Zorgaanbieder ging te lang door met behandeling van cliënte tijdens een kortdurend behandeltraject binnen de basis GGZ. De zorgaanbieder had cliënte tijdig moeten doorverwijzen naar gespecialiseerde GGZ. Zorgaanbieder verifieerde tussentijds onvoldoende of diagnose correct was en of behandeling gewenste effect had

  • Home >>
  • Psychische en Pedagogische Zorg >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Psychische en Pedagogische Zorg    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 111222

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [plaats], en [naam zorgaanbieder], gevestigd te [plaats].

Behandeling van het geschil

Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 29 november 2017 te Utrecht. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Cliënte werd vergezeld door haar broer. De zorgverlener werd vergezeld door een vriendin en bijgestaan door [naam].

Onderwerp van het geschil

Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting staat tussen partijen als erkend, dan wel als niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

Cliënte is in augustus 2013 door haar huisarts verwezen naar de zorgaanbieder. In september 2013 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. Op 9 oktober 2013 heeft cliënte de behandelovereenkomst getekend waarin de doelen zijn opgenomen waar tijdens de behandeling naartoe zou worden gewerkt. Vervolgens is cliënte tot het einde van de behandelovereenkomst op 16 december 2015 bij de zorgaanbieder in behandeling geweest. Daarnaast was cliënte vanaf 3 december 2013 (op advies van de zorgaanbieder) onder behandeling bij [naam psychiater]. Op 23 maart 2016 en 11 mei 2016 hebben nog twee gesprekken plaatsgevonden waarbij naast cliënte en de zorgaanbieder ook de psychiater, de echtgenoot van cliënte (op 23 maart 2016) en haar broer (op 11 mei 2016) aanwezig waren.

Standpunt van cliënte

Puntsgewijs klaagt cliënte over het volgende.
1.   de zorgaanbieder heeft onvoldoende professionele distantie gehouden;
2.   de zorgaanbieder heeft onvoldoende inzicht gehad in de problematiek van cliënte en geen verantwoordelijkheid genomen voor de onvoldoende professionaliteit in met name de therapeutische relatie;
3.   de zorgaanbieder heeft de zorgen van de echtgenoot van cliënte onvoldoende serieus genomen;
4.   er is geen nazorg gegeven, terwijl dit was beloofd;
5.   de zorgaanbieder heeft zonder cliënte hierin te kennen en onnodig een persoonlijke mail van cliënte gebruikt bij het vragen van advies van de psychiater.

Cliënte heeft haar klachten als volgt toegelicht.
Cliënte heeft al snel na de start van de behandeling aan de zorgaanbieder haar zorgen geuit met betrekking tot de bijzondere band die zij voelde. De zorgaanbieder gaf aan dat ze daardoor juist goed bij cliënte aansloot en dat ze baat zou hebben bij reparenting vanwege de wankele fundamenten van cliënte. De zorgaanbieder nam een groot risico door tijdens de therapie de overleden moeder van cliënte te representeren waarmee cliënte al weinig hechting had maar waarnaar zij altijd heel erg verlangd had.
Het lichamelijk contact en het regelmatig betrekken van cliënte bij het privéleven van de zorgaanbieder heeft cliënte veel verwarrende gevoelens gebracht. Het gaf haar het gevoel ook wat voor de zorgaanbieder te betekenen. Cliënte liet haar weten haar als een liefdevolle moeder te ervaren. Na iedere sessie volgde altijd een afscheidsknuffel, hetgeen de cliënte als fijn ervoer maar wat niet goed voor haar was. Cliënte heeft aangegeven dat zij van sessie naar sessie leefde en dat het voelde als diepe echte liefde. Cliënte heeft een aantal keren aangegeven om die reden de therapie bij de zorgaanbieder te moeten eindigen maar ze was niet opgewassen tegen de bezwaren van de zorgaanbieder omdat alles in haar verlangde bij haar te kunnen blijven.
In juni 2015 kreeg de zorgaanbieder het advies de mails van cliënte niet meer te beantwoorden. Cliënte ging van een paar keer per week contact naar helemaal geen contact meer tussen de sessies, wat voor cliënte een veel te grote overgang was. Bovendien was de zorgaanbieder ook niet consequent in haar gedrag.
Zonder overleg heeft de zorgaanbieder voor haar overleg met de psychiater een zeer persoonlijke e-mail gedeeld. Cliënte vindt dit respectloos en pijnlijk. Het was bovendien onnodig om de situatie duidelijk te maken.
Cliënte kreeg toen de boodschap dat de behandeling zou worden afgebouwd. Dit was voor cliënte een klap in het gezicht na hoe de zorgaanbieder met haar omging. Langzaam afbouwen kon cliënte niet aan.
De echtgenoot van cliënte heeft hierover zijn zorgen bij de zorgaanbieder geuit. Dit was voor de zorgaanbieder geen reden haar handelen aan te passen. Ook de vraag om nog een aantal sessies in het bijzijn van de echtgenoot van cliënte, met wie de relatie door al zoveel jaren zorgen moeizaam was, weigerde ze.
De pijn na de laatste keer verscheurde cliënte. Cliënte voelde zich in de steek gelaten en is met de scherven blijven zitten nadat de zorgaanbieder veel te veel had gegeven. Cliënte voelde zoveel angst en pijn en kon niet begrijpen wat er gebeurd was.
De zorgaanbieder is te lang doorgegaan met de behandeling. Zij had eerder moeten constateren dat de behandeling niet meer in belang van cliënte was en haar door moeten verwijzen.

Ter zitting heeft cliënte nog het volgende aangevoerd.
Toen cliënte bij de zorgaanbieder kwam was het een warm bad. Het maakte niet uit of de sessies uitliepen. Het was gelijk heel erg vertrouwd. De zorgaanbieder moedigde cliënte ook aan te mailen; het leek er ook op dat de zorgaanbieder dat prettig vond. Cliënte voelde al heel snel dat de zorgaanbieder haar heel erg raakte in een gemis. Cliënte heeft ook aangegeven dat er bij haar een leegte was. Volgens cliënte moet daar voorzichtig mee om worden gegaan. Op een gegeven moment leefde cliënte van sessie naar sessie. De zorgaanbieder heeft de moeder van cliënte gerepresenteerd maar daarbij geen uitleg gegeven. Cliënte kon zich daar moeilijk aan overgeven.
De zorgaanbieder gaf cliënte het gevoel bijzonder voor haar te zijn. Ze vroeg de mening van cliënte over haar kleding en advies over de inrichting van haar woning. De professionele distantie is overschreden.
De zorgaanbieder was onduidelijk in haar signalen. Cliënte heeft een aantal keren aangegeven dat de behandeling maar moest stoppen. Dit waren noodkreten om aan te geven dat het niet goed met cliënte ging. De zorgaanbieder wist cliënte dan te overtuigen verder te gaan met de behandeling. Volgens cliënte waren dat de momenten waarop de zorgaanbieder had moeten kijken hoe het verder moest. Al na vijf maanden was er het signaal dat cliënte op de rand zat van gespecialiseerde GGZ. De zorgaanbieder is veel te lang doorgegaan. Toen de zorgaanbieder niet meer wist hoe het verder moest is de behandeling maar helemaal gestopt. Dat heeft cliënte heel erg pijn gedaan. Het allerergste vindt cliënte dat de zorgaanbieder zegt dat ze goede zorg heeft geleverd en dat ze geen verantwoordelijkheid neemt.
Cliënte heeft veel zorgen geuit over haar kinderen. De echtgenoot van cliënte probeerde het gezin op de rails te houden. Het hele gezin heeft schade ondervonden.
Het is niet juist dat cliënte niet zou willen dat de zorgaanbieder contact op zou nemen met de huisarts. Cliënte wilde echter eerst zelf contact opnemen met haar huisarts omdat zij al lang geen contact meer had gehad.
De reden dat cliënte in 2017 nog een positieve recensie op de website van de zorgaanbieder heeft geschreven is dat cliënte continue op zoek was om het verwerkt te krijgen. Ze probeerde de beëindiging van de behandeling te verwerken door er op een positieve manier naar te kijken.

Cliënte verlangt een schadevergoeding die zij niet in een bedrag kan uitdrukken. Cliënte heeft om met de gevolgen van de therapie te kunnen omgaan een aantal dure therapiedagen gevolgd die niet vergoed werden. Daarnaast is cliënte in 2016 voor minimaal een jaar afgekeurd. Vlak voor de beëindiging van de therapie is cliënte volledig ziek geworden en haar contract is na verloop van tijd beëindigd. De kansen op een baan zijn behoorlijk afgenomen. Mogelijk herstel heeft jarenlange vertraging opgelopen.

Standpunt van de zorgaanbieder

Het standpunt van de zorgaanbieder luidt in hoofdzaak als volgt.

Gedurende de behandeling schommelde cliënte in de ontwikkeling richting haar doelen. ‘Ups en downs’ wisselden elkaar af, maar er was niettemin sprake van een stijgende lijn. Reden om de behandeling steeds voort te zetten op de ingeslagen weg.

In september 2015 was er echter sprake van een dusdanige sterke neergang dat de zorgaanbieder nader persoonlijkheidsonderzoek ter overweging heeft voorgelegd aan cliënte en dit eveneens wilde voorleggen aan andere professioneel betrokkenen bij cliënte (zoals de psychiater en de huisarts). Op verzoek van cliënte is dit uiteindelijk alleen aan de psychiater voorgelegd.

De zorgaanbieder betreurt het dat cliënte (achteraf) niet tevreden is met de wijze waarop de behandeling met cliënte is afgerond en de impact die dit op haar en haar gezin heeft gehad.
Hoewel de zorgaanbieder met kennis achteraf (mogelijk) op momenten anders gehandeld zou hebben of duidelijker grenzen zou hebben bepaald, meent de zorgaanbieder dat haar daarvan door cliënte geen verwijt kan worden gemaakt en dat zij bij de behandeling van cliënte niet is afgeweken van de professionele standaard, dan wel tekort is geschoten in de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst met cliënte.

De zorgaanbieder betwist dat zij tijdens de behandeling van cliënte de professionele distantie uit het oog verloren is. Toen voor zowel cliënte als de zorgaanbieder duidelijk werd dat cliënte te afhankelijk werd van de zorgaanbieder is dit meermaals door de zorgaanbieder aan de orde gesteld en besproken en is vervolgens gezamenlijk besloten om de behandeling geleidelijk te gaan afbouwen. Cliënte heeft vervolgens zelf op meerdere momenten overwogen de behandeling in plaats daarvan abrupt te stoppen. In overleg tussen de zorgaanbieder en cliënte is echter (toch) steeds gezamenlijk het besluit genomen om het afbouwen geleidelijk voort te zetten.
Voor zover cliënte stelt dat de zorgaanbieder privézaken met haar gedeeld heeft stelt de zorgaanbieder dat zij bij cliënte een methodiek genaamd ‘self-disclosure’ heeft toegepast. De bedoeling daarvan is dat cliënten gaan twijfelen aan de juistheid van hun disfunctionele opvattingen, met als doel deze opvattingen uiteindelijk te (gaan) corrigeren. Daarnaast heeft de zorgaanbieder, in wisselwerking met de uitgebreide interesse van cliënte in kinderen en persoonlijke interesses van de zorgaanbieder enkele privézaken gedeeld; dit echter uitsluitend ten behoeve van de menselijke werkrelatie tussen behandelaar en cliënt.
Wat betreft het door cliënte genoemde voorbeeld van de oefening waarbij de zorgaanbieder als representant stond voor de moeder van cliënte stelt de zorgaanbieder dat zij de betreffende oefening passend achtte binnen het therapieproces van cliënte. De zorgaanbieder betreurt de ontstane verwarring bij cliënte, maar betwist dat zij met het toepassen van deze oefening de grenzen van de professionele distantie heeft overschreden. Het feit dat cliënte de zorgaanbieder erg mist, teleurgesteld is, zich genegeerd voelt en erg geraakt is door de beëindiging van de behandeling, betekent niet dat de zorgaanbieder te weinig professionele distantie in acht heeft genomen.

Nadat cliënte daarvoor toestemming gaf heeft de zorgaanbieder op enig moment overleg gehad met de psychiater. Het bijvoegen van de e-mail was naar de mening van de zorgaanbieder noodzakelijk om goed met de psychiater te kunnen overleggen. Voor het verstrekken van gegevens aan andere beroepsbeoefenaren is geen toestemming van cliënte noodzakelijk als deze rechtstreeks betrokken zijn bij de behandelingsrelatie tussen de zorgaanbieder en de cliënt. Wel is vereist dat cliënte van te voren op de hoogte wordt gesteld, zoals de zorgaanbieder heeft gedaan.

Het geven van nabehandeling na beëindiging van een behandeling is niet gebruikelijk noch verplicht en in dit geval ook (juist) niet geïndiceerd. De zorgaanbieder is echter wel verplicht zich er van te verzekeren dat eventuele noodzakelijke continuïteit van zorg/behandeling gewaarborgd is. De zorgaanbieder heeft er dan ook voor gezorgd dat de huisarts op de hoogte was van het eindigen van de behandeling. De zorgaanbieder heeft na de beëindiging van de behandeling nog een tweetal nagesprekken gevoerd waarbij de echtgenoot van cliënte (op 23 maart 2016) en haar broer (op 11 mei 2016) aanwezig zijn geweest. Daarnaast werd cliënte ten tijde van het beëindigen van de behandeling nog behandeld door haar psychiater en een haptotherapeute en waren cliënte en haar echtgenoot op dat moment reeds gestart met relatietherapie.

De zorgaanbieder heeft weersproken dat zij de zorgen van de echtgenoot onvoldoende serieus heeft genomen. Tijdens de behandeling is hij diverse keren uitgenodigd om mee te komen, hetgeen in april 2014 ook is gebeurd. In dit gesprek heeft de zorgaanbieder informatie gegeven over de problematiek en op welke manier cliënte kan worden ondersteund.
Ook is tegemoetgekomen aan de wens van de echtgenoot voor een gesprek en ook nog een daaropvolgend nagesprek en heeft de zorgaanbieder gereageerd op de zorgen van de echtgenoot.

Cliënte heeft niet aangegeven waar haar schade uit zou bestaan en zij heeft deze schade ook niet onderbouwd.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder nog het volgende aangevoerd.
Op basis van de vorderingen die cliënte tijdens de behandeling boekte is de behandeling voortgezet. Er heeft geen vervolgmeting plaatsgevonden, want niet alles is meetbaar. Met de kennis van nu was het beter geweest cliënte eerder door te verwijzen. De zorgaanbieder wist destijds niet dat de relatie van cliënte met haar man zo slecht was.
De zorgaanbieder geeft aan scholing te hebben genoten in meerdere methodieken, CGt, EMDR en Schematherapie. Binnen de basis ggz is de problematiek van cliënten complexer geworden, waardoor deze methodieken door haar vaker in de behandeling worden gebruikt. De complexiteit binnen de basis ggz is toegenomen.
De zorgaanbieder werkt ook veel met kinderen, daar is aanraking bij EMDR heel gebruikelijk. Zij laat altijd de keuze: “je mag tegen mij aanleunen maar je mag me ook op mijn stoel zetten”. De zorgaanbieder overlegt altijd met haar cliënten hoe zij het ervaren.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorginstelling vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorginstelling tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorginstelling. De tekortkoming moet aan de zorginstelling kunnen worden verweten en de cliënte dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.
De commissie dient concreet de vraag te beantwoorden of verantwoorde zorg is verleend op basis van goed zorgverlenerschap. Dit zorgverlenerschap dient cliëntgericht te zijn en afgestemd op de reële behoefte van de cliënte.

De zorgaanbieder verleent zorg binnen de basis ggz. Basis ggz is gericht op kortdurende behandeltrajecten. Uit de behandelovereenkomst blijkt dat oplossingsgerichte therapie, cognitieve gedragstherapie en EMDR zou worden ingezet en dat de behandeling ongeveer twaalf sessies zou duren.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder onvoldoende heeft onderkend dat de setting waarbinnen de zorgaanbieder cliënte heeft behandeld, te weten een kortdurend behandeltraject binnen de basis ggz, voor cliënte, gelet op de bij haar gebleken ernstige problematiek, niet toereikend was.
De zorgaanbieder heeft zich er daarnaast onvoldoende van vergewist wat het effect van haar handelen was op cliënte.
Tijdens de behandeling dient de zorgaanbieder te verifiëren of de diagnose, die voorafgaand aan de behandeling is gesteld, correct is en of de behandeling het gewenste effect heeft. Dat is onvoldoende gebeurd. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat zij vooruitgang bij cliënte zag; echter zij heeft geen vervolgmetingen uitgevoerd. Een professionele toets op het handelen van de zorgaanbieder is daarmee uitgebleven en de zorgaanbieder is cliënte blijven behandelen terwijl dat niet langer in belang van cliënte was. Cliënte had tijdig moeten worden doorverwezen naar de gespecialiseerde ggz. Hieruit volgt dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten in de uitvoering van de behandelovereenkomst De klachten 1 en 2 zijn, in onderling verband en samenhang bezien, gegrond.

De zorgaanbieder heeft de stelling dat de zorgaanbieder de zorgen van de echtgenoot van cliënte niet serieus heeft genomen, gemotiveerd weersproken zoals hiervoor is weergegeven, terwijl klaagster hiertegen geen argumenten naar voren heeft gebracht. Klachtonderdeel 3 is ongegrond.

De afwikkeling van de behandeling en de overdracht naar andere hulpverleners is zorgvuldig door de zorgaanbieder gedaan. De zorgaanbieder heeft aanvankelijk nog op mails van cliënte geantwoord en er hebben nog twee gesprekken met cliënte plaatsgevonden. Daarnaast heeft de zorgaanbieder de huisarts geïnformeerd over het beëindigen van de behandeling. Klachtonderdeel 4 is ongegrond.

De zorgaanbieder heeft naar het oordeel van de commissie niet onjuist gehandeld door bij bespreking met de psychiater een persoonlijke mail van cliënte te delen. Cliënte had de zorgaanbieder toestemming gegeven voor die bespreking en hoefde voor het delen van de mail niet afzonderlijk toestemming aan cliënte te vragen, nu de psychiater onderdeel uitmaakte van het behandelteam. Klachtonderdeel 5 is ongegrond.

Nu klachtonderdelen 1 en 2 – in onderling verband en samenhang bezien – gegrond zijn, komt de commissie toe aan de beoordeling van de gevorderde schadevergoeding. Cliënte heeft de door haar gestelde schade onvoldoende onderbouwd. Ter zitting heeft cliënte desgevraagd geen nadere toelichting op de door haar gestelde schade kunnen geven. Het causaal verband tussen het slagen van de klachtonderdelen en de gestelde schade is niet komen vast te staan. De gevorderde schadevergoeding zal worden afgewezen.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klacht op de onderdelen 1 en 2 gegrond en op de overige onderdelen ongegrond;

– wijst het door cliënte gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Psychische en Pedagogische Zorg op 29 november 2017.