Zorgaanbieder handelt zorgvuldig ten aanzien van logeer- en vakantieopvang

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 190332/199388

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënt heeft een verstandelijke en lichamelijke beperking en maakt gebruik van dagbesteding en logeeropvang van de zorgaanbieder. Het geschil betreft het gebrek aan communicatie over de verminderde mogelijkheden tot logeeropvang, waaronder vakantieopvang.

Omdat de cliënt volgens de zorgaanbieder niet meer paste in de logeergroep, is andere logeeropvang aangeboden. De vakantieopvang is niet meer kostendekkend omdat onvoldoende cliënten daar gebruik van maken. Hierover is door de zorgaanbieder gecommuniceerd.

Naar het oordeel van de commissie heeft de zorgaanbieder zorgvuldig gehandeld door het welzijn van de cliënt centraal te stellen en heeft alles in het werk gesteld om toch logeer- en vakantieopvang te kunnen blijven bieden. Hierover is uitgebreid gecommuniceerd. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam] wonende te [woonplaats]

(hierna te noemen: de cliënt)

vertegenwoordigd door haar zus: [naam],

(hierna te noemen: [naam])

en

ORO, gevestigd te Helmond

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 12 mei 2023 te Zwolle.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder het standpunt toegelicht. De (vertegenwoordigster van) cliënt is niet verschenen.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam], bestuurssecretaris, en [naam], wijkmanager.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft volgens [naam vertegenwoordiger cliënt] (het gebrek aan communicatie over) de verminderde mogelijkheden tot logeeropvang, waaronder vakantieopvang, van cliënt door de zorgaanbieder.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt heeft een verstandelijke en lichamelijke beperking en maakt sinds 2009 gebruik van dagbesteding en logeeropvang van de zorgaanbieder. Cliënt woont bij haar moeder, mevrouw [naam], tevens curator van cliënt. De logeeropvang vindt plaats in de logeerlocatie het Rijtven.

Sinds december 2021 kan cliënt nog slechts beperkt gebruik maken van de logeeropvang in de weekenden en is een logeren in een aaneengesloten periode van een week of weken in de zomervakantie niet meer mogelijk. Volgens de zorgaanbieder is dit het gevolg van een gewijzigde samenstelling van de logeergroep waar cliënt deel vanuit maakt, in welke groep cliënt niet meer gelukkig is. Volgens [naam vertegenwoordiger cliënt] is bij de samenstelling van de groep echter slechts gekeken naar de opvangmogelijkheden van de andere cliënten en is met de behoeften van cliënt geen rekening gehouden.

Cliënt kon tot eind 2021 één keer per maand een volledig weekend en één keer per maand van vrijdag tot en met zaterdag logeren bij de zorgaanbieder. Daarnaast werd cliënt in de zomervakantie drie aaneengesloten weken opgevangen door de zorgaanbieder. Vanaf 2022 kan cliënt alleen nog van donderdag tot en met vrijdagavond logeren en kon zij in de zomer van 2022 gedurende drie aaneengesloten weken, exclusief de weekenden, worden opgevangen door de zorgaanbieder. Volgens [naam vertegenwoordiger cliënt] wordt haar moeder daardoor onvoldoende ontlast bij de verzorging van cliënt. De moeder van cliënt wil weer gebruik kunnen maken van de logeerfaciliteiten zoals ze tot eind 2021 werden aangeboden, dus hele weekenden en aaneengesloten weken in de zomervakantie inclusief weekenden.

Wat betreft de communicatie door en met de zorgaanbieder heeft [naam vertegenwoordiger cliënt] aangevoerd dat er al enige tijd geen zorgcoördinator aanwezig is, waardoor [naam vertegenwoordiger cliënt] en haar moeder ondersteuning en contact missen. Volgens [naam vertegenwoordiger cliënt] is de vakantieopvang zonder communicatie vooraf komen te vervallen.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de verklaring ter zitting. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt maakt gebruik van de logeeropvang op het Rijtven welke zorg is gefinancierd op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) op basis van een Persoonsgebonden budget (PGB). Uit de PGB-overeenkomsten die met de moeder van cliënt worden gesloten volgen geen vaste afspraken en/of planningen voor de logeeropvang van cliënt door de zorgaanbieder. Het aanbod dat de zorgaanbieder biedt wordt altijd telefonisch afgestemd en per brief gedaan.

Tot eind 2021 maakte cliënt wat betreft de logeeropvang op het Rijtven deel uit van een groep voornamelijk jonge kinderen met gedragsproblemen. De destijds jonge kinderen zitten inmiddels echter in de puberteit, waardoor de sfeer in de groep anders is geworden. Cliënt vertoont zelf ook zeer complex gedrag en is snel overprikkeld. Cliënt is ongelukkig in de logeergroep, hetgeen zich onder andere uit in verstorend gedrag naar anderen maar ook in huilen en naar huis willen.

In multidisciplinaire overleggen met onder andere gedragsdeskundigen is gekeken wat het beste is voor cliënt en is logeeropvang van donderdagmiddag 16:00 uur (aansluitend aan de dagbesteding) tot en met vrijdagochtend 8:30 uur en vervolgens van vrijdagmiddag 16:00 uur tot 21:00 uur aangeboden. Cliënt maakt hiervan sinds het najaar van 2022 gebruik en volgens de zorgaanbieder is de overgang naar die wijze van logeeropvang goed verlopen.

Wat betreft de vakantieopgang heeft de zorgaanbieder medegedeeld dat de vakantieopvang op het Rijtven slechts kostendekkend is als er minimaal drie cliënten gebruik van maken. In 2021 is er nog twee weken aaneengesloten (inclusief weekenden) aan vakantieopvang van cliënt verzorgd. Er maakten destijds nog voldoende cliënten gebruik van vakantieopvang. In 2022 wenste, naast cliënt, niemand gebruik te maken van vakantieopvang. Desondanks heeft de zorgaanbieder begin 2022 de mogelijkheden van vakantieopvang van cliënt bekeken (er is onder andere navraag gedaan bij het andere logeerhuis van de zorgaanbieder maar die groep was niet passend voor cliënt). Over de (on)mogelijkheden voor vakantieopvang maar ook over de maandelijkse logeeropvang is tevoren zowel schriftelijk als telefonisch verschillende keren door de zorgaanbieder gecommuniceerd. Uiteindelijk is het gelukt om ruim een week aaneengesloten vakantieopvang in het tweede deel van juni 2022 aan te bieden (waarvoor een medewerkster van het logeerhuis haar vakantie heeft moeten verplaatsen). De moeder van cliënt heeft deze logeerweek echter drie dagen voor aanvang geannuleerd.

Volgens de zorgaanbieder zijn de (twee) contactpersonen van de moeder en zus van cliënt binnen de organisatie van de zorgaanbieder al jaren dezelfde en zijn die twee contactpersonen nu zorgcoördinator geworden.

Er is inmiddels ook sprake van een relatiemanager die nauw contact met de moeder en zus van cliënt onderhoudt. Volgens de zorgaanbieder heeft de moeder van cliënt de dag voor de zitting te kennen gegeven zeer tevreden te zijn over hoe de logeeropvang van cliënt nu is geregeld en hoe de communicatie met de zorgaanbieder verloopt.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt als volgt.

De commissie concludeert dat er geen overeenkomst bestaat tussen de zorgaanbieder en (de vertegenwoordigsters van) de cliënt op basis waarvan logeer- en vakantieopvang, laat staan de vorm waarin, moet worden aangeboden. Met het PGB kan logeeropvang door de moeder van cliënt worden ingekocht en de zorgaanbieder beoordeelt vervolgens of en zo ja, welke logeeropvang hij (kostendekkend) kan aanbieden.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder terecht tot de conclusie is gekomen dat logeeropvang zoals die tot eind 2021 is aangeboden, gelet op het belang van cliënt en de belangen van de overige cliënten, niet meer uitvoerbaar is. Dat de logeeropvang in deze vorm niet meer uitvoerbaar was, valt de zorgaanbieder niet te verwijten. Dat geldt eveneens voor het feit dat door gebrek aan deelname door andere cliënten, de vakantieopvang niet meer kon worden geboden in de vorm waarin die tot en met 2021 wel kon worden verzorgd. Dat de zorgaanbieder belangen van de andere cliënten voorrang heeft gegeven boven de belangen van cliënt – zoals [naam vertegenwoordiger cliënt] stelt – is de commissie niet gebleken.

De commissie concludeert dat de zorgaanbieder na te hebben vastgesteld dat logeer- en vakantieopvang niet meer in de oude vorm kon worden aangeboden en hoewel er geen verplichting bestaat tot het aanbieden van deze opvang, desondanks alles in het werk heeft gesteld om toch logeer- en vakantieopvang te kunnen blijven aanbieden. De zorgaanbieder heeft daarbij het welzijn van cliënt als uitgangspunt genomen maar heeft zich ook optimaal ingespannen zoveel mogelijk aan de wensen van de moeder en zus van cliënt tegemoet te komen. De zorgaanbieder is daarbij naar het oordeel van de commissie zeer zorgvuldig te werk gegaan.

Wat betreft de communicatie door de zorgaanbieder vallen naar het oordeel van de commissie ook geen tekortkomingen vast te stellen. De commissie stelt vast dat er veelvuldig en tijdig met de moeder en de zus van cliënt is gecommuniceerd over wijzigingen in de logeeropvang van cliënt. De commissie acht bovendien niet aannemelijk geworden dat het ontbreken van een zorgcoördinator gedurende enkele maanden tot gebreken in de communicatie door en met de zorgaanbieder heeft geleid.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. P. Quaedvlieg, mevrouw J.J. Doornbos – van der Velden, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. C. Koppelman, secretaris, op 12 mei 2023.