Wijze van controle identiteit van patiënten door zorgaanbieder

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On) zorgvuldigheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 139478/158522

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De cliënt is diabetespatiënt en heeft zich voor bloedafname gemeld in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Op de vraag naar zijn geboortedatum heeft de cliënt de laborante zijn identiteitsbewijs getoond. Er werd cliënt medegedeeld dat bij de weigering van het noemen van zijn geboortedatum een bloed zou worden afgenomen. De cliënt is van mening dat het tonen van het identiteitsbewijs voldoende moet zijn om de identiteit van een patiënt vast te stellen. De cliënt is het niet eens met de wijze waarop de zorgaanbieder de identiteit van patiënten verifieert en zou graag zien dat de commissie de handelwijze van de zorgaanbieder toetst. De zorgaanbieder stelt dat de patiëntenzorg in het ziekenhuis van de zorgaanbieder is gebaseerd op landelijke protocollen en veiligheidsnormen. De zorgaanbieder licht nader toe dat er onderscheid gemaakt dient te worden tussen identificatie en verificatie. Om patiënt verwisseling in geval van gelijkende namen te voorkomen wordt voorts naar de geboortedatum gevraagd. Het protocol vraagt een mondelinge verificatie omdat dit een actieve betrokkenheid van de patiënt bij de patiëntverificatie vraagt en fouten helpt uit te sluiten. Hiermee wordt de patiëntveiligheid vergroot. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. De commissie verklaart de klacht van de cliënt dan ook ongegrond.

De uitspraak

In het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats]

en

Stichting Christelijk Algemeen Ziekenhuis Noordwest-Veluwe, gevestigd te Harderwijk

(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2022 te Utrecht.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De cliënt heeft ter zitting zijn standpunt toegelicht. De zorgaanbieder heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid ter zitting zijn standpunt toe te lichten.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de wijze waarop de zorgaanbieder de identiteit van patiënten controleert.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt is diabetespatiënt en heeft zich op 22 september 2021 voor bloedafname gemeld in het ziekenhuis van de zorgaanbieder. Op de vraag naar zijn geboortedatum heeft de cliënt de laborante zijn identiteitsbewijs getoond. De laborante negeerde dat bewijs en vroeg de cliënt hardop zijn geboortedatum uit te spreken. De cliënt had de indruk dat een soort spel met hem werd gespeeld en heeft de houding van de laborante en daarmee de houding van de zorgaanbieder als denigrerend ervaren. De cliënt heeft zijn geboortedatum niet genoemd maar weer zijn identiteitsbewijs getoond. De laborante heeft daarop telefonisch overleg gevoerd met haar afdelingshoofd waarna de cliënt te kennen werd gegeven dat bij de weigering van het noemen van zijn geboortedatum geen bloed zou worden afgenomen. De cliënt is daarop naar huis gegaan en heeft een klacht ingediend. De zorgaanbieder mag de cliënt niet als patiënt weigeren.

De cliënt is van mening dat het tonen van het identiteitsbewijs voldoende moet zijn om de identiteit van een patiënt vast te stellen; daar is een identiteitsbewijs immers voor bedoeld. De cliënt is het niet eens met de wijze waarop de zorgaanbieder de identiteit van patiënten verifieert en zou graag zien dat de commissie de handelwijze van de zorgaanbieder toetst.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De patiëntenzorg in het ziekenhuis van de zorgaanbieder is gebaseerd op landelijke protocollen en veiligheidsnormen. Van professionals wordt verwacht dat zij zich conformeren aan deze protocollen. De zorgaanbieder heeft de indruk dat de cliënt de striktheid in de uitvoering van de protocollen ter discussie wenst te stellen en zal daar op reageren.

Het protocol verlangt dat iedere zorgverlener zich bij het eerste contact met de patiënt dient te vergewissen van de identiteit van de patiënt. De juiste opdracht dient immers bij de juiste patiënt te worden uitgevoerd. Dit doet de zorgaanbieder door het checken van twee gegevens: de naam en de geboortedatum. De naam wordt gecheckt bij het oproepen van de patiënt. Voordat de handeling waarvoor de patiënt zich in het ziekenhuis heeft gemeld vervolgens wordt verricht wordt de tweede check uitgevoerd: de geboortedatum. Er zijn immers meer mensen met dezelfde naam. Voor de laborante was het moment op 21 september 2021 het eerste contact met de cliënt; zij heeft dan ook zowel de naam als de geboortedatum van de cliënt willen checken.

De zorgaanbieder licht toe dat er onderscheid dient te worden gemaakt tussen identificatie en verificatie. Identificatie gebeurt bij het allereerste contact bij de zorgaanbieder. In het ziekenhuis geldt een wettelijke identificatieplicht. Door middel van een paspoort, ID kaart of rijbewijs moeten een aantal gegevens van de patiënt gecheckt worden zoals de naam, geboortedatum, BSN-nummer en inschrijving bij een ziektekostenverzekeraar. Op basis hiervan wordt in het ziekenhuis de patiëntenkaart verstrekt. Bij ieder volgend contact in het ziekenhuis meldt de patiënt zich aan de balie waar hij of zij een afspraak heeft en komt de verificatie ter sprake. Zodra de patiënt aan de beurt is wordt zijn/haar naam genoemd. Om patiënt verwisseling in geval van gelijkende namen te voorkomen wordt voorts naar de geboortedatum gevraagd. Het protocol vraagt een mondelinge verificatie omdat dit een actieve betrokkenheid van de patiënt bij de patiëntverificatie vraagt en fouten helpt uit te sluiten. Hiermee wordt de patiëntveiligheid vergroot.

Als er uitzonderingen worden gemaakt op de naleving van een protocol is het protocol vrij uitvoerbaar geworden en liggen fouten op de loer. Op de afdeling bloedafname waar de cliënt zich meldde worden erg veel patiënten gezien (gemiddeld één per vijf minuten) waarmee er een verhoogd risico is op patiëntverwisseling. De zorgaanbieder tracht dit zoveel mogelijk uit te sluiten.

De zorgaanbieder betreurt het dat het tussen hem en de cliënt tot een geschil is gekomen, dit is nooit de bedoeling geweest. De zorgaanbieder verneemt graag hoe de commissie over dit geschil denkt zodat dit in de toekomst mee kan worden genomen in de ontwikkeling van landelijke richtlijnen, veiligheidsnormen en protocollen.

Beoordeling van het geschil
De cliënt verlangt een oordeel van de commissie over de wijze waarop de zorgaanbieder de identiteit van patiënten controleert. Ter zitting heeft de cliënt toegelicht dat het hem gaat om een principekwestie; in Nederland geldt de identiteitskaart als bewijs van ieders identiteit en het tonen en lezen daarvan zou voor een zorgaanbieder de enig juiste wijze moeten zijn om persoonsgegevens te verifiëren. Het hardop noemen van een geboortedatum kan het tonen van de ID kaart niet vervangen.

De commissie heeft het volgende overwogen.

Voor het waarborgen van de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt gelden landelijke protocollen en richtlijnen.

In het kader van het controleren van de identiteit van patiënten is op de website van het CIBG (uitvoeringsorgaan van het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport) onder de “Sectorale Berichtenvoorziening in de zorg” opgenomen:

“Onderkant formulier

Hoe en wanneer moet ik de identiteit van een patiënt vaststellen?

Voor patiënten met wie nog geen behandelrelatie is, geldt een identificatieplicht. Dat betekent dat u de identiteit van de nieuwe patiënt moet vaststellen aan de hand van een geldig wettelijk identiteitsdocument.

Dat gaat als volgt:

eerst controleert u of sprake is van een wettelijk identiteitsdocument;

dan controleert u of het identiteitsdocument nog niet verlopen is;

de patiënt wordt vergeleken met de foto op het identiteitsdocument;

tenslotte worden de aard en het nummer van het identiteitsdocument vastgelegd in de administratie.

Voor patiënten met wie al een behandelrelatie is geldt geen identificatieplicht, maar een vergewisplicht. Dat betekent dat u de identiteit van de patiënt zeker moet stellen. Dat kan bijvoorbeeld door herkenning of door het stellen van controlevragen (geslachtsnaam, voornamen, geboortedatum, postcode en huisnummer van het woonadres). Bij twijfel moet de identiteit van de patiënt alsnog aan de hand van een identiteitsdocument worden vastgesteld.”

Tussen de cliënt en de zorgaanbieder bestond al een behandelrelatie waarmee voor de zorgaanbieder op 22 september 2021 bij het bezoek van de cliënt een “vergewisplicht” gold. De zorgaanbieder heeft ervoor gekozen om de identiteit van de patiënt, de cliënt, zeker te stellen door het stellen van controlevragen en heeft de cliënt gevraagd zijn naam en vervolgens zijn geboortedatum te noemen. Deze wijze van het invullen van de “vergewisplicht” komt de commissie alleszins redelijk voor.

De commissie hecht er aan op te merken dat de kracht van een protocol is gelegen in de consequente uitvoering daarvan. Indien uitzonderingen op de uitvoering van een protocol worden toegelaten verliest het protocol onmiddellijk zijn waarde waarmee in dit geval risico’s voor de patiëntveiligheid kunnen ontstaan.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend zorgverlener onder gelijke omstandigheden verwacht mag worden. De commissie verklaart de klacht van de cliënt dan ook ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw M.J.T. Kleijnen- van ’t Hullenaar en de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 18 mei 2022.