Voorkeur cliënt voor ECT-behandelingen

De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)Zorgvuldig handelen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 123547

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Zorgaanbieder heeft de ECT-behandeling uitgevoerd zonder indicatiestelling en in afwijking van het protocol. Volgens cliënt is er blijvend schade aangericht. Volgens de commissie is er geen sprake van afwijking van het protocol. De indicatie voor de ECT-behandeling is de depressieve stoornnis van de client en niet de PTSS. Bovendien heeft cliënt zelf aangedrongen op de ECT-behandeling. Klacht ongegrond en de schadevergoeding wordt niet toegekend.

Volledige uitspraak

In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Parnassia Groep BV, gevestigd te Den Haag (verder te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken. Het geschil is ter zitting behandeld op 26 september 2019 te Utrecht. Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam psychiater] en [naam jurist van de zorgaanbieder].

Onderwerp van het geschil
De cliënt klaagt, kort samengevat, over de ECT-behandelingen die in de periode februari-augustus 2016 hebben plaatsgevonden. Hij verwijt de zorgaanbieder dat deze behandelingen bij hem niet geïndiceerd waren en niet hadden mogen plaatsvinden. Hij heeft hierdoor schade opgelopen.

Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, onder andere het ingevulde klachtenformulier d.d. 3 april 2019 en hetgeen mondeling ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.

De cliënt heeft ernstige klachten overgehouden na de ECT-behandelingen bij de zorgaanbieder.

Er is blijvend hersenletsel ontstaan. De cliënt heeft PTSS en hij was in de veronderstelling dat ECT-behandelingen hem daarvan konden afhelpen. Hij had door de behandelend psychiater van de zorgaanbieder gewezen moeten worden op de nadelen van deze behandelingen en dat dit in zijn geval niet de juiste behandeling zou zijn. Veel andere ziekenhuizen en psychiaters hadden eerder al aangegeven hem niet te willen behandelen met ECT’s voor zijn eigen veiligheid en omdat indicatie ontbrak. De zorgaanbieder heeft hem wel willen behandelen en er slechts op gewezen dat er alleen soms geheugenschade kan ontstaan. Over andere gevolgen is de cliënt niet ingelicht. De cliënt geeft aan dat zijn bewustzijn compleet weg is. Ook van zijn emoties is veel weg en zijn mimiek is anders. Hij voelt geen sfeerbeleving meer. Hij praat monotoon. Zijn karakter is weggevaagd.

De cliënt vordert een financiële tegemoetkoming voor de opgelopen blijvende schade. Helemaal omdat het hersenletsel niet op te lossen is. De cliënt heeft hierdoor suïcidale gedachten. Door het onnodig en zonder indicatie geven van ECT’s is de cliënt zijn gehele opleiding vergeten door de geheugenproblemen die de ECT veroorzaakt. Dit zorgt voor grote problemen later op de arbeidsmarkt.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder wordt verwezen naar de schriftelijke reactie op de klacht d.d. 29 augustus 2019. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De indicatie voor de ECT-behandelingen was de depressieve stoornis waaraan de cliënt lijdt. De beschreven angststoornissen, werden gezien als onderdeel van de diagnose depressie. De diagnose PTSS vormde niet de indicatie om ECT toe te passen. De verwijzend psychiater noemt in haar verwijsbrief ook angststoornis en depressieve klachten als reden voor verwijzing. De depressie was met meerdere antidepressieve zonder succes behandeld.

De ECT-behandeling is conform de richtlijn ECT toegepast bij een medicatieresistente depressieve stoornis met suïcidaliteit. De zorgaanbieder is van mening dat zorgvuldig is gehandeld, dat de indicatie niet afweek en dat een extra motivering dienaangaande of een toetsing van het ultimum remedium criterium niet aangewezen was. Daarnaast zijn de voorbereiding en de behandelingen naar behoren uitgevoerd. De cliënt was dezelfde mening toegedaan gelet op zijn e-mail aan de behandelend psychiater, waarin hij aangeeft erg tevreden te zijn over de behandeling.

Ter zitting voert de behandelend psychiater nog aan dat de cliënt tot een aparte doelgroep behoort wat ECT-behandelingen betreft, gelet op de combinatie van depressie, angststoornissen, PTSS en autisme en zijn jonge leeftijd (22 jaar bij inname). ECT wordt vaak bij ouderen toegepast. Met de cliënt en zijn familie is ook besproken dat de kansen op verbetering door ECT relatief lager zijn. Ook is een terugval altijd mogelijk. Dit is vooraf ook besproken met de cliënt. De zorgaanbieder is het grootste behandelcentrum voor ECT in Nederland. Daardoor kunnen zij een bredere doelgroep een kans bieden om een ECT-behandeling te ondergaan, binnen de richtlijn.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder vereist is dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder tekort is geschoten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van een fout of nalaten is een vereiste voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten en cliënt dient daarvan nadeel te hebben ondervonden.

De commissie dient concreet de vraag te beantwoorden of verantwoorde zorg is verleend op basis van goed zorgverlenerschap. Dit zorgverlenerschap dient patiëntgericht te zijn en afgestemd op de reële behoefte van de cliënt.

De commissie constateert dat de kern van de klacht van de cliënt is dat de zorgaanbieder de ECT-behandeling heeft uitgevoerd zonder indicatiestelling en in afwijking van het protocol en dat deze behandeling voor de cliënt nadelig is geweest en blijvende schade heeft aangericht.

De cliënt heeft zijn klacht voorgelegd aan de klachtencommissie van de zorginstelling. Door de klachtencommissie is de klacht deels gegrond verklaard voor wat betreft het toepassen van de

ECT-behandeling, omdat deze behandeling is toegepast in afwijking van het protocol. Dit is alleen mogelijk indien extra wordt gemotiveerd waarom in afwijking van het protocol ECT is geïndiceerd.

De commissie kan deze overweging van de klachtencommissie niet volgen. De commissie is van oordeel dat geen sprake is van afwijking van het protocol. De indicatie voor de ECT-behandeling is, zoals blijkt uit de in het dossier aanwezige stukken, de depressieve stoornis van de cliënt en niet de door hem genoemde PTSS. Zoals door de behandelend psychiater ter zitting aangegeven en voorafgaand aan de behandeling ook met de cliënt besproken, behoort de cliënt niet tot de standaard doelgroep voor ECT-behandeling gelet op zijn aandoeningen en zijn relatief jonge leeftijd. Dit maakt echter niet dat behandeling van de cliënt buiten het protocol om gaat.

Daarbij neemt de commissie voorts in aanmerking dat de cliënt er zelf voor heeft gekozen en er sterk op heeft aangedrongen de ECT-behandelingen te ondergaan. Alhoewel dit voor een arts niet leidend zal zijn, heeft deze wens van de cliënt zelf, gelet op het gegeven dat de vele antidepressiva die de cliënt had gehad en deze geen gewenst effect hadden en ook gelet op de beperkte (en besproken) risico’s van ECT, wel een rol gespeeld. De commissie acht het niet onredelijk dat de persoonlijke voorkeur van een patiënt meeweegt bij de keuze voor een behandeling.

Tot slot overweegt de commissie dat de klachten zoals door de cliënt omschreven, te weten het

verdwijnen van emoties, mimiek en sfeerbeleving en monotoom praten, subjectief zijn en lastig te objectiveren. Het is niet aan te tonen dat deze klachten het gevolg zijn van de uitgevoerde ECT-behandelingen.

Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de commissie onder de gegeven omstandigheden niet de conclusie worden getrokken dat de zorgaanbieder een verwijt valt te maken in het kader van de behandeling van de cliënt.

Schadevergoeding
Nu de commissie van mening is dat de klachten van de cliënt ongegrond zijn en er niet gebleken is van een causaal verband tussen de behandelingen en de gestelde geleden immateriële schade, kan van een schadevergoeding geen sprake zijn.

Dit brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing
De commissie:

  • verklaart de klachten van de cliënt ongegrond;
  • wijst af de vordering tot schadevergoeding van € 5.000,–.

Aldus beslist op 26 september 2019 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidzorg, bestaande uit de heer mr. A.R.O. de Mooy, voorzitter, mevrouw drs. H. Schaffels en mevrouw S.R. de Moor-Bullinga. leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris.