Zorgaanbieder had andere oplossing moeten zoeken voor cliënt tijdens corona-lockdown

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Gehandicaptenzorg    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 76228/110473

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klager had een zorgverleningsovereenkomst met de zorgaanbieder en woonde in een eigen appartement met begeleiding. Naar aanleiding van de overheidsmaatregelen tegen corona werd de zorgverlening door de zorgaanbieder ingeperkt. Volgens de klager heeft zorgaanbieder hierin te plotseling gehandeld en heeft hij hierdoor schade geleden. Daarnaast begeleide de zorgaanbieder de klager in het nemen van zijn medicijnen, maar door de coronamaatregelen werd hij hiervoor zelf verantwoordelijk, met een overdosis als gevolg. Ook heeft de zorgaanbieder zonder medeweten van de klager contact gehad met zijn huisarts. De klager eist een schadevergoeding. Volgens de zorgaanbieder heeft zij steeds meegedacht en geprobeerd passende oplossingen te vinden tijdens de coronamaatregelen. In overleg met de klager is het verstrekken van de medicatie aangepast op de maatregelen. De commissie oordeelt dat de zorgovereenkomst niet goed is uitgevoerd: de zorgaanbieder had een andere oplossing kunnen zoeken. Daarnaast had de zorgaanbieder het contact met de huisarts moeten melden. Wel heeft de zorgaanbieder, gezien de corona-situatie en de toestemming van de klager, niet verwijtbaar gehandeld wat betreft de medicatie. De klacht is ten dele gegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen

[Klager], die woont in [woonplaats]

en

Zozijn, gevestigd in Wilp
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 9 december 2021 te Arnhem. Eén lid van de commissie was verhinderd. Daarop heeft de voorzitter aan partijen gevraagd of zij de behandeling wensen aan te houden, dan wel de behandeling willen laten plaatsvinden door twee in plaats van drie commissieleden. Partijen hebben er beide voor gekozen dat de behandeling in de kleinere samenstelling plaatsvindt.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

De cliënt werd ter zitting bijgestaan door [naam].

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil gaat over het verzoek om schadevergoeding, die de cliënt baseert op drie klachten.
Op de eerste plaats heeft de zorgaanbieder maatregelen genomen naar aanleiding van de corona-maatregelen van de overheid. Klager heeft zich daardoor in steek gelaten gevoeld.
De tweede klacht gaat over de wijze waarop de zorgaanbieder medicatie aan de cliënt heeft verstrekt.
Op de derde plaats heeft de zorgaanbieder zonder medeweten en toestemming van klager contact gehad met huisarts over de medicatie van klager.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Klager had een zorgverleningsovereenkomst met de zorgaanbieder op basis van een indicatie VG6. Klager had een eigen appartement en ontving ambulante begeleiding van de zorgaanbieder op basis van een Volledige Pakket Thuis. Klager woonde in de buurt van een 24-uursvoorziening van de zorgaanbieder aan de [adres] in [woonplaats].

Op 16 maart 2020 heeft de zorgaanbieder de zorgverlening ernstig ingeperkt, naar aanleiding van de coronamaatregelen die door de regering zijn afgekondigd. Van het ene op andere moment kwam er niemand meer. De enige begeleiding die de zorgaanbieder nog kon aanbieden was telefonisch contact. Aangezien de cliënt te kampen had met depressiviteit en suïcidaliteit, was dat volstrekt onvoldoende. Vrij kort na het staken van iedere begeleiding, heeft de zorgaanbieder de woonkamer aan de [adres] weer opengesteld. De zorgaanbieder heeft achteraf gezien dus in blinde paniek gehandeld en dat is erg nadelig geweest voor de cliënt; zijn psychische klachten zijn verergerd.

De tweede klacht gaat over de manier waarop de medicatie werd verstrekt. De zorgaanbieder had met de cliënt de afspraak dat een medewerker dagelijks de medicijnen verstrekt. Maar tijdens de lockdown werd de medicatie door de brievenbus gegooid. De cliënt heeft een overdosis van die medicijnen genomen en dat heeft kunnen gebeuren doordat de zorgaanbieder de cliënt onvoldoende daarin begeleidde.

De derde klacht is het contact dat de zorgaanbieder heeft gehad met de huisarts van de cliënt buiten zijn medeweten om.

De cliënt wil een schadevergoeding van de zorgaanbieder van € 500,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder begrijpt dat de coronamaatregelen ingrijpend zijn geweest voor de cliënt, maar zij wijst erop dat zij door het landelijke coronabeleid veel maatregelen heeft moeten nemen. De eerste week is het contact en de begeleiding beperkt gebleven tot telefonisch contact, maar daarna heeft de zorgaanbieder meegedacht en passende mogelijkheden geboden.

De manier waarop de medicatie is verstrekt, is in overleg met de cliënt gebeurd. De zorgaanbieder ziet daarin geen verwijtbaar handelen.

Tot slot merkt de zorgaanbieder op dat het beter was geweest dat het contact met de huisarts voorafgaand aan de cliënt was gemeld.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Een beoordeling achteraf.
Heel Nederland was op 13 maart 2020 overvallen door de afkondiging van een lockdown door de overheid. Vrijwel onmiddellijk waren scholen en niet-essentiële winkels gesloten, gold er een streng thuiswerkadvies en moest men het openbaar vervoer vermijden. Niemand was hierop voorbereid.

Het geschil stelt de vraag aan de orde of de zorgaanbieder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld naar aanleiding van de invoering van deze lockdown. Dat is noodzakelijkerwijs een beoordeling achteraf. De commissie merkt op dat het achteraf altijd eenvoudiger is te zeggen of het anders of beter had gemoeten. De zorgaanbieder heeft, net als iedereen, ingewikkelde beslissingen moeten nemen op basis van gebrekkige informatie. Met die situatie houdt de commissie dan ook terdege rekening bij de beoordeling van het geschil.

De achtergrond van klager en de gevolgen van de keuze voor een eigen woning.
Klager had een VG6 indicatie. Dat is een hoge indicatie, vooral voor cliënten met zorg op afstand – de cliënt woont in een eigen woning. De zorgaanbieder heeft ter zitting uitgebreid toegelicht dat zij klager daarvan heeft doordrongen en ook mogelijkheden intern heeft aangeboden. Het gaat hierbij, zo begrijpt de commissie, om gesprekken die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de lockdown. Voor zover de zorgaanbieder heeft bedoeld dat zij geen passende begeleiding heeft kunnen bieden gedurende de lockdown als gevolg van de keuze van de cliënt om in een eigen woning te wonen, ziet de commissie daarin geen verzachtende omstandigheid. De zorgaanbieder heeft uiteindelijk een overeenkomst afgesloten met de cliënt, waarbij zij het Volledig Pakket Thuis moet bieden aan de cliënt die uitwonend is. Daarbij hoort een inspanningsverplichting om begeleiding te bieden, ook tijdens een lockdown.

Is de zorgaanbieder tekortgeschoten? Ja.
De zorgaanbieder heeft haar zorgverlening voor de cliënt in de eerste coronaweek ingrijpend beperkt. De commissie wijst erop dat de zorgaanbieder de wijze waarop ze cliënt vanaf dat moment ging begeleiden zelf heeft gekozen. Er was op dat gebied geen sprake van een overheidsvoorschrift. Juist bij een cliënt die kort tevoren een poging tot zelfdoding heeft verricht en kampt met depressieve klachten, moet een zorgaanbieder de intensieve begeleiding blijven bieden die noodzakelijk is. De commissie is van oordeel dat de aangeboden telefonische contacten daarvoor ontoereikend zijn geweest. Dat is ook de zorgaanbieder wel gebleken, aangezien de cliënt hooguit vijf minuten per week een gesprek voerde en daarvoor veel aansporing nodig had. De commissie kan begrip opbrengen voor het standpunt dat de zorgaanbieder, als werkgever, verplicht is ook te waken voor de gezondheid van haar medewerkers. Desondanks geldt dat de zorgaanbieder bezoek had kunnen afleggen in beschermende kleding of erop had kunnen aandringen dat de cliënt tijdelijk intern zou verblijven (in de bubbel).

Daarom is de klacht gegrond: de zorgovereenkomst is niet naar behoren uitgevoerd.

De klacht over de medicatie is ongegrond.
De zorgaanbieder heeft de medicatie aan de cliënt verstrekt door het af te geven in de brievenbus. De cliënt heeft met die wijze van verstrekking ingestemd, al was dat geen vrije keuze. De zorgaanbieder had besloten om ieder contact te vermijden. Een andere manier om aan medicijnen komen was daarom volgens de cliënt niet mogelijk. Maar gelet op de omstandigheden rondom corona en de instemming van de cliënt, ziet de commissie hierin geen verwijtbaar handelen.

De klacht over het contact met de huisarts is gegrond.
De zorgaanbieder heeft in haar brief van 3 december 2020 aan de cliënt erkend dat zij zonder toestemming van de cliënt contact heeft gehad met de huisarts, maar gaat nog niet zo ver dat sprake is van grove fouten of verwijtbaar handelen. Ter zitting heeft de zorgaanbieder erkend dat zij in dit geval wel toestemming van de cliënt nodig had voor het overleg met zijn huisarts en dat ze die niet had gevraagd aan de cliënt. Daarom is de commissie van oordeel dat de klacht op dit punt gegrond is.

Moet de zorgaanbieder een schadevergoeding betalen? Nee.
De zorgaanbieder is tekortgeschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst in de eerste week van de lockdown. Maar zoals de commissie al heeft overwogen, speelt ook een rol dat de hele maatschappij werd overvallen door de heftigheid van de maatregelen. Aan de cliënt kan worden toegegeven dat de zorgaanbieder fouten heeft gemaakt, maar dat acht de commissie op zich nog begrijpelijk in deze unieke situatie. Daarom is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet dusdanig ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, dat alleen daarom al een verplichting tot betaling van een schadevergoeding bestaat. Datzelfde geldt overigens voor het contact met de huisarts zonder toestemming.

De cliënt wil een schadevergoeding vanwege de toegenomen psychische klachten. Dat verzoek begrijpt de commissie als een verzoek om immateriële schadevergoeding. De drempel voor toewijzing van een dergelijke vergoeding ligt hoog. De commissie is van oordeel dat de cliënt op dit punt onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat hij recht heeft op vergoeding wegens de toegenomen psychische klachten, veroorzaakt door de zorgaanbieder. Daarom wijst de commissie het verzoek om een schadevergoeding af.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De klacht is ten dele gegrond.

De commissie wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Wel dient de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Gehandicaptenzorg, bestaande uit mr. M.M. Verhoeven, voorzitter en ir. N. Bomer, lid, in aanwezigheid van mr. C.J.H. Terwal, secretaris, op 9 december 2021.