Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: herstelSchade
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
213492/225887
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De klacht gaat over schade die is ontstaan als gevolg van een littekenbreukoperatie. Cliënt stelt dat er een vetschort is ontstaan na deze operatie en dat het ontstaan daarvan geen verband houdt met afvallen c.q. gewichtsverlies. Zowel de chirurg als plastisch chirurg stellen dat een hangbuik of vetschort niet het gevolg kan zijn van deze littekenbreukoperatie. Omdat de zorgverzekeraar een vetschortoperatie (hersteloperatie) niet vergoedt, draagt cliënt zelf de kosten. De plastisch chirurg van de zorgaanbieder wil de ingreep wel uitvoeren voor kosten van cliënt. De commissie is van oordeel dat sprake is van een causaal verband tussen de littekenbreukoperatie en het vetschort. De commissie oordeelt daarom dat in redelijkheid van de zorgaanbieder had mogen worden verwacht dat het vetschort zou worden verholpen. De zorgaanbieder dient dan ook, voor cliënt kosteloos, over te gaan tot een hersteloperatie. Dit houdt in dat de zorgaanbieder een vetschortoperatie aan cliënt dient te vergoeden.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.
De klacht heeft betrekking op de schade die is ontstaan als gevolg van een behandeling bij de zorgaanbieder, in die zin dat als gevolg van de littekenbreukoperatie een vetschort is ontstaan.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt stelt zich op het standpunt dat er een vetschort is ontstaan na de littekenbreukoperatie en dat het ontstaan daarvan geen verband houdt met afvallen c.q. gewichtsverlies zoals de zorgaanbieder stelt. Dit blijkt onder andere uit de foto van kort na de operatie. Een en ander heeft cliënt ook kenbaar gemaakt aan de chirurg tijdens het verwijderen van de hechtingen. Hij is daarom van mening dat de zorgaanbieder dient over te gaan tot vergoeding van een zogenoemde “vetschortoperatie” of dat de zorgaanbieder dit zelf uitvoert.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënt nog aangegeven dat op een CT scan te zien is dat hij buikvet heeft, maar zeker geen vetschort. Door het plaatsen van de mat van 45 cm bij 15 cm in zijn buik is dit buikvet naar onderen geduwd met als gevolg het ontstaan van het vetschort. Cliënt is nooit verteld dat dit het resultaat zou kunnen zijn van een littekenbreukoperatie. Geadviseerd had kunnen worden om eerst af te vallen. Na deze tweede operatie is cliënt pas flink afgevallen. Het vetschort is na het afvallen niet erger geworden.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 2 april 2019 is cliënt geopereerd in verband met een aneurysma aorta abdominalis via laparotomie. Dat betekent dat de chirurg het zieke deel van de slagader, de uitstulping van het bloedvat, vervangt door een prothese (kunststof bloedvat). De insnede in de buik is gemaakt vanaf het borstbeen tot bijna aan het schaambeen (+/- 15 cm boven en onder de navel). Het gewicht van cliënt was op 4 april 2019 109,7 kilo. Bij cliënt heeft zich na deze operatie een littekenbreuk voorgedaan en op 27 december 2019 is een littekenbreukoperatie uitgevoerd. Het gewicht van cliënt was kort voor deze operatie, op 6 december 2019, 105 kilo.
De dagen na de operatie is cliënt opgenomen geweest. De wond (litteken) was in deze periode rustig, de controles waren goed en ook de pijn was dragelijk. Daarom mocht hij op 1 januari 2020 naar huis met nog een drain aanwezig. Het is afhankelijk van de wondvochtproductie hoe lang de drain bij de patiënt blijft zitten. Tijdens het poliklinische consult op 6 januari 2020 had cliënt geen klachten, was de wond rustig en waren er geen infecties. Ook tijdens het volgende consult op 13 januari 2020 was de wond mooi genezen, was geen sprake van een infectie of roodheid. De productie van het wondvocht was ook voldoende verminderd, waardoor resterende drain eruit is gehaald en de behandeling is afgerond. Samengevat is cliënt bijzonder goed en snel hersteld van de littekenbreukoperatie zonder complicaties.
Zowel de chirurg als plastisch chirurg geven echter aan dat een hangbuik of vetschort niet het gevolg kan zijn van deze littekenbreukoperatie. Voor het ontstaan van een vetschort dient namelijk eerst sprake te zijn geweest van een wezenlijke toe- en afname van de buik, zoals bijvoorbeeld bij een zwangerschap of obesitas. De huid is dan langere tijd opgerekt waardoor deze zijn elasticiteit heeft verloren. Dit kan resulteren in overtollige huid, welke vaak onder de navel hangt. Dit wordt ook wel vetschort genoemd. Een littekenbreukoperatie leidt niet tot een wezenlijke toe- of afname van de buik. Wel kan bij een litteken in het lichaam na een operatie vochtophoping (seroom) ontstaan. Het verdwijnen van dit seroom kan theoretisch gezien in hele geringe mate leiden tot oprekking van de huid, maar uitsluitend wanneer sprake is van extreme en langdurige seroomvorming. Gedacht moet worden aan meerdere liters vochtophoping over een langere periode. Bij een littekenbreukoperatie komt dit zelden tot nooit voor. Na een littekenbreukoperatie wordt c.q. worden één of meerdere drains geplaatst om het wondvocht af te voeren. Ook wordt een breukband voorgeschreven, zodat de holte waar het vocht zich kan ontwikkelen, wordt beperkt.
Bij cliënt was absoluut geen sprake van (extreme) seroomvorming. De wondvochtproductie van cliënt was vergelijkbaar met een doorsnee patiënt. Dat de operatie zonder problemen en zonder extreme seroomvorming is verlopen, blijkt uit het medisch dossier. Cliënt mocht namelijk vijf dagen na de operatie al naar huis en zeventien dagen na de operatie, op 13 januari 2020, is de drain verwijderd. Cliënt heeft ook geen beeldmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat zijn buik er kort voor de littekenbreukoperatie dusdanig anders uitzag dan na de operatie. Hij heeft uitsluitend beeldmateriaal overlegd waaruit volgt op welke wijze zijn buik eruitzag na de littekenbreukoperatie. Het ontbreekt dan ook aan enig bewijs waaruit volgt dat het vetschort zou zijn ontstaan tijdens of als gevolg van de littekenbreukoperatie. Het vetschort is ontstaan door gewichtsverlies. Bij mensen met obesitas kan een vetschort ontstaan en bij cliënt was sprake van obesitas.
Op 2 juni 2022 is cliënt teruggekomen bij polikliniek plastische chirurgie. De plastisch chirurg stelt dan de diagnose dat sprake is van huid- en vetoverschot na gewichtsverlies. Cliënt is in de tussenliggende periode bewust op advies van de plastisch chirurg afgevallen. Los van bewust gewichtsverlies kan eveneens sprake zijn geweest van onbewust gewichtsverlies na de operatie. Verder tonen de foto’s die cliënt heeft overgelegd een van de kenmerken van (aanzienlijk) gewichtsverlies aan, namelijk overtollige huid ter hoogte van de borst. Ook heeft cliënt tijdens alle bezoeken aan het ziekenhuis na de littekenbreukoperatie op geen enkele wijze kenbaar gemaakt dat bij hem een vetschort zou zijn ontstaan als gevolg van de littekenbreukoperatie. Ook heeft hij zich niet gemeld bij polikliniek chirurgie met vragen en/of klachten na de littekenbreukoperatie. Wel is hij op 9 maart 2020 door de plastisch chirurg geadviseerd bewust af te vallen om in aanmerking te kunnen komen voor een buikwandcorrectie.
Het ziekenhuis vindt het opmerkelijk dat cliënt pas heeft gesproken over het ontstaan van een vetschort nadat duidelijk werd dat hij op geen enkele andere wijze in aanmerking kwam voor een kosteloze vetschortoperatie. Cliënt was namelijk tijdens het tweede bezoek aan de plastisch chirurg op 2 juni 2022 voldoende afgevallen om in aanmerking te komen voor een operatieve verwijdering van overtollige huid.
Helaas stellen zorgverzekeraars strenge eisen en voorwaarden aan de vergoeding van het operatief verwijderen van een vetschort. Aangezien cliënt niet aan deze voorwaarden voldoet, vergoedt zijn verzekeraar deze operatie niet. Dat neemt niet weg dat de plastisch chirurg van de zorgaanbieder de operatie wel wil uitvoeren, maar de kosten voor een dergelijke operatie verhaalt de zorgaanbieder dan op de patiënt, in dit geval cliënt. De kosten voor een dergelijke operatie bedragen naar schatting € 5.000,–. Voor een definitieve kostenopgave is een consult bij de plastisch chirurg vereist. De zorgaanbieder is bereid een betalingsregeling te treffen, zodat cliënt de betaling na de ingreep kan spreiden over twaalf maandelijkse termijnen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis is vereist dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor het ziekenhuis uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden. Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet het ziekenhuis bij haar werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op haar rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (art. 7:453 Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat het ziekenhuis die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval het ziekenhuis) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie stelt allereerst vast dat beide operaties goed zijn gegaan, of anders: niet in geschil is dat beide operaties met de nodige zorgvuldigheid op de gebruikelijke medische wijze zijn verricht.
Op 2 april 2019 is cliënt geopereerd in verband met een aneurysma aorta abdominalis via laparotomie. Een littekenbreuk kan daarbij als complicatie optreden. Bij cliënt heeft deze complicatie zich voorgedaan. Hieraan is cliënt op 27 december 2019 geopereerd. Er was geen sprake van bijzonderheden en/of complicaties. Cliënt stelt echter dat als gevolg van deze laatste operatie een zogenoemd vetschort is ontstaan.
De commissie is van oordeel dat uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er sprake is van een causaal verband tussen de littekenbreukoperatie en het vetschort. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen. Cliënt heeft onweersproken gesteld dat door het plaatsen van de mat van 45 cm bij 15 cm het bij hem aanwezige buikvet (in de vorm van een bolle buik) naar onderen is geduwd met als gevolg het vetschort. Voorts is door cliënt gesteld dat de overgelegde foto’s van hem in zwarte joggingbroek zijn genomen kort na de littekenbreukoperatie. Op deze foto’s is een vetschort te zien. Hoewel cliënt geen foto’s heeft overgelegd van vlak voor de littekenbreukoperatie moet het er naar het oordeel van de commissie voor worden gehouden dat in elk geval vlak na die operatie sprake is van een vetschort. Uit niets blijkt dat daarvan bij cliënt voor de operatie ook al sprake was.
Dit is ook door de zorgaanbieder niet gesteld. Daarbij komt dat het gewicht van cliënt, zoals ook door de zorgaanbieder is aangegeven, op 4 april 2019, kort na de ingreep op 2 april 2019, 109,7 kilo was en kort voor de littekenbreukoperatie, op 6 december 2019, 105 kilo was. Van een gewichtsverlies met als gevolg een vetschort kan onder die omstandigheden ook geen sprake zijn geweest. Voorts heeft cliënt onweersproken gesteld dat de foto’s waarnaar de zorgaanbieder verwijst, te weten de foto’s waarbij de borstvorming is te zien, zijn genomen 2,5 jaar na de operatie. Cliënt was toen afgevallen.
Gelet op dit alles is de commissie van oordeel dat in redelijkheid van de zorgaanbieder had mogen worden verwacht dat het vetschort zou worden verholpen. De zorgaanbieder dient dan ook, voor cliënt kosteloos, over te gaan tot een hersteloperatie. Dit houdt in dat de zorgaanbieder een vetschortoperatie aan cliënt dient te vergoeden.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
verklaart de klacht gegrond;
bepaalt dat de zorgaanbieder een vetschortoperatie dient te vergoeden;
bepaalt dat de zorgaanbieder aan de consument vergoedt het door de consument betaalde klachtgeld van € 52,50;
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer prof. dr. R.R.W.J. van der Hulst, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 2 april 2024.