op 29 augustus 2021. Cliënt werd met coronaklachten, kortademigheid/ hypoxemie, door de huisarts doorverwezen naar het ziekenhuis. Bij aankomst in het ziekenhuis kreeg cliënt plotseling een hartstilstand en is daarna overleden

Klaagster verwijt de zorgaanbieder dat er tijdens het ambulancevervoer vanuit het ziekenhuis aan de ambulancebroeders zou zijn meegedeeld dat er ten aanzien van deze cliënt een niet reanimeren/niet behandelen (NRNB) beleid gold. Hierdoor heeft het ziekenhuis per definitie niet gehandeld om het leven van de cliënt te redden. De zorgaanbieder had direct aan de cliënt aan de beademing moeten leggen. Later is gebleken dat er een NRNB beleid was afgesproken bij een eerdere opname in het ziekenhuis. De vraag is of deze afspraak ertoe heeft geleid dat cliënt na de hartstilstand niet is gereanimeerd.

Klaagster stelt dat de zorgaanbieder niet de zorg heeft verleend die verwacht mag worden van een zorgvuldig handelende arts.

Klaagster vordert van de zorgaanbieder een schadevergoeding, een bedrag van € 25.000,–, voor de emotionele schade die zij en haar twee zoons hebben geleden door het overlijden van cliënt,

Standpunt zorgaanbieder
Het opnemen van een patiënt op de IC en/of het overgaan tot reanimatie en/of beademing zijn medische beslissingen die door de hoofdbehandelaar en de andere betrokken medisch specialisten in het ziekenhuis worden genomen. Dit kan en mag niet louter op basis van de wens van familie of patiënt zelf worden uitgevoerd. Reanimatie wordt alleen toegepast indien, naar de inschatting van de arts(en), er sprake is van medisch zinvol handelen waarbij de patiënt geen onnodig lijden wordt toegebracht. Deze beslissing is altijd aan de artsen die een patiënt beoordelen bij binnenkomst op de SEH.

Bij aankomst in het ziekenhuis bevond cliënt zich in een comateuze toestand. Er was sprake van volledige respiratoire insufficiëntie ten gevolge van COVID, op ziektedag 11. Cliënt kwam met een ambulance beademd op de kap (met guedell) aan op de SEH. Deze beademing werd overgenomen door de intensivist. Met de kennis van en ervaring met het zeer ernstig verloop van IC opnames bij COVID patiënten gedurende het voorgaande anderhalf jaar, werd door de zorgverleners ingeschat dat de kans dat cliënt een IC opname met invasieve beademing zou overleven, nihil was. Hierop werd besloten af te zien van invasieve beademing. Deze beslissing was nog maar net genomen (er was nog sprake van effectieve kapbeademing), toen hartritmestoornissen ontstonden. Vanwege de infauste situatie (ongunstig verloop van de ziekte met dodelijke afloop) werd afgezien van reanimatie. Cliënt zou een reanimatie of een opname op de IC niet overleven. Cliënt overleed kort na zijn aankomst op de SEH.

Overweging van de commissie
De commissie overweegt in de eerste plaats dat het NRNB-beleid dat tijdens een eerdere opname is afgesproken, niet van toepassing is geweest. De zorgaanbieder heeft zijn beslissing om niet tot reanimatie over te gaan genomen op basis van de situatie van cliënt op dat moment.

Vast is komen te staan dat cliënt werd beademd in de ambulance en dat de beademing is overgenomen op de SEH. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder een verantwoorde beslissing heeft genomen door af te zien van een verdere medische behandeling. Er was geen zinvolle medische behandeling meer mogelijk gelet op de slechte conditie van cliënt na het doormaken van een COVID infectie van 11 dagen. Het zuurstoftekort dat hij in die dagen heeft gehad heeft tot veel orgaanschade geleid en hierdoor heeft uiteindelijk ook zijn hart het begeven. Reanimatie of een opname op de IC zou voor cliënt heel belastend zijn geweest en cliënt zou dit niet hebben overleefd.

Hoewel de commissie begrijpt dat het plotselinge overlijden van cliënt voor klaagster en haar zoons een traumatische gebeurtenis is en dat zij moeite hebben met de verwerking van zijn verlies, komt de commissie tot het oordeel dat de zorgaanbieder, dan wel eenieder die door de zorgaanbieder is ingeschakeld, heeft gehandeld volgens de geldende professionele standaard.

De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer J. Breuer, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 20 december 2023.