Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: informatie(verstrekking)
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
121570
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De klacht van cliënt is dat de verpleegkundige telefonisch aan zijn ex-echtgenote bevestigde dat de cliënt bij de zorgaanbieder opgenomen is geweest. De zorgaanbieder had de juiste contactgegevens op moeten nemen in het dossier. De zorgaanbieder stelt dat de ex-echtgenote al op de hoogte was van het verblijf van cliënt. Er is alleen een voor de cliënt gunstige uitspraak gedaan dat de veiligheid van de kinderen niet in het geding was. De commissie is van oordeel dat de betrokken verpleegkundige zich had moeten onthouden van het doen van welke uitspraak dan ook. Voor een vergoeding van (im)materiële schade is geen reden
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], en Antes, gevestigd te Rotterdam, (verder te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. Het geschil is ter zitting behandeld op 4 april 2019 te Breda. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De zorgaanbieder werd ter zitting vertegenwoordigd door [naam jurist].
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op het verstrekken van informatie over de cliënt aan zijn ex-echtgenote, alsmede op het niet tijdig verwerken van bij de crisisopname verstrekte contactgegevens.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Die stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De klachten van de cliënt komen op het volgende neer.
- Een verpleegkundige van de zorgaanbieder heeft zonder toestemming van de cliënt en zonder dat daar een goede reden voor was informatie aan de ex-echtgenote verstrekt. Er is (impliciet) telefonisch aan de ex-echtgenote bevestigd dat de cliënt bij de zorgaanbieder opgenomen is geweest en er is antwoord gegeven op de vraag of het verantwoord was dat hun kinderen bij de cliënt zouden verblijven.
- De zorgaanbieder heeft de bij de crisisopname verstrekte contactgegevens niet tijdig verwerkt waardoor het telefoonnummer van de ex-echtgenote van de cliënt in het dossier stond.
De cliënt verlangt een schadevergoeding van de zorgaanbieder van € 20.000,–. Ter onderbouwing daarvan voert hij aan dat hij naast kosten voor een mediationgesprek, portokosten, bureaukosten en het opnemen van een halve vrije dag voor het bijwonen van de hoorzitting bij de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder, immateriële schade lijdt. Wederom wordt de cliënt door zijn ex-echtgenote als gek bestempeld en is de onderlinge verstandhouding ongelijkwaardig geworden. Bij iedere onenigheid in de uitvoering van het co-ouderschap verwijst zij de cliënt naar psychische hulp. Een gesprek met de mediator heeft hierin geen verbetering gebracht.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken die hier als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd.
De zorgaanbieder is van mening dat de interne klachtencommissie ten onrechte heeft geoordeeld dat de verpleegkundige de opname van de cliënt bekend heeft gemaakt aan zijn ex-echtgenote, omdat zij liet blijken hiervan al op de hoogte te zijn. De enige ‘informatie’ die de verpleegkundige heeft gegeven, is een voor de cliënt gunstige uitspraak – in algemene bewoordingen –, namelijk dat er geen reden was om aan te nemen dat de veiligheid van de kinderen in het geding was.
De klachtencommissie is hieraan voorbijgegaan in haar uitspraak.
De zorgaanbieder is het met de interne klachtencommissie eens dat altijd de juiste contactgegevens in een dossier dienen te worden vermeld en met de constatering dat dat in dit geval niet de oorzaak van de mededelingen aan de ex-echtgenote was.
Omdat volgens de zorgaanbieder ongegrondverklaring van de klacht zou moeten volgen, is er reeds daarom geen grond voor toekenning van een schadevergoeding. Ook stelt zij dat het causaal verband tussen het telefoongesprek en de gestelde immateriële schade, alsmede tussen dat gesprek en het mediationgesprek, ontbreekt, dat de porto- en bureaukosten niet zijn gespecificeerd en dat de kosten voor het bijwonen van een zitting van de klachtencommissie voor eigen rekening zijn.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
De door de cliënt ingediende klachten zijn reeds door de interne klachtencommissie van de zorgaanbieder beoordeeld en beide gegrond verklaard. De commissie neemt het oordeel van de klachtencommissie volledig over. Dat aan de ex-echtgenote een voor de cliënt gunstige uitspraak is gedaan, moge zo zijn, maar neemt niet weg dat de betrokken verpleegkundige zich in dit geval had moeten onthouden van het doen van welke uitspraak dan ook. Gelet op het voorgaande zal de commissie de beide klachten gegrond verklaren.
Naar het oordeel van de commissie is de zorgaanbieder aldus tegenover de cliënt toerekenbaar tekortgeschoten in de uit de zorgovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. De zorgaanbieder is daarom aansprakelijk voor de daardoor door de cliënt geleden schade. Beoordeeld dient te worden of er een causaal verband is tussen de verweten gedraging – in casu het doen van mededelingen aan de ex-echtgenote van de cliënt – en de geleden schade.
Voor wat betreft de gevorderde materiële schadevergoeding overweegt de commissie als volgt.
De cliënt heeft ter zitting toegelicht dat hij op 20 augustus 2018 bekend is geworden met het telefoongesprek tussen de verpleegkundige en zijn ex-echtgenote en hij in verband daarmee nog voor dezelfde dag een gesprek bij de mediator, waarmee hij al bekend was, heeft gepland. Mede gelet op de voorgeschiedenis tussen de cliënt en zijn ex-echtgenote oordeelt de commissie het causaal verband tussen het telefoongesprek en het mediationgesprek op 20 augustus 2018, alsmede de noodzaak van dat gesprek aanwezig. De daarmee gemoeide kosten ad € 243,75 zullen daarom worden toegewezen.
De meer gevorderde materiële schade is niet nader gespecificeerd en zal reeds om die reden worden afgewezen.
De cliënt maakt voorts aanspraak op vergoeding van immateriële schade. Hij stelt daartoe kort gezegd dat als gevolg van hetgeen de verpleegkundige van de zorgaanbieder tegen de ex-echtgenote heeft gezegd, de verstandhouding tussen hen duurzaam verstoord is geraakt. De zorgaanbieder heeft het causaal verband betwist.
De commissie stelt voorop dat zij het betreurt dat de verstandhouding tussen de cliënt en zijn
ex-echtgenote kennelijk niet goed (meer) is. Naar het oordeel van de commissie valt dit de zorgaanbieder echter niet aan te rekenen. De cliënt heeft ter zitting verklaard dat zijn eerdere opname bij de zorgaanbieder (in 1999) altijd een grote rol in de relatie met zijn inmiddels ex-echtgenote heeft gespeeld. Niet valt vast te stellen of, en zo ja, in hoeverre de opname in 2018 heeft bijgedragen aan een verslechtering van de verstandhouding, terwijl, zo blijkt uit de ter zitting door de cliënt gegeven toelichting, de omgangsregeling (gelukkig) niet is gewijzigd. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat het causaal verband tussen de gedraging van de verpleegkundige en de gestelde immateriële schade ontbreekt. De gevorderde immateriële schade zal daarom worden afgewezen.
Nu de klachten van de cliënt gegrond worden verklaard, zal de commissie – overeenkomstig het reglement van de commissie – de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding van het klachtengeld van € 52,50.
Gezien het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klachten gegrond;
- veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling aan de cliënt van € 243,75 binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies;
- bepaalt dat de zorgaanbieder binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies een bedrag van € 52,50 aan de cliënt dient te vergoeden ter zake van het door hem betaalde klachtengeld;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit
de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, mevrouw M. Berkelouw en mevrouw S.R. de Moor-Bullinga, leden, op 4 april 2019, in aanwezigheid van mevrouw mr. A. van der Landen, plaatsvervangend secretaris.