Commissie: Publieke Gezondheid
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
107001/131108
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Na een bezoek van Veilig Thuis (VT) heeft de zorgaanbieder een onderzoek gestart naar de thuissituatie van de cliënte. Volgens haar is dat onderzoek gedaan op basis van onderbuikgevoelens en zonder bewijzen, feiten of een goed vooronderzoek. De zorgaanbieder heeft vooral gekeken naar het verleden van de cliënte en zo een Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS) en Spoed Uithuisplaatsing (SUHP) veroorzaakt. De cliënte eist een vergoeding en het intrekken van de melding en verslagen. De zorgaanbieder stelt dat er geprobeerd is om zo goed en zorgvuldig mogelijk te handelen. Hierbij is vooral gekeken naar de ervaringen van de medewerkers, waar ook onderzoek naar is gedaan. Er waren meerdere signalen waardoor de zorgaanbieder zich zorgen maakte. De stappen van de zorgaanbieder waren in het belang van de kinderen en de cliënte zelf. De commissie oordeelt dat er grote zorgen waren over de situatie van de cliënte en haar jongste dochter, maar dat de cliënte de aangeboden hulp meerdere keren weigerde. Het onderzoek, de meldingen en het verstrekken van informatie door de zorgaanbieder zijn, gezien de zorgen, zorgvuldig en terecht, en vallen onder de taken van de zorgaanbieder. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [woonplaats]en
Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden (RDOG HM), gevestigd te Leiden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 3 februari 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Partijen hebben digitaal aan de zitting deelgenomen en ter zitting hun standpunt toegelicht. De consument werd bijgestaan door haar vader, [naam]. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam] en [naam], jeugdverpleegkundigen, en [naam], bedrijfsjurist.
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft het handelen van de zorgaanbieder en dan met name het verstrekken van foutieve en irrelevante informatie aan Veilig Thuis.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder in de vorm van Centrum Jeugd en Gezin (CJG) heeft onzorgvuldig onderzoek gedaan naar de feiten en interpretaties en aannames gebruikt ter informatie aan Veilig Thuis (VT) en de Raad voor de Kinderbescherming. Dit heeft de zorgaanbieder gedaan op basis van onderbuikgevoelens, zonder waarheidsbevindingen, feitenonderzoek, degelijk vooronderzoek en het verifiëren van de gebruikte informatie naar andere ketenpartners. De zorgaanbieder heeft voornamelijk het verleden van de cliënte gebruikt om op die manier zicht te krijgen op de cliënte en haar thuissituatie. Bij het huisbezoek van VT (melding op eigen initiatief) heeft de zorgaanbieder een ingang gevonden om dit voor elkaar te krijgen.
De zorgaanbieder heeft op basis van foutieve, irrelevante en historische informatie een Voorlopige Ondertoezichtstelling (VOTS) en Spoed Uithuisplaatsing (SUHP) veroorzaakt. Daarnaast heeft de zorgaanbieder op een onzorgvuldige wijze informatie verstrekt.
De cliënte wenst een vergoeding voor gemaakte kosten, rectificatie van verslagen en het intrekken van de melding door een brief te schrijven naar VT met daarin de feitelijke informatie en excuses. Volgens de cliënte kwam 90% van de informatie bij het CJG vandaan en is deze in het raadsrapport gebruikt en continu hergebruikt. Het CJG heeft het grootste aandeel in de VOTS van haar kinderen en de SUHP van haar jongste dochter [naam].
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zorgaanbieder heeft getracht zo goed en zorgvuldig mogelijk zijn werk te doen en is daarbij voornamelijk afgegaan op eigen waarnemingen. Conclusies zijn gebaseerd op feiten die medewerkers zelf hebben waargenomen en waar eigen onderzoek naar is gedaan.
De zorgaanbieder bestrijdt dat medewerkers op een onzorgvuldige wijze informatie hebben verstrekt.
De informatie van de zorgaanbieder aan VT is gebaseerd op eigen waarneming, waaruit bleek dat er problemen waren met de groei van de baby, dat de cliënte niet bij CJG wilde langskomen voor controles, dat de indruk werd gewekt dat de baby niet goed groeide en dat de cliënte regelmatig voor hulp contact opnam, maar de adviezen niet of deels opvolgde, waardoor er bij de zorgaanbieder grote zorgen waren over de groei van de baby.
De zorgaanbieder heeft een nieuwe melding aan VT gedaan toen de cliënte de afspraak van
27 augustus 2020 had afgezegd. Door de afzegging van de afspraak bij de zorgaanbieder namen de al bestaande grote zorgen verder toe. Het ging daarbij om zorgen zowel over de onvoldoende groei van de jongste dochter, als over de conditie en draagkracht van de cliënte. De klacht dat informatie van het huisbezoek, het raadsrapport en het telefoongesprek niet met elkaar en met de overige bijlagen van de brief van de cliënte overeen komen, ontkent de zorgaanbieder. Deze informatie komt wel met elkaar overeen. De zorgen om de cliënte en de baby waren gerechtvaardigd en de nadere stappen richting VT waren daarom op zijn plaats.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De vraag die de commissie dient te beantwoorden, is of het handelen van de zorgaanbieder was zoals van de zorgaanbieder mocht worden verwacht.
Zoals uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de zorgaanbieder op 11 juni 2020 contact heeft gehad met VT om advies te vragen over de situatie van de cliënte. De reden hiervoor was dat er (volgens de zorgaanbieder) bij de zorgaanbieder, huisarts en verloskundige gezamenlijke zorgen waren omdat de cliënte al bekend was met psychische problematiek en kwetsbaarheid omtrent de geboorte van de oudste dochter. Daarbij accepteerde zij niet alle hulpverlening.
Nu was de cliënte alleenstaand en wilde zij wederom geen ondersteuning. Er zijn bij dit eerste contact geen concrete acute zorgen geuit en deze adviesvraag heeft ook niet geleid tot verdere actie.
Op 16 juli 2020 is de cliënte met jongste dochter [naam jongste dochter] op het consultatiebureau geweest waar [naam jongste dochter] volgens de zorgaanbieder een nette groei laat zien.
Op 24 juli 2020 heeft een huisbezoek door VT bij de cliënte plaatsgevonden. Hier was de zorgaanbieder niet bij betrokken en ook niet van op de hoogte. Wel heeft VT in dit huisbezoek kennelijk aanleiding gezien om kort daarna weer op huisbezoek te gaan en ditmaal de zorgaanbieder mee te vragen. Dit gezamenlijke huisbezoek van VT en de zorgaanbieder bij de cliënte heeft op 28 juli 2020 plaatsgevonden. Hierbij maakte [naam jongste dochter] volgens de zorgaanbieder een goed verzorgde indruk. Wel vertelde de cliënte toen dat [naam jongste dochter] die afgelopen week 30 gram was afgevallen, terwijl volgens de zorgaanbieder baby’s van die leeftijd 150 gram per week moeten groeien. In dit gesprek is aangeboden te helpen bij de voedingen en is ondersteuning aangeboden voor de groei van [naam jongste dochter], maar de cliënte stond hier niet voor open en wilde geen ondersteuning. Op verzoek van VT heeft de zorgaanbieder haar zorgen over het welzijn van [naam jongste dochter] op papier gezet en aan VT verstrekt. In dit schriftelijke stuk is vermeld dat de cliënte zelf aangaf dat zij de week ervoor een angstaanval had die zij niet zag aankomen, wat de situatie onvoorspelbaar maakt. De cliënte vertelde bij dit huisbezoek ook dat zij al een keer het mondje van [naam jongste dochter] bedekte zodat zij haar minder hoorde huilen. Tijdens het huisbezoek was [naam jongste dochter] rustig maar huilde zij ook flink. Huilen is een manier van communiceren van een baby en hoort bij een baby, alleen de hoeveelheid van het huilen kon de zorgaanbieder niet overzien. Hierin kan de zorgaanbieder de veiligheid voor [naam jongste dochter] bij de cliënte niet waarborgen, aldus de zorgaanbieder in het schriftelijke stuk. Een dag later, op 29 juli 2020, is vervolgens de VOTS uitgesproken. Op 25 augustus 2020 heeft de zorgaanbieder in overleg met VT een melding gedaan bij VT omdat de zorgaanbieder grote zorgen had over de groei van [naam jongste dochter] en de gezondheidstoestand van de cliënte, en deze zorgen mede gebaseerd waren op het feit dat de cliënte (nog steeds) geen ondersteuning van de zorgaanbieder wilde en daardoor geen professional liet meekijken naar de groei en ontwikkeling van [naam jongste dochter]. Doordat de cliënte de afspraak bij de zorgaanbieder op 27 augustus 2020 had afgezegd namen deze zorgen verder toe. Het ging daarbij zowel om zorgen over onvoldoende groei van [naam jongste dochter] als over de conditie en draagkracht van de cliënte.
De stelling van de cliënte dat onzorgvuldig onderzoek is gedaan door de zorgaanbieder en aannames zijn gedaan die voornamelijk zijn gebaseerd op het verleden, kan door de commissie niet worden gevolgd.
Uit de overgelegde verslagen en dossiernotities blijkt dat de zorgaanbieder op meerdere momenten zelf gesproken heeft met de cliënte. Met name het feit dat de cliënte meermaals heeft aangegeven geen verdere bemoeienis en zorg te willen ontvangen, terwijl de cliënte wel meermalen haar zorg bij de zorgaanbieder had geuit over de groei van [naam jongste dochter] en de borstvoeding, is reden tot zorg geweest voor de zorgaanbieder. Het enkele feit dat de zorgaanbieder een adviesvraag heeft gedaan bij VT is niet klachtwaardig. Het behoort immers juist tot de taken van de zorgaanbieder om actie te ondernemen in het geval er zorgen zijn over de gezondheid van een kind. Een van de mogelijkheden die de zorgaanbieder dan heeft is advies bij VT te vragen; dit valt dus onder de taken van de zorgaanbieder. De wijze waarop dit is gebeurd is naar het oordeel van de commissie evenmin onzorgvuldig geweest. Het feit dat later voor beide kinderen een VOTS is uitgesproken en voor de jongste dochter een UHP, is niet terug te leiden tot de betreffende adviesaanvraag in juni 2020 van de zorgaanbieder aan VT.
VT heeft op eigen initiatief later zelf actie ondernomen. Dat daarbij de hulp van de zorgaanbieder is ingeschakeld en de zorgaanbieder is gevraagd informatie aan te leveren ter onderbouwing van de aanvraag VOTS, maakt niet dat de zorgaanbieder onzorgvuldig is geweest. De informatie die op dat moment schriftelijk door de zorgaanbieder aan VT is verstrekt, blijkt immers gebaseerd op eigen informatie en waarneming, onder andere tijdens de huisbezoeken. Het is, wederom gelet op de taak die de zorgaanbieder heeft van het bevorderen, beschermen en beveiligen van de gezondheid en de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van kinderen, niet onzorgvuldig dat de bij de zorgaanbieder beschikbare informatie aan VT is verstrekt.
Ook de door de zorgaanbieder gedane melding bij VT nadat de cliënte de afspraak op 27 augustus 2020 had afgezegd, is gelet op de zorgen die de zorgaanbieder inmiddels had, naar het oordeel van de commissie gerechtvaardigd. Ingevolge de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling is een melding door de zorgaanbieder bij VT noodzakelijk als er sprake is van acute of structurele onveiligheid. Reeds in juli 2020 is door de zorgaanbieder, met argumenten onderbouwd, aan VT kenbaar gemaakt dat de veiligheid van [naam jongste dochter] niet gewaarborgd kon worden.
Inmiddels was het een maand later en zegde de cliënte de afspraak met de zorgaanbieder af, waardoor de zorgaanbieder nog steeds geen zicht had op [naam jongste dochter]. Gelet op deze omstandigheid was een melding door de zorgaanbieder bij VT noodzakelijk.
Het klachtonderdeel van de cliënte met betrekking tot het op een onzorgvuldige wijze verstrekken van informatie door de zorgaanbieder wordt door de commissie, onder verwijzing naar het vorenstaande, eveneens afgewezen.
De commissie begrijpt de grote onvrede en de bij de cliënte gevoelde onmacht over de gang van zaken, die uiteindelijk geresulteerd heeft in de uithuisplaatsing van haar jongste dochter, maar de commissie heeft uit de stukken noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht kunnen afleiden dat de zorgaanbieder onzorgvuldig of onjuist heeft gehandeld. De commissie is daarom van oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden. De klacht is derhalve ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond;
– wijst af het door de cliënte verzochte.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Publieke Gezondheid, bestaande uit mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. Th.N.J. van Rijmenam, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 3 februari 2022.