Commissie: Zorg Algemeen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
61329/115190
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte heeft bij de zorgaanbieder een abortus ondergaan. Tijdens de behandeling heeft het personeel van de zorgaanbieder zich erg vervelend gedragen tegen de cliënte. Zo zijn er handelingen uitgevoerd zonder dat er uitgelegd werd wat er gebeurde en werden opmerkingen/pijnklachten van de cliënte niet serieus genomen. Bij de nacontrole bij de eigen gynaecoloog van de cliënte bleek dat niet alles verwijderd was. De zorgaanbieder stelt dat in het intakegesprek de stappen van de behandeling duidelijk met de cliënte zijn besproken en is uiteindelijk een informed consent formulier getekend. Na de behandeling is de cliënte nog een half uur in de gaten gehouden voor ze werd ontslagen met een recept voor antibiotica. De commissie oordeelt dat de benadering van de cliënte, zeker gezien het type behandeling, beter had gekund. Op de website van de zorgaanbieder staat dat er gekozen kan worden tussen drie verschillende manieren van verdoving, maar de cliënte heeft die keuze niet gehad. Ook kan zij zich niet herinneren dat ze een informed consent formulier heeft ingevuld. De zorgaanbieder heeft dit formulier niet ingediend en daarom heeft de commissie geen reden om te twijfelen aan het verhaal van de cliënte. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
in het geschil tussen
[naam cliënte], wonende te [woonplaats]en
Stichting Abortuskliniek Den Haag, gevestigd te ‘s-Gravenhage
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 maart 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
De cliënte, bijgestaan door haar echtgenoot, heeft ter zitting haar standpunt toegelicht. Namens de zorgaanbieder is niemand ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de door de zorgaanbieder verleende zorg.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is door haar gynaecoloog doorverwezen naar het ziekenhuis. Op maandag 26 oktober 2020 heeft de cliënte een curettage gehad bij de zorgaanbieder. De cliënte voelt zich onbehoorlijk en onbeschoft behandeld door de zorgaanbieder.
Na het intakegesprek moest de cliënte in een wachtkamer wachten. Er kwam een verpleegkundige naar haar toe met een pil die zij in haar mond moest doen en onder haar tong moest houden. Dit werd zeer onvriendelijk gebracht en er werd ook niet bij verteld wat de pil zou gaan doen. Nadat de cliënte in een bed was gelegd, kreeg zij veel krampen. De verpleegkundige heeft de cliënte desgevraagd aangegeven dat de krampen mogelijk werden veroorzaakt door de pil. Volgens haar was de cliënte wel erg sensitief. De cliënte vindt dit een behoorlijk vreemde reactie.
Toen de cliënte uiteindelijk aan de beurt was, werd zij de behandelkamer ingereden. Hier werd niets gezegd over wat er zou gaan gebeuren; er werd alleen gezocht naar een ader om te prikken. Aangezien de aders van de cliënte vrij diep liggen, weet de cliënte dat er moeilijk geprikt kan worden bij haar.
Dit heeft zij aangegeven. Hierop werd weinig begripvol gereageerd. Vervolgens deed het prikken echt heel veel pijn. Nog steeds werd er niet gezegd wat er zou gaan gebeuren. De cliënte is schijnbaar weggevallen en is weer wakker geworden toen zij in de uitslaapkamer was.
De zorgaanbieder heeft de cliënte kennelijk dus zonder iets te zeggen een roesje gegeven en vervolgens de behandeling uitgevoerd. Na de behandeling heeft de cliënte niet te horen gekregen of deze al dan niet geslaagd was. Terwijl zij nog helemaal versuft en verdoofd was van het roesje, heeft de zorgaanbieder de cliënte laten gaan; zij moest alleen twee trappen af naar beneden.
Na de behandeling heeft de cliënte nog bijna twee weken in bed gelegen met enorme pijn. Bij een controle bij haar gynaecoloog bleek bovendien dat niet alles was verwijderd. Drie weken later was alles alsnog schoon.
De cliënte heeft de behandeling als een groot drama ervaren. Zij hoopt dat niemand dit meer hoeft mee te maken op deze manier.
De cliënte verlangt dat de zorgaanbieder ernstig wordt toegesproken over de manier waarop hij patiënten behandelt. Voorts verzoekt zij de commissie haar een schadevergoeding toe te kennen voor de psychische en lichamelijke klachten die zij heeft gehad na de behandeling.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is op 6 oktober 2020 door haar gynaecoloog naar de zorgaanbieder verwezen. Zij heeft op
26 oktober 2020 een intakegesprek alsmede een vooronderzoek met echografische bepaling van de zwangerschapsduur gehad met de abortusarts. In het intakegesprek zijn zowel de behandeling als de anesthesie besproken. Het intakegesprek is afgesloten met het tekenen van de informed consent verklaring. In de informed consent verklaring staat overigens ook nog eens duidelijk hoe de behandelingen worden uitgevoerd. Na het intakegesprek is de cliënte opgenomen op de behandelafdeling alwaar de polstensie is opgenomen en een rhesusbepaling heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft de cliënte ter voorbereiding van de behandeling misoprostol oraal toegediend gekregen. Misoprostol preoperatief wordt standaard gegeven in de Nederlandse abortusklinieken ter voorbereiding van het cervicale kanaal. Het gebruik van misoprostol gaat gepaard met lichte uteruscontracties.
Na de gebruikelijke inwerktijd is de cliënte vanuit zaal vanwege de hygiëne per brancard naar de behandelkamer gebracht. De behandeling vond onder anesthesie plaats en nam slechts enkele minuten in beslag. Terug op zaal vond polstensiecontrole plaats alsmede controle op vloeien. Postoperatieve pijnstilling was niet nodig. Na observatie van ruim een half uur is de cliënte naar huis ontslagen met een recept voor antibiotische profylaxe.
Bestudering van de status heeft geen aanleiding gegeven om aan enig afwijkend beloop te denken.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De overeenkomst die de cliënt en de zorgaanbieder met elkaar hebben gesloten, kan worden aangemerkt als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446, zoals opgenomen in boek 7, titel 7, afdeling 5, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in
overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de geneeskundige behandelings¬overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
De commissie constateert dat de kern van de klacht van de cliënte de bejegening door de zorgaanbieder betreft. De cliënte heeft ter zitting desgevraagd haar ervaring met de zorgaanbieder – zeer gedetailleerd – toegelicht. Zij heeft ook verklaard dat op de website van de zorgaanbieder staat vermeld dat er gekozen kan worden tussen drie verschillende wijzen van verdoving, maar dat haar die keuze niet is gegeven; zij heeft zonder overleg een roesje gekregen. Verder kan zij zich niet herinneren dat zij een ‘informed consent’ heeft getekend; wel heeft zij een gezondheidsverklaring moeten invullen en ondertekenen. De commissie heeft in dit specifieke geval geen reden om op hoofdlijnen aan het verhaal van de cliënte te twijfelen. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat de zorgaanbieder een in hoofdzaak formeel verweer heeft gevoerd, de informed consent verklaring niet heeft overgelegd en ook niet ter zitting is verschenen.
De commissie kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de bejegening van de cliënte op een aantal punten te wensen heeft overgelaten. Naar het oordeel van de commissie had van de zorgaanbieder als professionele organisatie, zeker gelet op de aard van de behandeling, meer empathie mogen worden verwacht.
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet de zorg heeft betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De commissie zal de klacht van de cliënte daarom gegrond verklaren. Hierin ziet de commissie aanleiding te bepalen dat de zorgaanbieder het door de cliënte betaalde klachtengeld moet vergoeden.
De commissie ziet echter geen aanleiding tot een toekennen van een schadevergoeding, nu de cliënte de door haar beweerdelijk geleden schade niet nader heeft onderbouwd. De commissie zal ook het verzoek van de cliënte om de zorgaanbieder toe te spreken, afwijzen, nu dit niet tot haar bevoegdheden behoort.
Hetgeen partijen ieder voor zich overigens verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie binnen 14 dagen na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan de cliënte dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld
– wijst het door de cliënte meer of anders verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer prof. dr. C.W. Burger en de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van
mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 18 maart 2022.