Zeldzame complicatie bij ooginjectie

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: (On) zorgvuldigheidComplicatie    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 184035/190709

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het feit dat er een fout is gemaakt bij het prikken in zijn oog waardoor een bloeding is ontstaan. Als gevolg van deze fout heeft de cliënt gedurende een periode van ongeveer vier maanden geen werkzaamheden kunnen verrichten. Volgens de zorgaanbieder is de ontstane bloeding op zichzelf geen reden voor het toekennen van een schadevergoeding.

Naar het oordeel van de commissie is sprake van een zeer zeldzame complicatie die de arts niet kan worden verweten. De behandeling is volgens de medische standaarden uitgevoerd. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats]

(hierna te noemen: de cliënt)

en

Bergman Clinics Nederland B.V., gevestigd te Naarden

(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 31 maart 2023 te Utrecht.

Beide partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], VVAA rechtsbijstand en de naam], oogarts.

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het optreden van een complicatie bij een intravitreale injectie waardoor de client vier maanden niet heeft kunnen werken.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor het feit dat er een fout is gemaakt bij het prikken in zijn oog. Als gevolg van deze fout heeft cliënt gedurende een periode van ongeveer vier maanden geen werkzaamheden kunnen verrichten.

De cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor gemist inkomen tot een bedrag van € 4000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Cliënts verzoek tot schadevergoeding lijkt erop te zijn gebaseerd dat uit het feit dat bij hem sprake is geweest van een bloeding na een injectie, voortvloeit dat hij recht heeft op schadevergoeding. De zorgaanbieder betwist de juistheid van die gedachte: uit het enkele feit dat bij cliënt een bloeding is ontstaan vloeit geen juridische verplichting voort om aan cliënt schadevergoeding te betalen.

Er kan slechts sprake zijn van een verplichting tot schadevergoeding als komt vast te staan dat de zorgaanbieder jegens cliënt in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot onder gelijke omstandigheden mocht worden verwacht en indien dat het geval is, of ten gevolge van dat onzorgvuldig handelen de cliënt schade heeft geleden. Cliënt stelt weliswaar dat verkeerd in zijn oog is geprikt, maar onderbouwt dat verder niet (met stukken). De zorgaanbieder betwist dan ook onzorgvuldig te hebben gehandeld.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Cliënt stelt de zorgaanbieder aansprakelijk voor gemist inkomen gedurende 4 maanden als gevolg van het verkeerd zetten van een injectie in zijn oog waardoor een bloeding is ontstaan en hij maandenlang minder heeft kunnen zien. Hierdoor heeft hij zijn werkzaamheden als chauffeur niet kunnen uitvoeren.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor de zorgaanbieder voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgaanbieder moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgaanbieder zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen.

De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen, kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de behandelend arts zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

De commissie heeft het volgende vastgesteld.

Cliënt werd op 4 oktober 2021 behandeld door middel van een intravitreale injectie (verder: IVI) met Eylea in zijn rechteroog. Na de injectie trad er een kleine subconjunctivale bloeding op de injectieplek. Dit is een veel voorkomende, op zich onschuldige complicatie bij IVI’s. Deze bloeding staat los van de corpus vitreum (verder: CV) bloeding die daags na de IVI optrad. Diverse malen is cliënt onderzocht waarbij telkens wel de CV bloeding werd waargenomen, maar geen scheurtje in het netvlies werd ontdekt. Omdat de bloeding niet opklaarde is cliënt uiteindelijk verwezen en geopereerd in de VU waarbij operatief het glasvocht, inclusief het bloed, werd verwijderd (een vitrectomie). Bij de vitrectomie in het VU ziekenhuis zijn twee netvliesscheurtjes gevonden.

De commissie is ambtshalve bekend dat een oogarts met het beschikbare instrumentarium slechts een gedeelte van het netvlies zichtbaar kan maken. Zo is de uiterste periferie meestal niet in voldoende mate te beoordelen. Een netvliesdefect, als al aanwezig, is daarom niet altijd met zekerheid uit te sluiten. Overigens worden asymptomatische netvliesdefecten ook relatief frequent in de populatie aangetroffen. Een netvliesdefect en/of een CV bloeding zijn zeldzame complicaties van IVI’s. Om de kans op het beschadigen van het netvlies bij het zetten van een prik zo klein mogelijk te maken wordt met behulp van een passer de exacte injectielocatie bepaald, waarbij wordt aangehouden dat 3,5 tot 4 mm van de limbus wordt geprikt (de overgang tussen de witte harde oogrok en het heldere hoornvlies).

De commissie is van oordeel dat de medische behandeling volgens professionele standaard is uitgevoerd. Daarbij overweegt de commissie dat de injectie temporaal boven werd geplaatst omdat cliënt daar eerder meerdere ongecompliceerde IVI’s had gekregen. De exacte injectielocatie werd bepaald door middel van een passer. Dat bij het prikken het netvlies is geraakt en een glasvochtbloeding optrad is een zeer zeldzame complicatie (kans van 0,01% op netvliesbeschadiging) die de oogarts niet kan worden verweten. De klacht zal om die reden ongegrond worden verklaard.

Nu de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de behandeling van cliënt, komt aan cliënt geen aanspraak op schadevergoeding toe. Hoe zeer de commissie begrijpt dat het voor cliënt een financieel lastige periode is geweest, zal de door hem verlangde materiële schadevergoeding worden afgewezen. Er is immers geen sprake geweest van een verkeerde behandeling.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond en wijst de vordering tot schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer dr. W. Maat, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 31 maart 2023.