Wkkgz bestond nog niet toen zorgovereenkomst gesloten werd: commissie is niet bevoegd

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: (On)bevoegdheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: onbevoegdverklaring   Uitkomst: onbevoegd   Referentiecode: 86252/113569

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Na een verwijzing door de huisarts is er voor de cliënt een behandeling gestart door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft de diagnose Asperger gesteld, maar de cliënt is het hier niet mee eens. Hij vindt dat er onvoldoende naar hem is geluisterd en dat na de behandeling zijn klacht erger zijn geworden. De cliënt heeft nog steeds veel lichamelijke en geestelijke problemen. De zorgaanbieder stelt dat het diagnostisch onderzoek goed is uitgevoerd. Ook is er goed met de cliënt gecommuniceerd. De commissie oordeelt dat een klacht aan de commissie kan worden voorgelegd als een zorgaanbieder zich heeft aangesloten bij de Geschillencommissie. Dit is geregeld in de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz). Omdat de Wkkgz nog niet bestond toen de cliënt en de zorgaanbieder een zorgovereenkomst aangingen, is de commissie niet bevoegd dit geschil te behandelen.

Volledige uitspraak

in het geschil tussen

[naam cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Stichting GGZ inGeest, Locatie Overschiestraat 4e verdieping, gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2022 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam jurist] en [naam casemanager].

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een klacht van cliënt over zijn behandeling. Cliënt vordert een vergoeding voor geleden schade van € 25.000,–. De klacht ziet op het handelen van de zorgaanbieder in de periode 2003-2008.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënt is op 2003 bij de zorgaanbieder terecht gekomen na een doorverwijzing van de huisarts. Er is een behandeling gestart door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft de diagnose Asperger bij cliënt vastgesteld. Cliënt was het niet eens met deze diagnose en vindt dat er onvoldoende naar hem is geluisterd. Na de behandeling zijn de klachten van cliënt verslechterd en er zijn nieuwe klachten ontstaan. Cliënt ondervindt zeer veel stress, ernstige problemen op sociaal vlak en verschillende lichamelijke klachten.
De behandelovereenkomst is in 2008 beëindigd, doordat cliënt zijn behandeling heeft gestaakt.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder heeft het diagnostisch onderzoek op de juiste wijze uitgevoerd. Ook het contact met cliënt is naar behoren uitgevoerd.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Alvorens aan een inhoudelijke toetsing van het geschil kan worden toegekomen, zal de commissie eerst dienen te oordelen over haar bevoegdheid om de klacht in behandeling te nemen.

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: Wkkgz) is op 1 januari 2016 in werking getreden. Sindsdien was de zorgaanbieder verplicht om zich, conform artikel 18 van de Wkkgz, aan te sluiten bij een erkende geschilleninstantie en heeft de zorgaanbieder zich aangesloten bij de Geschillencommissie. Dat betekent dat deze commissie, ten tijde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst tussen de zorgaanbieder en de cliënt en daarmee tijdens de periode waarop de klachten zien, nog niet bestond en de zorgaanbieder dus ook nog niet was aangesloten bij de commissie vanuit de Wkkgz.

Op grond van artikel 4 van het Reglement geschillencommissie geestelijke gezondheidszorg (hierna: het reglement) is de commissie bevoegd een aanhangig gemaakt geschil te behandelen, indien partijen zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.

Cliënt klaagt over de gestelde diagnose en de behandeling door de zorgaanbieder die in de periode van 2003 tot 2008 heeft plaatsgevonden. In 2008 is de behandelovereenkomst beëindigd. Aangezien de commissie vanuit de Wkkgz nog niet bestond ten tijde van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, hadden de zorgaanbieder en de cliënt in die periode ook nog niet met elkaar kunnen overeenkomen dat zij geschillen aan het bindend advies van de commissie zouden onderwerpen. Dat betekent dat de commissie niet bevoegd is om zich over de klachten uit te spreken.

Zou de commissie voorgaande bepaling niet hebben opgenomen in het reglement, dan zou dit leiden tot ongelijke situaties. Als de cliënt er immers voor had gekozen om zijn klacht voor de inwerkingtreding van de Wkkgz bij de zorgaanbieder in te dienen, dan had de cliënt geen mogelijkheid gehad om zijn klachten daarna, bij onvrede, aan de commissie voor te leggen. De cliënt heeft ervoor gekozen om zijn klachten pas jaren later aan de zorgaanbieder voor te leggen en daarmee na de inwerkingtreding van de Wkkgz en nadat de zorgaanbieder bij de commissie was aangesloten. Het wachten met het indienen van een klacht bij de zorgaanbieder, waardoor de zorgaanbieder in de tussentijd is aangesloten bij de commissie, betekent niet dat een cliënt klachten die voorheen niet aan de commissie konden worden voorgelegd nu wel kan voorleggen.
Op grond van het voorgaande acht de commissie zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer drs. T. Knap (psychiater), de heer mr. P. P. van der Neut, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. R. van den Wildenberg, secretaris, op 7 maart 2022.