Zorgaanbieder heeft diagnose zorgvuldig gesteld

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 75202/86940

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De cliënt vindt dat er door de zorgaanbieder een onjuiste diagnose gesteld is en dat de zorgaanbieder zich niet aan de informatieplicht heeft gehouden over de mogelijke bijwerkingen van medicijnen. De klachtencommissie is hier onterecht niet op in gegaan. De zorgaanbieder stelt dat de diagnose terecht en zorgvuldig is gesteld op basis van de beschikbare informatie. Omdat de cliënt de klacht over de informatieplicht niet eerder heeft ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder zelf, zou dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard moeten worden. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder zorgvuldig heeft gehandeld bij het stellen van de diagnose. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Het klachtonderdeel over de informatieplicht is niet-ontvankelijk omdat dat niet eerder is ingediend bij de zorgaanbieder.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Altrecht, gevestigd te Utrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2021 te Utrecht.

Partijen zijn voor de zitting opgeroepen maar hebben zich hiervoor afgemeld.

Onderwerp van het geschil
De cliënt klaagt over het krijgen van een onjuiste diagnose en over het schenden van de informatieplicht omtrent de bijwerkingen van het gecombineerde gebruik van medicijnen.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt meent dat er door de zorgaanbieder in april 2020 een onjuiste diagnose is gesteld en dat hij daardoor slachtoffer is geworden van medische fouten. Volgens cliënt komt de diagnose van de zorgaanbieder niet overeen met de diagnoses uit latere onderzoeken.

De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder de informatieplicht jegens hem heeft geschonden door hem niet te informeren over de mogelijkheid van ernstige bijwerkingen van het gebruik van Risperdal in combinatie met Sertraline. Indien cliënt over de ernstige bijwerkingen was geïnformeerd, dan zou hij, als redelijk handelende patiënt, in de gegeven omstandigheden niet hebben gekozen voor het gebruik. Cliënt meent dat hij hierover heeft geklaagd in de klachtenprocedure maar dat de klachtencommissie hier ten onrechte niet op is ingegaan. Hij schreef op het klachtenformulier namelijk dat er sprake was van een ‘medische fout’ en daar viel deze klacht onder. De klachtencommissie heeft dat niet onderkend.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder is van mening dat er sprake is geweest van zorgvuldige classificatie en diagnosestelling. Ondanks de familiaire belasting en de vrees van cliënt, waren er ten tijde van de (crisis)contacten onvoldoende criteria om de diagnose schizofrenie te rechtvaardigen. Een eventuele toekomstige uitslag na genetisch onderzoek door een andere instelling doet hier niets aan af aangezien de zorgaanbieder heeft gehandeld op basis van de op dat moment beschikbare informatie.

Daarnaast is de zorgaanbieder van mening dat cliënt ten aanzien van het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk is. Deze klacht heeft namelijk geen onderdeel uitgemaakt van de klacht zoals cliënt deze heeft ingediend bij de klachtencommissie. De zorgaanbieder verwijst hiervoor naar artikel 6, eerste lid, sub a van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (hierna: het reglement).

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De overeenkomst die de cliënt en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, betreft een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de zorgovereenkomst die cliënt met de zorgaanbieder is aangegaan, moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (de zorgplicht uit artikel 7:453 van het BW). De commissie zal beoordelen of de zorgaanbieder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens de cliënt.

De commissie begrijpt de eerste klacht als volgt. De cliënt is van mening dat de zorgaanbieder aanvankelijk een onjuiste diagnose heeft gesteld en verwijst daarvoor naar het onderzoek dat het [naam ziekenhuis] heeft verricht. De commissie heeft het dossier bestudeerd en heeft geconstateerd dat cliënt zich in de afgelopen periode meermaals en door verschillende partijen heeft laten onderzoeken. De commissie heeft weliswaar gezien dat deze onderzoeken tot verschillende uitkomsten hebben geleid maar constateert ook dat deze uitkomsten niet per se onjuist of tegenstrijdig zijn en dat tussen die uitkomsten ook enige verwantschap zit. Het is de commissie niet gebleken dat de zorgaanbieder met het door haar gedane onderzoek en de daaruit voortkomende uitkomsten, onjuist heeft gehandeld of anderszins niet heeft gehandeld zoals dat van haar had mogen worden verwacht. Van een schending van de zorgplicht is de commissie dan ook niet gebleken. De commissie verklaart dit klachtonderdeel ongegrond.

Wat betreft de klacht over het schenden van de informatieplicht ten aanzien van de bijwerkingen die kunnen ontstaan door het gebruik van Risperdal in combinatie met Sertraline, oordeelt de commissie dat cliënt niet-ontvankelijk is. Uit artikel 6, eerste lid, sub a van het reglement volgt dat de commissie niet bevoegd is geschillen te behandelen die niet eerder bij de zorgaanbieder zijn ingediend, voor zover de zorgaanbieder daar bij eerste gelegenheid een beroep op doet. De zorgaanbieder heeft daar bij eerste gelegenheid een beroep op gedaan. Uit het klachtenformulier dat cliënt bij de zorgaanbieder heeft ingediend en uit de onderbouwing van die klachten blijkt niet dat cliënt over deze klacht heeft geklaagd. Uit de uitspraak van de klachtencommissie blijkt dit evenmin. De cliënt geeft aan dat hij door de term ‘medische fout’ in het klachtenformulier op te schrijven, ook deze klacht heeft bedoeld. Dit acht de commissie een te algemene formulering. Bovendien heeft cliënt in de klachtprocedure op geen enkele wijze toegelicht dat het hem toen om de klacht ging zoals hij deze nu bij de commissie heeft voorgelegd. De commissie verklaart cliënt niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel. Dit betekent dat de commissie niet meer toekomt aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart het eerste klachtonderdeel ongegrond.

De commissie verklaart cliënt ten aanzien van het tweede klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw dr. N.D. Veen (psychiater), de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Sewradj, secretaris, op 29 oktober 2021.