Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: (On) zorgvuldigheidbejegening
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
125261/133542
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt klaagt over de kwaliteit van de begeleiding door de zorgaanbieder gedurende de periode waarin de cliënt beschermd heeft gewoond op een locatie van de zorgaanbieder. De cliënt is geplaatst met bewoners met wie hij geen aansluiting had en voelde zich niet gehoord of begrepen. Ook klaagt de cliënt dat de zorgaanbieder heeft niet ingegrepen toen de cliënt overlast ervoer van een buurvrouw en door het handelen van de zorgaanbieder heeft de cliënt zijn eigen huis op ongunstige tijd en wijze moeten verkopen.
Omdat de cliënt meer ondersteuning nodig had, heeft een vorige zorgaanbieder hem aangemeld voor beschermd wonen bij de zorgaanbieder. Een ongunstige verkoop van het huis kan de zorgaanbieder volgens de commissie niet worden verweten, aangezien de zorgaanbieder hier geen invloed op had. Verder is de commissie gebleken dat de begeleiding van de zorgaanbieder op de cliënt toegepast, persoonlijk en deskundig was en dat de beoogde zorgdoelen werden gehaald. In de woning waren meerdere bewoners die een vergelijkbaar intelligentieniveau hadden als de cliënt. De zorgaanbieder had niet meer kunnen doen om de overlastsituatie op te lossen, aangezien de betreffende buurvrouw niet in zorg was bij de zorgaanbieder. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats](hierna te noemen: de cliënt)
en
Stichting Lister, gevestigd te Utrecht
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijk verklaring
van 21 december 2021, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij deze beslissing heeft de commissie klager ontvankelijk verklaard in zijn klachten.
De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2022 te Utrecht.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De cliënt werd ter zitting vergezeld door [naam], coach. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], bestuurssecretaris en [naam], teammanager. [Naam] heeft de zitting digitaal bijgewoond.
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van de begeleiding door de zorgaanbieder gedurende de periode waarin de cliënt beschermd heeft gewoond op een locatie van de zorgaanbieder.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en de ontvankelijk verklaring van 21 december 2021 waarin de 10 klachtonderdelen die de cliënt aan de commissie heeft voorgelegd zijn opgenomen.
Alvorens zijn klachten bij de commissie in te dienen heeft de cliënt de 10 klachtonderdelen voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder. De klachtencommissie heeft de klachten bij uitspraak van 26 mei 2021 niet ontvankelijk of ongegrond verklaard. De client kan zich niet vinden in die uitspraak.
Ter zitting heeft de cliënt toegelicht dat zijn klacht zich met name richt op het gebrek aan begeleiding die hij van de zorgaanbieder heeft ontvangen.
De cliënt heeft gesteld dat hij door de zorgaanbieder zou worden geplaatst in een in autisme gespecialiseerde locatie en setting waarin de cliënt ontzien en ontlast zou worden. De zorgaanbieder is hier niet in geslaagd en de cliënt heeft zich totaal ontheemd gevoeld. De cliënt werd geplaatst tussen bewoners met een volstrekt ander intelligentieniveau met wie hij geen aansluiting had; de cliënt is hoogbegaafd.
Daarbij heeft de zorgaanbieder niet ingegrepen toen de cliënt ernstige overlast ondervond van zijn onderbuurvrouw. De cliënt moest zich steeds maar zelf zien te redden. In tegenstelling tot wat hem was voorgespiegeld is de cliënt alleen maar verder van huis geraakt. Het “begeleid wonen” werkte niet en is op een teleurstelling uitgelopen. Er werd niet naar de cliënt geluisterd en hij werd niet serieus genomen. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hij geheel onnodig zijn eigen huis in Driebergen in een zeer ongunstige tijd en met verlies heeft moeten verkopen.
Inmiddels woont de cliënt weer zelfstandig en dat gaat goed. De cliënt verlangt een vergoeding van € 21.000,– van de zorgaanbieder, welk bedrag bestaat uit de (gedeeltelijke) vermogensschade door de verkoop van zijn huis en smartengeld.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënt is door de zorgaanbieder begeleid in de periode 2015-2019. Voorafgaand aan de periode van de begeleiding was de cliënt onder behandeling van Altrecht. Door de casemanager van Altrecht is het initiatief genomen om de cliënt voor begeleid wonen bij de zorgaanbieder aan te melden, in verband met op dat moment bestaande problemen bij de cliënt met zelfstandig wonen. Altrecht biedt geen begeleiding en heeft geen 24 uurs begeleid wonen voorzieningen. De cliënt is op een wachtlijst geplaatst en op 24 februari 2015 heeft de cliënt een appartement van de zorgaanbieder betrokken in Houten om beschermd te gaan wonen. Er kwam een vaste persoonlijke begeleider voor de cliënt met twee vaste achterwachten. Belangrijk voor de cliënt waren: dagbesteding, dag-/nachtritme, dag-/weekplanning, andere rol vrienden, betere gezondheid en omgang met (gok)verslaving, inzien huidige situatie, het hebben van een relatie. Ieder jaar werden doelen gesteld en ieder jaar was sprake van het halen van de doelen en een verbetering. Er werd steeds een goede middenweg gezocht tussen de begeleidingsvraag van de cliënt enerzijds en zijn wens tot onafhankelijkheid anderzijds. In 2017 kon worden toegewerkt naar de wens van de cliënt om zelfstandig te gaan wonen. In 2018 werd een urgentieverklaring voor de cliënt aangevraagd en in juni 2018 werd aan de cliënt een woning in Houten toegewezen en is hij zelfstandig gaan wonen. De begeleiding voor de cliënt ging over in een ambulante vorm waarbij twee keer per week een begeleidingsgesprek werd gevoerd en samen met de begeleider werd gekookt en gegeten. In 2019 werd de ambulante begeleiding op dezelfde manier voortgezet.
Vanaf eind 2018 tot begin 2019 was sprake van een overlastsituatie van de onderbuurvrouw van de cliënt. De zorgaanbieder heeft de cliënt ondersteund bij het oplossen van die situatie. De onderbuurvrouw was niet in zorg bij de zorgaanbieder. Van begin februari 2019 tot begin juli 2019 verbleef de cliënt bij familie in Canada. Na terugkeer ondervond hij nog steeds overlast van zijn onderbuurvrouw. In juli 2019 heeft de cliënt zijn ambulante begeleiding bij de zorgaanbieder beëindigd. Sindsdien is de zorgaanbieder dan ook niet meer bij de overlastsituatie betrokken geweest.
Ten aanzien van de door de cliënt geformuleerde klachten merkt de zorgaanbieder op dat de cliënt die eerder aan de klachtencommissie van de zorgaanbieder heeft voorgelegd. De klachtencommissie heeft de klachtonderdelen 1. tot en met 8. niet in behandeling genomen of niet ontvankelijk verklaard. Bij beslissing van 26 mei 2021 heeft de klachtencommissie de klachtonderdelen 9. en 10. ongegrond verklaard. De zorgaanbieder is van mening dat deze beslissing terecht is genomen en de klachtonderdelen van de cliënt ongegrond verklaard dienen te worden.
De zorgaanbieder betreurt het dat het beschermd wonen en de begeleiding die de cliënt heeft ontvangen de cliënt kennelijk niet hebben gebracht wat hij ervan verwacht en/of gehoopt had. Het is duidelijk dat voor de cliënt de stap van zijn eigen woning naar beschermd wonen een zeer grote impact op hem heeft gehad. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hij was geplaatst te midden van bewoners met een geheel ander intelligentieniveau met wie de cliënt geen aansluiting kon vinden.
De locatie waar de cliënt geplaatst was is gericht op cliënten met autisme; uiteraard waren er onderlinge verschillen maar er waren ook zeker andere bewoners met een vergelijkbaar intelligentieniveau. De cliënt heeft echter geen aansluiting met hen willen zoeken.
De zorgaanbieder heeft een inspanningsverplichting en heeft zich gedurende de jaren van begeleiding van de cliënt naar beste kunnen ingespannen om de cliënt te ondersteunen in zijn herstel.
Beoordeling van het geschil
De commissie dient te beoordelen of de zorgaanbieder tekort is geschoten in de begeleiding van de cliënt gedurende de periode van 2015 tot 2019 waarin hij beschermd woonde op de locatie van de zorgaanbieder.
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt vast dat de cliënt, alvorens hij in 2015 onder begeleiding kwam van de zorgaanbieder, onder behandeling was van Altrecht. De casemanager van Altrecht heeft de cliënt in 2012 voor begeleid wonen bij de zorgaanbieder aangemeld omdat de cliënt ondersteuning nodig had. De zorgaanbieder heeft de cliënt op een wachtlijst geplaatst waarna de cliënt in 2015 (door de zorgaanbieder) begeleid is gaan wonen. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hij zijn eigen woning (in een ongunstige tijd) heeft moeten verkopen. De commissie stelt vast dat de zorgaanbieder geen enkele invloed had op of bemoeienis had met de woonsituatie van de cliënt ten tijde van zijn aanmelding. De cliënt was toen in zorg bij Altrecht. Een eventuele ongunstige verkoop van zijn huis kan dan ook niet aan de zorgaanbieder worden verweten.
Van het verwijt van de cliënt dat de zorgaanbieder de cliënt heeft geplaatst op een verkeerde locatie en in een verkeerde setting waarin goede begeleiding ontbrak is de commissie niet gebleken. De zorgaanbieder heeft de kritiek en klachten van de cliënt uitvoerig onderbouwd weerlegd en weersproken. De begeleiding was op de cliënt toegerust, persoonlijk en deskundig en de beoogde zorgdoelen werden gehaald.
De zorgaanbieder heeft genoegzaam toegelicht dat in de woonomgeving van de cliënt meerdere gelijkgestemden en bewoners van een vergelijkbaar intelligentieniveau waren gehuisvest. Dat de cliënt ervoor heeft gekozen om zijn contacten te beperken tot het contact met zijn begeleiders en al bestaande (familie)contacten kan de zorgaanbieder niet worden verweten.
Ook het verwijt dat de zorgaanbieder onvoldoende zou hebben ondernomen om de overlastklachten die de cliënt ondervond van zijn onderbuurvrouw te beëindigen vindt geen grond. De onderbuurvrouw was niet in zorg bij de zorgaanbieder zodat de zorgaanbieder geen directe invloed had op haar handelen of haar verblijfplaats. De mogelijkheden van de zorgaanbieder waren dan ook beperkt tot het trachten de cliënt te ondersteunen middels het sociale team.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder de cliënt op zorgvuldige wijze heeft ondersteund en begeleid. De commissie verklaart de klachten van de cliënt dan ook ongegrond en wijst het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht van de cliënt in alle onderdelen ongegrond;
wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 18 oktober 2022.