Ziekenhuis is niet tekortgeschoten in de nakoming van de zorgverplichting

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelenschadevergoeding    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 9601/18982

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De klaagster heeft 16 klachtonderdelen ter beoordeling aan de commissie voorgelegd. Samengevat gaat het om een privacy klacht welke wordt afgewezen. Daarnaast wordt op verschillende punten geklaagd over de inzet van specialisten dan wel niet de controle van hen en ook een onjuiste dosering van medicatie. Kortom op meerdere punten wordt geklaagd over de zorgverplichting van het ziekenhuis. Door het ziekenhuis wordt elk klachtonderdeel gemotiveerd bestreden, waarna de klaagster hierop reageert. Deze reactie is voor het overgrote deel een herhaling van het standpunt, zonder dat het standpunt van het ziekenhuis wordt ontkracht. Daarom dient het medisch dossier als uitgangspunt te worden genomen. Uit niets van wat de klaagster heeft overlegd blijkt dat het ziekenhuis is tekortgeschoten in haar zorgverplichting. De klachten zijn daarom ongegrond.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Naam klaagster] in haar hoedanigheid van nabestaande van haar op 15 augustus 2018 overleden echtgenoot [naam cliënt]

en

Stichting VieCuri Medisch Centrum voor Noord Limburg, gevestigd te Venlo, (hierna te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De mondelinge behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020 te Eindhoven.

Bij deze behandeling is het ziekenhuis, vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger ziekenhuis], VE-manager zorg neurologie/neurochirurgie/medische psychologie, transferium, en [naam bedrijfsjurist ziekenhuis], bedrijfsjurist, verschenen. Klaagster is – hoewel behoorlijk opgeroepen voor deze behandeling – niet verschenen.

Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de medische en verpleegkundige behandeling van cliënt door het ziekenhuis.

Standpunt van klaagster
Voor het standpunt van klaagster verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

1.
Schending van de privacywet, inzage via de computer in medische en verpleegkundige dossiers van cliënt door derden. Klaagster kreeg op de gang van een andere patiënt, wiens zus in het ziekenhuis werkte en via de computer in de gegevens van cliënt had gekeken, een diagnose over cliënt te horen. Daarvoor zijn ook medewerkers berispt en daarna pas heeft het ziekenhuis maatregelen genomen.

2.
Klaagster verwijt het ziekenhuis een onzorgvuldige samenstelling van de medicatie (overdosering) voor cliënt. In het Laurentiusziekenhuis zijn alle vervolgonderzoeken gedaan en daaruit bleek dat bijna alle medicatie overbodig was. De medicatie werd afgebouwd.

3.
Cliënt is niet behandeld door een logo-, ergo en fysiotherapeut. Klaagster is hele dagen bij cliënt in het ziekenhuis aanwezig geweest. Zij heeft de verzorging van cliënt grotendeels zelf gedaan. Geen enkele therapeut heeft cliënt behandeld.

4.
Onzorgvuldige plaatsing van cliënt, waardoor cliënt letsel heeft opgelopen. Hiervoor had cliënt lichamelijke en geestelijke hulp moeten ontvangen. Bij de overdracht van cliënt naar het zorghotel is alleen een verpleegkundig rapport meegegeven. Het medisch dossier is per separate post nagezonden door een arts, die niet bij de behandeling van cliënt was betrokken. Van de fysiotherapeut, de logopedist en de ergotherapeut is geen enkele rapportage meegestuurd of nagezonden.

5.
Door nalatigheid in persoonlijke verzorging van cliënt zijn er bij hem doorligwonden ontstaan. Klaagster heeft deze wonden gezien toen zij cliënt behulpzaam was bij een bezoek aan het toilet. Nadat klaagster alarm had geslagen, heeft een ervaren verpleegkundige zalf op de wonden aangebracht en gezorgd voor bescherming in bed en stoel.

6.
Cliënt werd niet geholpen bij toiletbezoek, waardoor hij buikklachten heeft gekregen.

7.
Bij cliënt is onnodig misgeprikt door leerlingen zonder begeleiding. Naar de klachten van klaagster over de vele prikverwondingen in de handen en armen van cliënt werd niet geluisterd. Eenmaal misprikken kan gebeuren, maar geen groot aantal keren.

8.
Ook bij het aanbrengen van een infuus is er door leerlingen zonder begeleiding misgeprikt.

9.
Cliënt had als gevolg van een val een enorme bult met bloeduitstorting aan zijn voorhoofd en oogkas. Omdat cliënt niets zag met het betreffende oog is diverse malen gevraagd om cliënt te laten onderzoeken door een oogarts. Deze verzoeken werden genegeerd.

10.
Bij cliënt is insuline ingespoten terwijl dit overbodig was. Een gesprek met een internist werd geweigerd.

11.
Bij cliënt was sprake van ondervoeding. Binnen anderhalve week is cliënt 10 kg afgevallen. Het ziekenhuis heeft geweigerd een diëtist in te schakelen.

12.
Bij cliënt werd geforceerd voeding toegediend door een ondeskundige medewerkster. Er is daarbij voeding in de luchtweg terechtgekomen met een luchtweginfectie als gevolg.

13.
Bij de overdracht van cliënt aan een zorghotel waren geen overdrachtspapieren voor logo-, fysio- en ergotherapie aanwezig. Hierdoor is geestelijke en lichamelijke schade ontstaan, waarvoor direct psychologische hulp had moeten plaatsvinden.

14.
Bij overdracht aan het zorghotel waren geen medische papieren aanwezig. Deze werden later per afzonderlijke post toegezonden.

15.
Het verpleegkundig dossier was niet compleet bij overdracht aan het zorghotel.

16.
De ondeskundige en foutieve medische en verpleegkundige behandelingen en vooral het negeren om medisch specialisten in te schakelen, hebben klaagster leed toegebracht en ernstig beschadigd. Door haar klachten niet aan te horen, werd klaagster met de rug tegen de muur gezet. Aan een verzoek van klaagster om een gesprek te hebben met de behandeld arts van cliënt om uitleg over diens behandeling te krijgen, werd niet voldaan.

Klaagster verlangt een schadevergoeding van € 16.274,32 voor de kosten van woningaanpassing ten behoeve van cliënt en voor verblijfskosten in het ziekenhuis en in een zorghotel. Deze kosten zijn ontstaan door foutieve handelingen en nalatigheden van het ziekenhuis.

Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen het ziekenhuis tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Klaagster heeft haar klachten onder 2, 3 en 5 tot en met 12 niet binnen 12 maanden na de datum waarop zij deze bij het ziekenhuis aanhangig heeft gemaakt, aan de commissie voorgelegd. Het ziekenhuis acht klaagster primair niet-ontvankelijk in deze klachten en voor het geval dat de commissie klaagster wel ontvankelijk acht, zal het ziekenhuis hierna tegen deze klachten inhoudelijk verweer voeren.

1.
Er wordt door klaagster niet toegelicht wie de door haar genoemde “derden” zijn, wanneer de inzage in het medisch dossier van cliënt zou hebben plaatsgevonden en waarom deze derden geen inzage in dat dossier zouden mogen hebben. Voor het ziekenhuis is het dan ook niet mogelijk om op deze klacht deugdelijk te reageren. Het ziekenhuis betwist een schending van de privacywet. Uit navraag bij de verantwoordelijke VE-manager zorg Neurologie/Neurochirurgie, Medische Psychologie en Transferium is gebleken dat het haar volledig onbekend is dat er een onbevoegde inzage in het medisch dossier van cliënt zou hebben plaatsgevonden. Er zijn geen medewerkers berispt.

2.
De betrokken behandelaren hebben aangegeven dat cliënt conform protocol is behandeld. Van overdosering van medicatie is dan ook geen sprake geweest en het ziekenhuis betwist de desbetreffende stelling van klaagster. Het ziekenhuis heeft van het Laurentiusziekenhuis geen bericht ontvangen dat overbodige of onjuiste medicatie aan cliënt zou zijn gegeven.

3.
Gedurende de opname van cliënt in het ziekenhuis is er steeds een logopedist en een fysiotherapeut betrokken geweest. Zowel in de decursus van de logopedist als die van de fysiotherapeut zijn hiervan verslagen terug te vinden. Hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen werd met name geboden door het verplegend personeel, dat cliënt heeft gemobiliseerd voor zover de situatie dat toeliet. Een ergotherapeut is niet bij de behandeling van cliënt betrokken geweest omdat gedurende de opname daarvoor geen indicatie was. Er is gedurende de opname geen specifieke vraagstelling geweest of ontstaan voor ergotherapie.

4.
Het ziekenhuis is niet duidelijk wat met deze “plaatsing” wordt bedoeld, waarom deze onzorgvuldig zou zijn geweest en hoe cliënt hierdoor letsel heeft opgelopen. Het ziekenhuis betwist onzorgvuldig gehandeld te hebben. Mocht deze klacht zien op de overplaatsing naar het zorghotel dan kan daarover het volgende worden toegelicht. Door de behandelaar is overwogen cliënt naar huis te laten gaan. Cliënt is ook op proefverlof naar huis geweest. Uiteindelijk is van ontslag naar huis afgezien omdat cliënt thuis te veel zorgbehoefte had. Cliënt is daarom in overleg met zijn familie overgeplaatst naar het zorghotel.

5.
Tijdens de opname heeft cliënt een aantal complicaties gehad die inherent zijn aan een ziekenhuisopname bij een kwetsbare en immobiele patiënt, zoals doorligwonden. Uit het medisch dossier blijkt dat hieraan ruim voldoende aandacht is besteed door onder andere een dagelijkse decubitus rapportage en het toepassen van wisselligging. Dat hierbij nalatig zou zijn gehandeld, is door klaagster niet onderbouwd en wordt door het ziekenhuis betwist.

6.
In het medisch dossier staat veelvuldig en expliciet beschreven dat het verplegend personeel cliënt naar het toilet heeft begeleid dan wel dat cliënt defecatie op het toilet heeft gehad. Daarnaast staat beschreven dat cliënt ook incontinent was van urine en ontlasting gedurende de opname. In het dossier wordt geen melding gemaakt van buikklachten behalve eenmalig op 2 februari 2018 toen cliënt diarree had. Het verplegend personeel heeft toen de buikklachten besproken met de specialist tijdens de visite, waarop diagnostiek is ingezet en medicatie is voorgeschreven. Na die datum worden er geen klachten meer beschreven.

7. en 8.
Het is voor het ziekenhuis niet duidelijk waar deze klacht op ziet. Onzorgvuldig handelen wordt dan ook betwist. Klaagster heeft niet gespecificeerd wanneer er misgeprikt zou zijn en eventueel door wie en waarom hierbij onzorgvuldig zou zijn gehandeld. Dit maakt het vrijwel onmogelijk om tegen deze klacht een gedegen verweer te voeren. In het dossier is niet beschreven dat er moeilijkheden waren bij het prikken van cliënt. Ten overvloede merkt het ziekenhuis op dat het niet direct kunnen vinden van een ader bij het prikken, niet zonder meer betekent dat er onzorgvuldig zou zijn gehandeld.

9.
Het oog van cliënt is op de SEH traumatologisch onderzocht door de SEH-arts, waarbij er op de CT-cerebrum geen traumatische beschadigingen aan de oogkas te zien waren. Wel was er een hematoom en wond boven het rechteroog te zien waarbij de oogbewegingen beiderzijds te onderzoeken waren. Naar aanleiding van die beschikbare gegevens was er geen indicatie om een oogarts te consulteren. Een dergelijk letsel wordt regelmatig gezien op de afdeling SEH en kan prima door een SEH-arts beoordeeld worden. Alleen een schaafwond boven het oog zonder afwijkingen in de visus en de oogvolgbewegingen leveren geen indicatie op voor een oogheelkundig consult.

10.
De bewering van klaagster dat er overbodig insuline zou zijn gespoten, kan het ziekenhuis niet plaatsen en is door klaagster in het geheel niet onderbouwd. Tijdens de opname van cliënt is ontdekt dat hij suikerziekte had, waarvoor een behandeling is ingesteld. De afdeling interne geneeskunde heeft cliënt hiervoor gedurende zijn opname in het ziekenhuis meermalen in consult gezien.

11.
Het gewicht van cliënt is in het dossier genoteerd. Er is geen sprake geweest van gewichtsverlies zoals klaagster beschrijft. Cliënt woog bij opname 65 kg, hetgeen constant was in vergelijking met het gewicht thuis. Het risico op ondervoeding werd bij de opname als laag ingeschat. Het dieet is bijgehouden. Klaagster heeft gedurende opname voortdurend over de voeding meegedacht en het verplegend personeel heeft de wensen in onderling overleg zoveel mogelijk gevolgd. Een gewichtsafname kan ook niet geobjectiveerd worden op basis van het dossier.

12.
Tijdens de opname heeft cliënt een aantal complicaties gehad die inherent zijn aan een ziekenhuisopname bij een kwetsbare patiënt, zoals longinfecties vanwege slikproblemen. Hieraan is door het ziekenhuis voldoende aandacht besteed. Dat er aan cliënt geforceerd voeding zou zijn toegediend of dat hierbij onzorgvuldig zou zijn gehandeld, is door klaagster niet onderbouwd en wordt door het ziekenhuis betwist.

13. t/m 15.
Volgens het dossier is de medische brief één dag voor ontslag van cliënt geaccordeerd. Omdat deze tijdig klaar was en gesuperviseerd, is het aannemelijk dat deze overeenkomstig standaard beleid met cliënt is meegegeven naar het zorghotel. Er worden inderdaad niet altijd brieven van de betrokken paramedici meegegeven aan de patiënt. Deze zijn in het geval van cliënt per fax nagestuurd. In het bemiddelingsgesprek met klaagster is als verbeterpunt de overdracht van de informatie van de paramedici aan de orde geweest. Het proces is hierop aangepast.

16.
Gedurende en na de opname van cliënt zijn er veel gesprekken geweest tussen klaagster en de familie van cliënt en het verplegend personeel en de behandelende specialisten. De wensen van klaagster ten aanzien van de behandeling zijn zoveel mogelijk meegenomen. Dat klaagster genegeerd zou zijn, is naar de mening van het ziekenhuis zeker niet aan de orde geweest, integendeel. Helaas hebben deze gesprekken de onvrede bij klaagster niet weggenomen.

Al zou het ziekenhuis op enige wijze zijn tekort geschoten in de nakoming van de behandelings-overeenkomst dan is niet gesteld, onderbouwd en bewezen dat cliënt als gevolg daarvan schade heeft geleden. Het bedrag dat klaagster vordert voor de aanpassingen in huis en de verblijfkosten in het ziekenhuis en het zorghotel, zijn kosten die cliënt en klaagster waarschijnlijk sowieso hadden moeten maken gezien de gezondheidstoestand van cliënt. Die kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het ziekenhuis verzoekt de commissie klaagster in de klachten 2, 3 en 5 t/m 12 niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze klachten niet tijdig bij de commissie zijn ingediend. Indien de commissie klaagster in deze klachten wel ontvankelijk acht verzoekt het ziekenhuis de commissie om deze ongegrond te verklaren evenals de klachten 1, 4, en 13 t/m 16. De betrokken hulpverleners hebben gedurende de opname van cliënt steeds gehandeld zoals van redelijk bekwame en redelijk handelende hulpverleners in gelijke omstandigheden mag worden verwacht en er dus geen sprake is geweest van een tekortkoming. Als er wel sprake is van een tekortkoming dan is een causaal verband tussen die tekortkoming en de gestelde schade niet komen vast te staan, waardoor het ziekenhuis de gevorderde schade niet aan klaagster hoeft te vergoeden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen het ziekenhuis tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht het volgende overwogen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft het ziekenhuis zijn niet-ontvankelijkheidsverweer ingetrokken. Dit verweer behoeft daarom geen verdere bespreking meer.

Klaagster heeft in haar reactie van 6 februari 2020 op het verweerschrift van het ziekenhuis nieuwe klachten tegen het ziekenhuis aan de commissie voorgelegd. De commissie acht dit in strijd met de goede procesorde. Bovendien is niet gebleken dat deze klachten eerst zijn voorgelegd aan (de raad van bestuur van) het ziekenhuis. Deze nieuwe klachten zullen daarom niet in de beoordeling worden meegenomen.

Klachtonderdeel 1.
Klaagster heeft dit klachtonderdeel aanvankelijk heel summier en vaag omschreven: Schending van de privacywet, inzage via computer in medisch en verpleegkundig dossier door derden. Het ziekenhuis heeft tegen deze omschrijving ingebracht dat het voor hem niet mogelijk is om zich tegen een dergelijke omschrijving deugdelijk te verweren en dit klachtonderdeel overigens gemotiveerd betwist. Naar aanleiding van dit verweer heeft klaagster haar klacht aangevuld. Maar die aanvulling geeft alleen weer hoe klaagster aan de wetenschap is gekomen dat derden inzage zouden hebben gehad in het medisch en verpleegkundig dossier van cliënt. Maar daarmee is niet aannemelijk geworden dat er daadwerkelijk van een ongeoorloofde inzage sprake is geweest, te meer niet nu klaagster die wetenschap heeft verkregen uit een verklaring van horen zeggen van een medepatiënt van cliënt, welke verklaring zelf ook weer een verklaring van horen zeggen was. Van klaagster had verwacht mogen worden dat zij haar klacht had toegespitst op concrete feiten en omstandigheden die op de ongeoorloofde inzage betrekking hadden. Klaagster heeft dit nagelaten. Onder de gegeven omstandigheden dient dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaard te worden.

Klachtonderdeel 2.
Het ziekenhuis heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist. Volgens het ziekenhuis is er geen sprake geweest van overdosering. Het had op de weg van klaagster gelegen om die overdosering deugdelijk te onderbouwen. Ook heeft klaagster haar stelling dat in het Laurentiusziekenhuis is gebleken dat bijna alle medicatie overbodig was en dat deze werd afgebouwd niet aannemelijk gemaakt. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 3.
Het ziekenhuis heeft de stelling van klaagster dat cliënt niet is behandeld door een logopedist en een fysiotherapeut en dat klaagster de verzorging van cliënt grotendeels zelf heeft gedaan, gemotiveerd betwist.

Uit het medisch dossier van cliënt is de commissie gebleken dat er wel een logopedist en een fysiotherapeut bij de behandeling van cliënt betrokken zijn geweest en dat de verzorging van cliënt door het verplegend personeel van het ziekenhuis werd geboden. Dat klaagster de verzorging van cliënt grotendeels zelf heeft gedaan, blijkt niet uit dat dossier.

De commissie is van oordeel dat hetgeen in het medisch dossier van cliënt staat vermeld in beginsel voor juist moet worden gehouden, tenzij aannemelijk is dat die vermelding een onjuiste weergave is van hetgeen is gedaan. Tot dit oordeel is de commissie niet gekomen omdat het woord van de klaagster minder geloof verdient dan dat van het ziekenhuis, maar omdat het medisch dossier het enige houvast is voor de commissie in een geval als dit, waarin klaagster en het ziekenhuis elkaar tegenspreken. Nu klaagster geen feiten of omstandigheden heeft gesteld, waaruit afgeleid zou kunnen worden dat de desbetreffende vermelding onjuist is, gaat de commissie uit van de juistheid van de gegevens zoals die uit het medisch dossier van client blijken.

Tussen partijen is een punt van discussie dat cliënt niet is behandeld door een ergotherapeut. Volgens het ziekenhuis was daar tijdens de ziekenhuisopname van cliënt geen indicatie voor. Nu klaagster niet heeft aangegeven dat, waarom en waarvoor een ergotherapeut bij de behandeling van cliënt betrokken had moeten, zal de commissie uitgaan van het standpunt van het ziekenhuis.

De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 4.
Dit klachtonderdeel ziet kennelijk op de overplaatsing van cliënt naar een zorghotel. Op het verweer van het ziekenhuis dat geen sprake is van onzorgvuldig handelen en dat het niet duidelijk is wat klaagster bedoelt met een onzorgvuldige plaatsing waardoor cliënt letsel heeft opgelopen, heeft klaagster gereageerd met de stelling dat de bij de overplaatsing behorende overdrachtspapieren niet in orde zijn. Het is de commissie niet duidelijk hoe cliënt letsel heeft kunnen oplopen door het feit dat de overdrachtspapieren niet in orde waren. Hoewel klaagster die duidelijkheid had moeten geven, heeft zij dat niet gedaan en dit leidt ertoe dat dit klachtonderdeel ongegrond verklaard moet worden.

Klachtonderdeel 5.
Klaagster heeft geconstateerd dat cliënt doorligwonden had, die volgens haar zijn ontstaan door nalatigheid in de persoonlijke verzorging van cliënt. De commissie overweegt dat doorligwonden vaker voorkomen bij kwetsbare en immobiele patiënten, zoals cliënt, die langere tijd zijn opgenomen in het ziekenhuis. Uit het medisch dossier van cliënt blijkt dat aan de doorligwonden voldoende aandacht is besteed, onder meer door het toepassen van wisselligging. In dit licht bezien heeft klaagster naar het oordeel van de commissie de door haar gestelde nalatigheid onvoldoende onderbouwd. De commissie heeft geen aanwijzingen dat het ziekenhuis in deze onzorgvuldig heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdelen 6., 7., 8., 10., 13., 14. en 15.
Deze klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke bespreking. Het ziekenhuis heeft in zijn verweerschrift tegen onder meer elk van deze klachtonderdelen gemotiveerd verweer gevoerd. Verwezen wordt naar het standpunt van het ziekenhuis ten aanzien van deze klachtonderdelen. Klaagster heeft schriftelijk op dat verweerschrift gereageerd, maar heeft – hoewel dat wel op haar weg lag – nagelaten deze klachtonderdelen nader te specificeren dan wel te onderbouwen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat het verweer van het ziekenhuis juist is. Dit betekent dat deze klachtonderdelen ongegrond zijn.

Klachtonderdeel 9.
Partijen verschillen niet van mening over het feit dat cliënt niet door een oogarts is gezien. Zij verschillen echter wel van mening over de aard van het letsel aan het hoofd van cliënt, over de vraag of het gezichtsvermogen van cliënt al dan niet was aangetast en of een oogarts in consult geroepen had moeten worden. De commissie constateert dat de standpunten van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan. De commissie kan niet vaststellen welk van beide standpunten meer aannemelijk is dan het andere en om die reden kan zij niet beoordelen of het ziekenhuis onjuist heeft gehandeld, zoals klaagster heeft gesteld. De commissie kan ten aanzien van dit klachtonderdeel dan ook niet tot een gegrondverklaring komen.

Klachtonderdelen 11., 12. en 16.
Deze klachtonderdelen zijn eveneens geschikt voor een gezamenlijke bespreking. Ook tegen elk van deze klachtonderdelen heeft het ziekenhuis in zijn verweerschrift gemotiveerd verweer gevoerd. Klaagster heeft in haar schriftelijke reactie op dat verweerschrift ten aanzien van elk van deze klachtonderdelen niet anders gereageerd dan door haar klachten te herhalen zonder aan te geven waarom het verweer van het ziekenhuis onjuist is. Daardoor heeft klaagster het verweer van het ziekenhuis niet ontzenuwd. Dit betekent dat de commissie ook ten aanzien van deze klachtonderdelen van de juistheid van dat verweer zal uitgaan en dat deze klachtonderdelen daarom ongegrond verklaard dienen te worden.

De door klaagster gevorderde schadevergoeding
Voor toekenning van een schadevergoeding is vereist dat het ziekenhuis toerekenbaar is tekort geschoten in de nakoming van zijn zorgverplichting, die uit de behandelingsovereenkomst met cliënt voortvloeide. Hiervoor heeft de commissie geoordeeld dat alle klachtonderdelen ongegrond zullen worden verklaard. Dat betekent dat de commissie niet aannemelijk heeft geacht dat het ziekenhuis in strijd met die verplichting heeft gehandeld en dus niet in die verplichting is tekort geschoten. Nu niet is voldaan aan een van de vereisten voor toekenning van een schadevergoeding, dient de desbetreffende vordering van klaagster afgewezen te worden.

Beslissing
De commissie:

–verklaart de klacht van klaagster in al haar onderdelen ongegrond;

–wijst het verzoek van klaagster tot schadevergoeding af.

Aldus beslist op 9 oktober 2020 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw M.J.T. Kleijnen- van ’t Hullenaar, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.