Voorafgaand aan de operatie aan de liesbreuk was er geen bijbalontsteking. Een cliënt hoeft niet geïnformeerd te worden over specialistische kennis uit beschikbare vakliteratuur. Vanwege de erge pijnklachten en omdat de cliënt door het toedienen van een morfinepreparaat flauwviel, is hij te snel naar huis gezonden

  • Home >>
  • Ziekenhuizen >>
De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (On)zorgvuldigheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 110887

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënt] wonende te [plaats], en Stichting OLVG, gevestigd te Amsterdam.

Behandeling van het geschil

De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar ontvankelijkheidsverklaring d.d. 12 oktober 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
Bij deze beslissing heeft de commissie cliënt ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Het geschil is ter zitting behandeld op 6 april 2018 te Amsterdam. Het ziekenhuis werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam], juridisch adviseur van de raad van bestuur.

Onderwerp van het geschil

Cliënt beklaagt zich over de werkwijze en de zorgverlening van de ziekenhuis.

Standpunt van cliënt

Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie allereerst naar de overgelegde stukken in het bijzonder het vragenformulier dat de cliënt op 30 mei 2017 aan de commissie heeft gezonden.
In de kern komt het standpunt van cliënt op het volgende neer.

De cliënt klaagt over de gang van zaken rond een operatie en de naderhand ondervonden pijnklachten en de bejegening op de verpleegafdeling. Hij kan in Duitsland een hersteloperatie ondergaan om de meshmat te laten verwijderen, die hij ten dele zelf zal moeten betalen (€ 6000,–).
Door dit alles heeft de cliënt  een studievertraging opgelopen. Hij moet nu opnieuw twee jaar stage lopen. Hij heeft hierdoor een enorme financiële schade opgelopen.

De cliënt vordert een schadevergoeding van € 10.600,– (€ 6000,– voor de operatie en twee jaren studiekosten).

Cliënt heeft ter zitting zijn standpunt nader uiteengezet. Cliënt heeft een drietal klachten.
1. Het ziekenhuis heeft verwijtbaar gefaald door een bijbalontsteking over het hoofd te zien en direct over te gaan tot operatie aan de liesbreuk, met als gevolg dat de ontsteking is verergerd. Cliënt heeft vervolgens maandenlang antibiotica moeten slikken om de ontsteking te bestrijden. Achteraf heeft cliënt op de echo gezien dat er sprake was van een zwelling op een bijbal die wellicht duidde op een ontsteking en die door de artsen niet is opgemerkt;
2. Cliënt is onvoldoende voorgelicht over de operatie en de risico’s die hieraan verbonden zijn. De folder over Hernia Inguinalis operaties was in herdruk. De arts heeft cliënt niet gewezen op het risico op zenuwbeklemming en het risico op neurologische pijn. Hierdoor is aan cliënt de mogelijkheid ontnomen op zoek te gaan naar alternatieve behandelmethoden. Desgevraagd heeft cliënt meegedeeld dat hij wel is geïnformeerd over de eventuele complicaties maar niet heel erg uitgebreid. Wel moest hij toestemming geven voor de operatie. Later heeft hij op internet uitgebreide literatuur gevonden over klachten en complicaties bij deze behandeling, met name met betrekking tot neurologische pijn;
3. De verpleging heeft onvoldoende rekening gehouden met de pijnklachten en voorts is cliënt te vroeg naar huis gestuurd. Er was onvoldoende aandacht voor signalen van cliënt dat er iets niet in orde was. Cliënt had enorm veel pijn, die ongebruikelijk was. Omdat pijnstillers niet werkten, is aan cliënt een morfinepreparaat gegeven, ondanks het feit dat het ziekenhuis op de hoogte was van zijn boezemfibrilleren. Hierdoor heeft cliënt een volledige collaps gehad die ernstige gevolgen had kunnen hebben. Cliënt heeft bij de intake gemeld dat hij geen morfine kon verdragen.

Cliënt heeft als gevolg van zijn behandeling in het ziekenhuis maandenlang ernstige hinder ondervonden in zijn dagelijkse werkzaamheden. Hij heeft zijn studie tijdelijk moeten stopzetten vanwege de pijn die leidde tot concentratieverlies waardoor hij een studievertraging van twee jaar heeft opgelopen. Zijn stages moet hij opnieuw lopen.

Desgevraagd heeft cliënt meegedeeld dat de pijnklachten een stuk zijn verminderd. Hij is weer aan het werk en voorlopig heeft hij afgezien van een (her)operatie. De verzekeraar vergoedde de hersteloperatie in Duitsland niet. Cliënt heeft zijn ziektekosten nu via een andere maatschappij verzekerd, die een eventuele hersteloperatie in het Maximaziekenhuis wel zal vergoeden.

Standpunt van het ziekenhuis

Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de brief van 13 september 2017. In de kern komt het standpunt van het ziekenhuis op het volgende neer.

Namens het ziekenhuis is ter zitting de volledige aansprakelijkheid afgewezen. Er is geen sprake geweest van medische fouten. Ten tijde van de operatie was er geen bijbalontsteking gediagnostiseerd, noch via de echo noch via een urinetest. Er waren derhalve geen aanwijzingen die tot uitstel van de behandeling aanleiding gaven. Uit het medisch dossier blijkt dat de operatie lege artis is uitgevoerd en tevens dat cliënt vooraf door de arts is geïnformeerd en cliënt zijn toestemming voor de operatie heeft gegeven. Dat cliënt lijdt aan een opvallende neiging tot vasovagale collaps als gevolg van toediening van morfinepreparaten, was het ziekenhuis niet bekend.

Beoordeling van het geschil

Cliënt houdt het ziekenhuis aansprakelijk voor de door hem geleden schade als gevolg van de behandeling van een liesbreuk in het ziekenhuis.

Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de, voor het ziekenhuis uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende, verplichting, is te kort geschoten in de uitvoering van deze verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

1. De eerste klacht van cliënt betreft de gemiste diagnose van de bijbalontsteking.

De commissie overweegt dat er voorafgaande aan de operatie geen sprake was van een bijbalontsteking. Zowel de chirurg als de radioloog hebben onafhankelijk van elkaar op basis van de echo geen aanwijzingen voor een bijbalontsteking waargenomen. De uiteenlopende doorsnede van de testes was gering en valt binnen de normale variatiebreedte. Ook de urinekweek van 17 november 2011 was negatief. Kortom, naar het oordeel van de commissie duidde niets op een infectie.
Niet is gebleken dat de operatie aan de liesbreuk niet lege artis is uitgevoerd volgens de toen door de specialistenvereniging aanbevolen werkwijze. Het ziekenhuis heeft naar het oordeel van de commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat bij de operatie bevoegd en bekwaam medisch personeel aanwezig is geweest. Dat na de operatie een zwelling bij de bijbal is ontstaan, is mogelijk het gevolg geweest van oedeemvorming in de bijbal vanuit de lies, een veelvoorkomende reactie. De commissie trekt de pijnklachten van cliënt na de operatie niet in twijfel. Iedere operatieve behandeling heeft kans op resterende verschijnselen. Dat bij de cliënt na de operatie een mogelijke bijbalontsteking is gediagnostiseerd, is een ongelukkige samenloop van omstandigheden geweest, die voor cliënt uiterst vervelend is geweest. De commissie heeft niet kunnen vaststellen dat er van de zijde van het ziekenhuis rondom de operatie sprake is geweest van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de uit de behandelingsovereenkomst voortvloeiende inspanningsverplichting. De commissie zal de eerste klacht ongegrond verklaren.

2. De tweede klacht van cliënt ziet op de informatievoorziening door de arts.

Cliënt heeft ter zitting verklaard dat hij wel informatie over de behandeling heeft ontvangen maar niet voldoende is gewezen op de eventuele gevolgen met name met betrekking tot het risico op neurologische pijn. Het ziekenhuis heeft gesteld dat cliënt wel degelijk op de risico’s van de operatie is gewezen.
Dit blijkt volgens het ziekenhuis uit het medisch dossier en de toelichting hierop van de arts.
De commissie kan niet beoordelen welke informatie is verstrekt, nu partijen in deze tegenover elkaar staan. Cliënt heeft ter zitting aangegeven op het internet vakliteratuur te hebben geraadpleegd waarin op de risico’s op neurologische pijn bij deze behandeling wordt geschreven.
De commissie is van oordeel dat informatieverstrekking van een arts zich niet hoeft uit te strekken tot het overdragen van specialistische kennis uit beschikbare vakliteratuur op dat gebied, maar dat de arts mag volstaan met het wijzen op veel voorkomende klachten verband houdende met de operatie. Gelet op het feit dat niet is betwist dat de arts informatie heeft verstrekt over de risico’s van de behandeling, zal de commissie ook deze klacht ongegrond verklaren.

3. De derde klacht van cliënt ziet op het toedienen van een morfinepreparaat door de verpleging waardoor hij een totale collaps op bed heeft gekregen. Hij is vervolgens te vroeg naar huis gezonden ondanks de enorme pijnklachten.

Naar het oordeel van de commissie heeft cliënt voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de intake heeft gemeld last te hebben van een opvallende neiging tot vasovagale respons, die uitgelokt kan worden bij toediening van een morfinepreparaat. Naast de anesthesioloog (preoperatief consult) dient ook de verpleging (opname gesprek), in verband met de zorg na de operatie, hiervan op de hoogte te zijn en dient bij de verpleegkundige-intake ook naar de geschiedenis met betrekking tot andere klachten geïnformeerd te zijn, zoals bijvoorbeeld allergieën, medicatiegebruik en in zijn geval de opvallende neiging tot vasovagale respons.
Hoe het ook zij, de verpleging heeft, vanwege het ontbreken van deze kennis, cliënt een pijnstilling middels een morfinepreparaat gegeven waardoor cliënt een vasovagale collaps op bed doormaakte. Gelet hierop en op de erge pijnklachten waardoor cliënt moeilijk zijn bed uit kon komen, was er reden om cliënt niet zo kort na de operatie uit het ziekenhuis te ontslaan. In zoverre is de klacht van cliënt gegrond.
Wel overweegt de commissie daarbij dat de enkele pijnklacht op zichzelf geen reden is om een patiënt langer op te nemen. Iedere patiënt ervaart immers pijnklachten op een eigen wijze. In de regel kan een patiënt ondanks pijnklachten naar huis worden gezonden met pijnmedicatie als er geen sprake is van complicaties als gevolg van de behandeling.
Voor zover de commissie uit het medisch dossier heeft kunnen vaststellen, was van enige complicatie (behoudens de pijn) geen sprake en dit is ook wel gebleken uit het verdere postoperatieve beloop. De mogelijke bijbalontsteking kan niet worden aangemerkt als een complicatie voortvloeiend uit de operatie.

Cliënt verlangt een schadevergoeding van € 10.600,– in verband met de schade die hij als gevolg van de medische behandeling in het ziekenhuis heeft geleden.

Voor aanspraak op materiële en/of immateriële schadevergoeding is ten minste vereist dat het ziekenhuis in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Zoals hiervoor is overwogen, acht de commissie de klacht van cliënt voor wat betreft de liesbreukbehandeling en de informatievoorziening ongegrond. De omstandigheid dat aan cliënt medicatie is gegeven en de cliënt na toediening hiervan een vasovagale collaps ontwikkelde, leidt niet tot een zodanige tekortkoming in de behandeling dat een schadevergoeding is gerechtvaardigd.
Dat betekent dat, nu van een toerekenbare tekortkoming door het ziekenhuis geen sprake is, aan cliënt geen aanspraak op schadevergoeding toekomt en dat de door hem verlangde schadevergoeding zal worden afgewezen.

Klachtengeld
Daar de klachten van cliënt voor het merendeel  ongegrond worden verklaard, ziet de commissie geen aanleiding het ziekenhuis te veroordelen tot vergoeding aan cliënt van het door hem betaalde klachtengeld, zijnde een bedrag van € 52,50.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft naar het oordeel van de commissie geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Beslissing

De commissie:

– verklaart de klachten 1 en 2 van cliënt ongegrond;
– verklaart klacht 3 van cliënt gedeeltelijk gegrond;
– wijst zijn vordering tot schadevergoeding af;
– wijst het anders of meer gevorderde af.

Aldus beslist op 6 april 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.