Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Uitvoering behandelingsovereenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
156507/168473
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Klaagster heeft het idee dat zorgaanbieder de doodsoorzaak van cliënte heeft gebagatelliseerd. Klaagster vraagt zich af waarom de zorgaanbieder niet heeft geacteerd toen bij cliënte de eerste klachten zichtbaar waren. Zorgaanbieder stelt dat het moeilijk vast te stellen is, door dementie en diabetes van cliënte, wat er bij haar klachten aan de hand is. Cliënte is uitvoerig onderzocht. De commissie is van oordeel dat gezien het geschetste ziektebeeld van cliënte en de wijze waarop cliënte is behandeld, de zorg volgens professionele maatstaven heeft plaatsgevonden. De klacht dat zorgaanbieder tekort is geschoten in de zorgverlening aan cliënte, wordt ongegrond verklaard.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam klaagster], wonende te [woonplaats],(hierna te noemen: klaagster) nabestaande van [naam cliënt] (hierna te noemen: cliënte)
en
SZR (Stichting Zorgcentra Rivierenland), gevestigd te Tiel
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De mondelinge behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 1 december 2022 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
Klaagster werd ter zitting bijgestaan door [vertegenwoordiger klaagster].
Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen [naam specialist ouderengeneeskunde], en [naam zorgcoach].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de medische behandeling van cliënte.
Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Klaagster stelt dat de zorgaanbieder haar nimmer serieus heeft genomen in haar klacht.
De zorgaanbieder heeft de doodsoorzaak van cliënte gebagatelliseerd en botweg afgedaan met de mededeling dat cliënte leed aan Alzheimer en een diabetespatiënt was. De echte doodsoorzaak is/was echter een andere.
Klaagster heeft lang moeten steggelen voordat zij de beschikking heeft gekregen over het zorgdossier. Ondanks het feit dat door cliënte een levenstestament was opgesteld, weigerde de zorgaanbieder klaagster inzage te verlenen.
Klaagster stelt dat cliënte in de maanden voorafgaande aan haar dood niet is onderzocht. Er was sprake van geel zien. Cliënte had weinig tot geen eetlust. De zorgaanbieder heeft nagelaten om een beeldvormend onderzoek te laten uitvoeren naar haar steeds ernstiger wordende klachten. Cliënte is uiteindelijk overleden aan een verstopping door galstenen. Toen zij uiteindelijk in het ziekenhuis werd opgenomen, was er sprake van een zeer ernstig nierfalen als gevolg van uitdroging en was een behandeling niet meer mogelijk. Als dit tijdig was onderkend, dan had deze verstopping met antibiotica kunnen worden verholpen. Nu heeft cliënte een hele pijnlijke dood ondergaan die klaagster haar had willen besparen.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte leed aan dementie en was diabetespatiënt. Bij cliënten die lijden aan deze ziekte, is het vaak moeilijk vast te stellen wat er bij klachten aan de hand is. Dat komt door de vaak wisselende presentatie van klachten en symptomen en meerdere tegelijkertijd aanwezige ziekteproblemen. Zo worden jeukklachten en krabplekken veel waargenomen bij diabetespatiënten en passen een wisselend eetpatroon, verandering in gedrag, zich terugtrekken, verlies van interesse en apathie in de loop van een dementieel ziektebeeld.
Op 15 mei 2021 constateerde de verpleegkundige dat cliënte grauw/geel zag. In de dagen erna is dit niet meer geconstateerd. Op 19 mei 2021 is cliënte door de arts volledig onderzocht. Er was geen sprake van een gele verkleuring van de huid, maar wel sprake van verminderde vitaliteit en algehele malaise. Op 20 mei 2021 werd door de verpleging in de avond geelzucht geconstateerd. De volgende ochtend heeft de arts een bloedonderzoek laten uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek in combinatie van het lichamelijk onderzoek leken te wijzen op een afsluiting van de galgang. Omdat heftige krampaanvallen ontbraken en er bij lichamelijk onderzoek ook geen pijnklachten waren, werd ook rekening gehouden met een galsteen. Vaak betreft het een kwaadaardige aandoening. Om dit uit te sluiten, waren verdere diagnostiek en een intensieve behandeling noodzakelijk. Ook de risico’s van een behandeling via een ERCP moesten niet worden onderschat.
In een collegiaal overleg heeft de geraadpleegde internist van het ziekenhuis in Tiel serieus de vraag gesteld of een dergelijke medische behandeling, gezien de leeftijd van cliënte, wel zou bijdragen aan (het behoud van) de kwaliteit van leven. Aansluitend heeft de behandelend arts dit besproken met klaagster. Helaas is daar het woord kanker blijven domineren.
Op 25 mei 2021 is een echo gemaakt waaruit bleek dat er sprake was van uitgezette galwegen en ook een verdenking op een galsteen in de galgang. Er werd geen tumor gezien. De internist van het ziekenhuis in Tiel is direct geraadpleegd over een verdere behandeling. Voor de ERCP-behandeling kon cliënte echter niet in Tiel terecht, maar diende zij de worden doorverwezen naar het St. Antoniusziekenhuis in Nieuwegein. Omdat de ERCP pas op zijn vroegst aan het einde van de daaropvolgende week kon plaatsvinden, is in overleg met de internist besloten cliënte tot deze behandeling in het verzorgingstehuis te verplegen. In de loop van 31 mei 2021 is de situatie van cliënte verslechterd en is zij alsnog opgenomen in het ziekenhuis. Er is een ERCP uitgevoerd, maar dat heeft niet tot herstel geleid.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiend uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Ter zitting hebben beide partijen hun standpunten nader toegelicht.
Klaagster heeft aangegeven dat de reactie van de directeur-bestuurder van de zorgaanbieder voor haar de aanleiding is geweest om deze klacht aan de commissie voor te leggen. Zij heeft de indruk gekregen dat de zorgaanbieder de doodsoorzaak van cliënte heeft gebagatelliseerd: ze was oud en dement. Klaagster vraagt zich af waarom de zorgaanbieder niet heeft geacteerd toen bij cliënte de eerste klachten zichtbaar waren te weten geel zien, de stopverfachtige kleur van de ontlasting en het gebrek aan eetlust. Zij maakt het verzorgend personeel geen verwijten. Cliënte heeft vanwege het uitblijven van de juiste antibiotica bij haar overlijden heel erg veel pijn gehad. Dat zij is overleden, kan klaagster accepteren, maar zij had cliënte graag een zachte dood toegewenst.
De specialist ouderengeneeskunde die cliënte heeft behandeld, heeft ter zitting de medische situatie van cliënte nader toegelicht. Op 26 maart 2021 kwamen uit het bloedonderzoek geen bijzonderheden naar voren, waarbij moet worden opgemerkt dat de aanwezigheid van galstenen niet via een bloedonderzoek kan worden vastgesteld. Tot 21 mei 2021 was er geen aanwijzing voor een ontsteking. Cliënte had goede en minder goede dagen. Eind april was een diëtiste ingeschakeld in verband met de voedingsinname. De gele kleur verdween en pas op 20 mei 2021 werd door de verpleging geelzucht vastgesteld. Het lichamelijk onderzoek en de uitslag van het bloedonderzoek leken te duiden op galstenen. Omdat in deze situaties vaak sprake is van een kwaadaardig tumor en omdat een behandeling om galstenen te verwijderen zeer belastend is voor een oudere patiënt, is de situatie besproken met klaagster. Helaas is daar het woord kanker blijven hangen. Vanwege Pinksteren kon de echo pas op de dinsdag na Pinksteren worden gemaakt. Daarna kon, ondanks veelvuldig aandringen van de specialist ouderengeneeskunde bij de internist, een ERCP behandeling in het St. Antoniusziekenhuis, pas na een week plaatsvinden. Gekozen is om haar in het verzorgingstehuis te verplegen om te voorkomen dat cliënte een delier zou krijgen in een vreemde omgeving.
De commissie stelt vast dat de irritatie, ontstaan tussen klaagster en de zorgaanbieder vanwege de reactie van de bestuursvoorzitter naar klaagster en vanwege het feit dat in eerste instantie inzage in het medisch dossier werd geweigerd, de verstandhouding tussen klaagster en de zorgaanbieder heeft vertroebeld. Dit heeft geleid tot het voorleggen van de klacht aan de commissie.
Gezien het geschetste ziektebeeld van cliënte en de wijze waarop cliënte is behandeld, is de commissie van oordeel dat de zorg volgens professionele maatstaven heeft plaatsgevonden. Daarbij merkt de commissie op dat niet van meet af aan duidelijk was dat cliënte leed aan een verstopping van de galweg vanwege de wisselende klachten die gezien haar medische achtergrond ook pasten in haar ziektebeeld en de wisselende huidskleur. Pas op 20 mei 2021 werd duidelijk dat cliënte geelzucht had. De behandelend specialist ouderengeneeskunde heeft zorgvuldig gehandeld door, na intercollegiaal overleg met een internist in het ziekenhuis in Tiel over de verdere behandeling, met klaagster de mogelijkheid van de intensieve behandeling te bespreken, daarbij wijzend op de zware belasting die dit voor cliënte zou meebrengen en het behoud van de kwaliteit van leven. In dit gesprek is de diagnose kanker aan de orde is gekomen. De arts heeft ter zitting genoegzaam uitgelegd dat gezien het ziektebeeld dit een vaak voorkomende diagnose is, die echter pas met behulp beeldvormend onderzoek kan worden bevestigd. Dat de echo en de verdere (ERCP-) behandeling niet direct konden plaatsvinden na de eerste diagnose op 21 mei 2021, is te wijten aan omstandigheden waarop de zorgaanbieder geen invloed had.
Alles overziende is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals een redelijk handelend en bekwaam zorgverlener in dezelfde situatie zou hebben gehandeld. De klacht dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de zorgverlening aan cliënte, zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 1 december 2022.