Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Algemene voorwaardenSchadeWijziging
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
194844/204395
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënte klaagt over de invoering van een nieuw tarief voor de aanpassing restitutie van de warme maaltijd. Tevens vordert cliënte een vergoeding. De zorgaanbieder is van mening dat de vergoeding op basis van de van toepassing zijnde voorwaarden mogen worden gewijzigd. Ook geeft de zorgaanbieder aan dat de communicatie omtrent de vergoeding beter had gekund. Daar is cliënte dan ook voor gecompenseerd. De commissie is van oordeel dat er in de overeenkomst geen eenzijdig wijzigingsbeding is opgenomen, zodat de zorgaanbieder het tarief niet eenzijdig mocht wijzigen. De commissie bepaalt onder de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid dat de tarieven per 1 januari 2023 alsnog aangepast worden. Voor de periode dat cliënte te weinig terug heeft gekregen, wordt een schadevergoeding toegekend.
De uitspraak
in het geschil tussen
[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënte),gemachtigde: [naam], cliëntondersteuner,
en
Stichting Treant Care, gevestigd te Hoogeveen
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 17 april 2023 te Den Haag.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht.
Cliënte werd per digitale ZOOM-verbinding vertegenwoordigd door [naam]. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], locatiehoofd, [naam], [naam], gemachtigde, en [naam], gemachtigde.
Onderwerp van het geschil
De klacht gaat over het invoeren van nieuwe tarieven voor de aanpassing restitutie van de warme maaltijd per 1 januari 2022.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klacht gaat over het invoeren van nieuwe tarieven voor de aanpassing restitutie van de warme maaltijd per 1 januari 2022. Als reden heeft de zorgaanbieder aangegeven dat zij volgens eigen berekeningen ernstig verlies lijdt op deze dienst.
Cliënte woont sinds juli 2021 in een appartement bij de Oostermarke. Ze maakt gebruik van het Volledig Pakket Thuis. Ze heeft op 16 juli 2021 een overeenkomst getekend voor aanvullende producten en diensten van de zorgaanbieder. In deze overeenkomst staat in de kleine lettertjes dat ze akkoord gaat met de jaarlijkse indexering van de tarieven. In maart 2022 heeft cliënte een brief ontvangen waarin de nieuwe tarieven staan. Cliënte kreeg een restitutie voor de warme maaltijd en de broodmaaltijden van € 9,29 per dag. Volgens de nieuwe tarieven werd dit € 6,34 per dag. Van het verlies van deze grote zorgaanbieder op deze dienst, wordt cliënte de dupe. Zij gaat hiermee niet akkoord omdat er een andere overeenkomst is getekend.
Cliënte vordert van de zorgaanbieder een bedrag van € 1097,40.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.
Ten aanzien van het gestelde dat de verlaging van de maaltijdvergoeding in strijd is met de overeenkomst die mevrouw Slijp heeft gesloten met de zorgaanbieder, geldt allereest dat de zorgaanbieder onverplicht de mogelijkheid biedt aan cliënten om een maaltijdvergoeding te ontvangen, in plaats van eten en drinken in natura. Dit doet de zorgaanbieder om cliënten een keuze te bieden om zoveel mogelijk aan te kunnen sluiten bij hun leefsituatie en overige omstandigheden. Dit biedt de cliënten een stukje vrijheid.
Dat de verlaging van de vergoeding in strijd is met de overeenkomst is onjuist. De zorg- en dienstverleningsovereenkomst bepaalt niets over dergelijke tarieven. Zoals blijkt uit de zorg- en dienstverleningsovereenkomst van cliënte, is de Algemene Module van toepassing. In de Algemene Module staat opgenomen dat de cliënt informatie ontvangt over onder meer: “welke aanvullende zorg en eventuele diensten wij bieden en de kosten daarvoor” (art. 4.1). Cliënte heeft op 16 juli 2021 eveneens een document “Aanvullende producten en diensten” ondertekend waaruit volgt dat zij 22 juli 2021 in totaal een maaltijdvergoeding kreeg van € 9,29 per dag. De maaltijdvergoeding is een ‘aanvullend product/dienst’. Ten aanzien daarvan geldt – gelet op artikel 4.1 van de Algemene Module – dat cliënten onder meer geïnformeerd worden over de kosten voor de aanvullende zorg en eventuele diensten.
Uit de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, de Algemene Module en de Aanvullende producten en diensten volgt – in tegenstelling tot hetgeen cliënte stelt – niet dat de vergoedingen niet mogen worden gewijzigd (los van de indexering), zeker niet als blijkt dat de vergoeding niet reëel is of zelfs verlieslatend effect heeft op de zorgaanbieder. Immers: de maaltijdvergoeding was dermate hoog dat de zorgaanbieder hier verlies op leed, alsmede werden de cliënten die eten en drinken in natura ontvangen ongelijk behandeld. Cliënten die een vergoeding ontvingen werden immers bevoordeeld, gelet op de kostprijs voor de maaltijden. Deze situatie werd (en wordt) door de zorgaanbieder onwenselijk geacht, vooral omdat de zorgaanbieder dat geld niet meer collectief kon besteden aan de zorgverlening voor alle cliënten.
Er ging dan ook – onverplicht – te veel geld naar cliënten die zelf hun maaltijden verzorgden, reden waarom tot verlaging is besloten in samenspraak met de cliëntenraad (verder: CCR).
De juistheid van deze handelwijze wordt gesterkt door het feit dat de zorgaanbieder überhaupt niet verplicht is een maaltijdvergoeding te bieden. Als een zorginstelling, zoals de zorgaanbieder in dit geval, ervoor kiest dan toch een vergoeding te bieden, dan blijft zij wel gehouden een redelijke vergoeding te bieden. Dat een redelijke vergoeding wordt geboden door de zorgaanbieder staat vast, nu 1) uit de gegevens van het Nibud blijkt dat de vergoeding voldoende en in overeenstemming met de lijn is die het Nibud volgt en 2) gelijkstaat aan de kostprijs van het eten en drinken dat aan andere cliënten van de zorgaanbieder wordt geboden die ervoor kiezen het eten en drinken wel in natura te ontvangen.
Ten aanzien van het bedrag van € 6,34 waarover cliënte klaagt, geldt het volgende. De zorgaanbieder zou de maaltijdvergoedingen per 1 januari 2022 verlagen naar € 6,34 per dag. Echter, de communicatie hieromtrent richting onder meer cliënte, had beter gekund. Zo hebben een aantal bewoners van de locatie Oostermarke de brief waarin de verlaging werd aangekondigd, pas in maart 2022 ontvangen en blonk de brief bovendien niet uit in duidelijkheid. Omdat de zorgaanbieder dit ook heeft geconstateerd, is daarom gezocht naar een maatwerkoplossing. Daarmee heeft cliënte over de periode januari t/m maart 2022 alsnog een teruggave gekregen, waardoor zij in totaal over die periode alsnog € 9,24 per dag aan maaltijdvergoeding heeft ontvangen en over de periode april tot en met december 2022 betrof deze vergoeding € 7,65 per dag (rekening houdend met de tussendoortjes). Het bedrag van € 6,34, waarover cliënte klaagt, is dus in de praktijk nooit uitbetaald aan cliënte, omdat dit tarief inderdaad ten onrechte was berekend zonder de tussendoortjes en de communicatie niet goed is verlopen.
Het bedrag van zowel € 9,24 als € 7,65, zoals cliënte deze in 2022 heeft ontvangen, zijn in lijn met de richtlijnen van het Nibud. De zorgaanbieder meent dat deze vergoeding dan ook redelijk is om te kunnen voorzien in een goede en gezonde maaltijd. Per 2023 zijn de vergoedingen wegens inflatie weer verhoogd, waardoor een bedrag van € 8,18 wordt uitgekeerd per dag. Ook dat bedrag stijgt uit boven de bedragen zoals genoemd door het Nibud. Voorts is dit bedrag – gegeven de conclusies van de door de zorgaanbieder ingestelde werkgroep – ook gelijk aan de kostprijs van het eten en drinken dat aan andere cliënten van de zorgaanbieder wordt geboden die ervoor kiezen het eten en drinken wel in nature te ontvangen.
Dat de communicatie over de verlaging van de maaltijdvergoeding beter had gekund, erkent de zorgaanbieder. Dat betreurt zij ook. Cliënte is echter gecompenseerd vanwege deze foutieve communicatie door haar een maatwerkoplossing te bieden voor het gehele jaar 2022. Voor het overige geldt dat, hoewel cliënte uiteindelijk minder maaltijdvergoeding ontvangt dan bij het aangaan van de overeenkomst in juli 2022 gold, dit niet betekent dat de zorgaanbieder onrechtmatig tot een verlaging is gekomen. Het besluit was immers noodzakelijk om de maaltijdvergoeding voor cliënten die zelf hun maaltijden bereiden weer kostendekkend te maken en bovendien gelijk te trekken met de cliënten die hun eten en drinken door de zorgaanbieder geleverd krijgen. Bovendien is de CCR conform de geldende wettelijke regeling ingeschakeld en om instemming gevraagd, waarna zij de RvB schriftelijk heeft bericht met het besluit in te stemmen. De zorgaanbieder heeft dan ook tot deze beslissing kunnen komen.
Gelet op het voorgaande, meent de zorgaanbieder dat de klacht daarom ongegrond is en zij verzoekt de gevorderde schadevergoeding af te wijzen
Beoordeling van het geschil
De klacht van cliënte ziet op de vermindering van de teruggave van de kosten voor de warme maaltijd en de broodmaaltijden van € 9,29 naar € 6,34. De commissie dient te oordelen of de zorgaanbieder mocht afwijken van de overeengekomen restitutie van de warme maaltijd en de broodmaaltijden.
De commissie stelt vast dat op 16 juli 2021 de zorgaanbieder en cliënte zijn overeengekomen dat cliënte van de zorgaanbieder een teruggave per dag van de kosten van de maaltijden ontvangt te weten: een bedrag van € 7,10 voor de warme maaltijd en een bedrag van € 2,19 voor de broodmaaltijden, totaal: € 9,29. Vanaf 1 januari 2022 heeft de zorgaanbieder de vergoeding bijgesteld en is aan cliënte vanaf 1 april 2022 € 6,34 per dag gerestitueerd in plaats van € 9,29 per dag. Op 1 januari 2023 is dit bedrag geïndexeerd en krijgt cliënte een vergoeding van € 8,18 voor maaltijden inclusief versnaperingen. Daarnaast is, zoals de zorgaanbieder stelt, aan cliënte met terugwerkende kracht een vergoeding gegeven voor drankjes en snacks. De commissie heeft vastgesteld dat dit bedrag los staat van de maaltijdvergoeding die op 16 juli 2021 is overeengekomen en zal dit bedrag om die reden bij de beoordeling van het geschil buiten beschouwing laten.
De commissie is van oordeel dat er in het contract geen bepaling is opgenomen op basis waarvan de overeenkomst eenzijdig door de zorgaanbieder kan worden gewijzigd. Dit betekent dat de zorgaanbieder in beginsel de maaltijdvergoeding niet van de één op andere dag op deze wijze mocht wijzigen. In zoverre zal de commissie de klacht gegrond verklaren.
De commissie overweegt dat de overeenkomst met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in voorkomende gevallen mag worden aangepast. De zorgaanbieder heeft aangegeven dat de maaltijdvergoeding zoals met, onder andere, cliënte was overeengekomen niet kostendekkend is. De vergoedingen die werden uitbetaald lagen € 3,15 hoger dan de kostprijs van de maaltijden. In de praktijk betekent dit eveneens dat cliënten die een dergelijke vergoeding ontvangen, bevoordeeld worden boven de cliënten die eten en drinken in natura krijgen. Dat was (en is) onwenselijk. De wijziging van de bedragen is zorgvuldig, in overleg met de CCR, tot stand gekomen en daarbij is rekening gehouden met de NIBUD-richtlijnen.
De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid toekomt en zal oordelen dat de zorgaanbieder met ingang van 1 januari 2023 de vergoeding van de warme maaltijd en de broodmaaltijd mag aanpassen op basis van de daartoe met de CCR gemaakte afspraken.
De cliënte heeft een schadevergoeding gevorderd van € 1097,40. De commissie heeft geoordeeld dat aan cliënte de volledige maaltijd restitutie moet worden betaald tot 1 januari 2023. Vaststaat dat cliënte vanaf 1 april 2022 tot 1 januari 2023 een bedrag heeft gekregen van € 6,34 per dag in plaats van € 9,29 per dag. Dit betekent dat de zorgaanbieder aan cliënte een bedrag van 275 x € 2,95 = € 811,25 dient te vergoeden.
Nu de klacht gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 19 van het reglement, de zorgaanbieder ook veroordelen tot vergoeding aan cliënte van het door haar betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht gegrond;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot het betalen van de maaltijdvergoeding, ad € 811,25, aan cliënte;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot het betalen van het klachtengeld, ad € 52,50, aan cliënte.
Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na verzending van dit bindend advies.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. N. Jacobs, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 17 april 2023.