Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ongegrond
Referentiecode:
67384/97679
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënte is met de zorgaanbieder een zorgovereenkomst aangegaan voor vijf zorgmomenten per dag. De zorgaanbieder heeft dit eenzijdig teruggebracht naar minder en stuurde regelmatig personeel dat niet in staat was om de cliënte op een verantwoorde manier uit bed te tillen, daarom heeft de cliënte een paar keer personeel moeten weigeren. Omdat de zorgaanbieder de zorgverlening heeft stopgezet, woont de cliënte inmiddels in een verzorgingstehuis. De cliënte eist gepaste gevolgen voor de zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat de cliënte al snel begon met het weigeren van personeel en dat geprobeerd is hier rekening mee te houden in de planning. Maar vanwege vakanties waren minder mensen beschikbaar en moest het aantal zorgmomenten teruggebracht worden naar drie of 4. De cliënte liet ook de wijkverpleegkundige niet toe in haar woning en gedroeg zich niet netjes tegen personeel, dat niet meer naar haar toe wilde. De zorgaanbieder heeft geprobeerd een oplossing te vinden en wilde zoeken naar een andere aanbieder, maar de cliënte weigert dit. De commissie oordeelt dat de verminderde zorgmomenten niet aan de zorgaanbieder aan te rekenen zijn. Het werk werd de zorgaanbieder bijna onmogelijk gemaakt. De klachten zijn door de zorgaanbieder goed opgepakt. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
in het geschil tussen
[naam cliënte], wonende te [woonplaats]en
Zorgorganisatie Zorg-Vuldig bv, gevestigd te Leiderdorp
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 10 maart 2022 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De cliënte werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde [naam]. De zorgaanbieder heeft digitaal aan de hoorzitting deelgenomen en werd vertegenwoordigd door [naam].
Onderwerp van het geschil
De cliënte heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
Het geschil betreft de kwaliteit van zorgverlening aan de cliënte.
Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De oorspronkelijke klacht van de cliënte is ingediend in januari 2021 en betrof de zorgverlening door de zorgaanbieder, welke naar de mening van de cliënte ernstig tekortschoot. Tussen partijen was overeengekomen dat vijf zorgmomenten per etmaal aangeboden zouden worden. Dat is eenzijdig verminderd naar vier en vaak werden nog minder zorgmomenten geboden. Verder stelt de cliënte dat er onvoldoende gekwalificeerd personeel kon worden ingezet om haar op verantwoorde manier uit bed te helpen. Het bed waarin de cliënte permanent verblijft is in een hoge stand gezet, waardoor het voor de cliënte extra pijnlijk was om uit bed getild te worden. Cliënte wenste dat de planning van de zorgverlening beter werd afgestemd op haar behoeften en dat alleen personeel wordt ingezet dat in staat is haar op de juiste wijze uit bed te helpen.
Ter zitting wordt door gemachtigde van de cliënte toegelicht dat de zorgverlening door de zorgaanbieder later in 2021, na indiening van de klacht, door de zorgaanbieder is stopgezet. Inmiddels is de cliënte met ingang van 13 juli 2021 in een verpleegtehuis is opgenomen.
Door gemachtigde wordt voorts de gang van zaken rond de zorgverlening vanaf de start daarvan in september 2019 nader toegelicht. De bij de intake vastgestelde zorgbehoefte van 5 zorgmomenten per dag is geleidelijk minder geworden door verschillende oorzaken. De cliënte heeft een aantal medewerkers, dat niet in staat was haar zonder pijn uit bed te halen, geweigerd. Het gevolg hiervan was dat er te weinig personeel beschikbaar was, waardoor het aantal overeengekomen zorgmomenten niet werd gehaald. In juli 2020 werd voor de eerste keer de stopzetting van de zorgverlening aangekondigd. In januari 2021 voor de tweede keer, welke stopzetting ook daadwerkelijk is doorgezet. Nu de zorgverlening is beëindigd, heeft de door de cliënte voorgestelde oplossing voor de ontstane situatie geen zin meer. Er rest daarom niets anders dan de beoordeling of de klachten, inhoudende te weinig zorg, onvoldoende capabel personeel en het in de hoge stand laten staan van het bed, al dan niet terecht zijn. Gemachtigde verzoekt bij gegrondverklaring van de klacht daaraan gepaste consequenties te verbinden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De cliënte is in zorg geweest bij de zorgaanbieder van oktober 2019 tot 10 februari 2021. Al vrij snel begon de cliënte met het weigeren van medewerkers. De zorgaanbieder heeft getracht dit in de planning in te bouwen voor 5 zorgmomenten per dag. De problemen die dit opleverde liepen in de zomer van 2020 verder op, doordat vanwege vakanties van medewerkers niet al de door de cliënte gewenste medewerkers beschikbaar waren. Hierdoor konden soms maar 3 of 4 zorgmomenten per dag plaatsvinden.
De zorgaanbieder was wel in staat om meer zorgmomenten te leveren, maar de cliënte weigerde die momenten. Toch is de zorgaanbieder zoveel mogelijk zorg blijven leveren bij de cliënte.
Daarnaast is de zorgaanbieder al die tijd bezig geweest om de wijkverpleegkundige de zorgdoelen te laten evalueren met cliënte. Zij weigerde de wijkverpleegkundige echter toegang tot haar woning.
De zorgaanbieder is in overleg met cliënte naar 4 zorgmomenten per dag gedaan, waarbij nog steeds zoveel mogelijk geprobeerd is deze zorgmomenten in te vullen met medewerkers die door cliënte gewenst waren. Cliënte was echter nog steeds in staat om zorg te weigeren, hetgeen ongewenste werksituaties opleverde. Cliënte had over steeds meer van de medewerkers een oordeel, waardoor de zorgverlening steeds meer in het gedrang kwam. Ook heeft cliënte meerdere medewerkers zo onheus bejegend dat medewerkers zelf ook niet meer naar cliënte toe wilden gaan. De situatie is steeds verder opgelopen, waarbij meerdere instanties betrokken zijn geraakt. Een oplossing is er echter niet gekomen. Cliënte weigert om andere hulp, zorg en onderzoek te ondergaan.
Na zeer zorgvuldig overleg met alle partijen is uiteindelijk besloten om de zorg te stoppen per 10 februari 2021. De zorgaanbieder heeft zich ingespannen om haar bij een andere zorgaanbieder onder te brengen, maar cliënte weigert dit.
De zorgaanbieder betreurt de gang van zaken. Helaas bleek de zorgaanbieder bij cliënte niet in staat om aan al haar wensen en eisen te voldoen. Zij was niet vatbaar voor overleg om dit te veranderen.
De zorgaanbieder verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tussen de cliënte en de zorgaanbieder is een zorgovereenkomst gesloten. Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een zorgovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de zorgverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de zorgverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de zorgverlener zich onvoldoende heeft ingespannen, of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie heeft onvoldoende aanwijzingen dat de zorgaanbieder in de zorgverlening aan de cliënte tekort is geschoten. Door de cliënte wordt gesteld dat niet het overeengekomen aantal van vijf zorgmomenten per dag is geleverd. Hoewel dit door de zorgaanbieder wordt erkend, is de reden voor het niet leveren van dit aantal zorgmomenten de zorgaanbieder niet aan te rekenen. Zoals gesteld door de zorgaanbieder en erkend door de cliënte, was de zorgaanbieder wel in staat om vijf zorgmomenten aan te bieden, echter door de weigering van de cliënte om een (steeds toenemend) aantal medewerkers toe te laten, is dit de zorgaanbieder praktisch onmogelijk gemaakt. Het is voor de commissie niet vast komen te staat dat de cliënte gegronde redenen had om de – gekwalificeerde en ervaren – medewerkers van de zorgaanbieder te weigeren. Voor de commissie is niet gebleken dat deze niet in staat zouden zijn aan de cliënte de overeengekomen zorg te verlenen.
De commissie overweegt voorts dat de klachten van de cliënte door de zorgaanbieder op een juiste en zorgvuldige wijze zijn opgepakt. Vast is komen te staan en niet weersproken door de gemachtigde, dat de zorgaanbieder door het betrekken van andere instanties, het willen inzetten van de wijkverpleegkundige voor het evalueren van de zorg en het willen zoeken naar een andere zorgaanbieder om de zorg van de cliënte over te nemen, zich tot het uiterste heeft ingespannen voor de cliënte. Het is de cliënte zelf geweest die de hulp van de wijkverpleegkundige en vervolgens een opvolgend zorgaanbieder heeft geweigerd. Er kan in onderhavige situatie van de zorgaanbieder in redelijkheid niet meer worden verwacht dan hij heeft gedaan.
Concluderend kan worden gesteld dat naar het oordeel van de commissie niet is gebleken dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst.
Het bovenstaande brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw mr. M.B. van Leusden-Donker, de heer mr. R.P. Gerzon, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 10 maart 2022.