uitgave cadeaubon nav hoortoaan de tegoedbon, waarvoor niet is betaald, ligt geen overeenkomst ten grondslag. Ondernemer is vrij om aan de bon een beperkte geldigheidsduur te te verbinden.

  • Home >>
  • Optiek >>
De Geschillencommissie Zorg
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Optiek    Categorie: Diversen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 122299

De uitspraak:


Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 5 december 2017 tussen de ondernemer en consument tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een hoortoestel.

Het geschil betreft de aan de consument ter gelegenheid van de aankoop verstrekte cadeaubon.

De klager heeft op 11 december 2018 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De uitgiftedatum en de vervaldatum op de cadeaubon kloppen niet. Dat betekent dat de bon onbeperkt geldig is. Bovendien mag de bon niet korter geldig zijn dan één jaar. In de derde plaats gaat de ondernemer voorwaarden achteraf stellen, hetgeen niet toelaatbaar is.

De ondernemer heeft een vervangende bon ten bedrage van € 339,– aangeboden, maar met beperkte voorwaarden. Dat is voor de consument onbespreekbaar.

De klager verlangt de bon vrij te kunnen besteden, zonder enige beperking.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De klager klaagt over een waardebon, die zij niet zelf heeft gehad. De waardebon is afgegeven aan consument, waarschijnlijk de moeder van de klager. De ondernemer betwist echter niet het belang dat de klager heeft.

De klant (consument) van de ondernemer heeft een waardebon cadeau ontvangen ter waarde van € 250,–. Deze bon was gelding tot en met 31 januari 2018, hetgeen uitdrukkelijk op de bon en in de begeleidende brief vermeld stond. De begeleidende brief, verzonden op 5 december 2017, was echter per abuis gedateerd op 5 december 2018 in plaats van 5 december 2017.

De klager heeft in december 2018 contact met de ondernemer opgenomen. Daarbij heeft de ondernemer meegedeeld dat de bon niet meer geldig was. Ter compensatie heeft de ondernemer een vervangende bon aangeboden ten bedrage van € 339,–, te besteden aan een bril met Varifocus Traditional glazen.

De klager heeft afgezien van gebruik van die bon, omdat zij een zonnebril wilde aanschaffen.

De bon is niet tijdig ingeleverd en daarom ongeldig. De klager heeft ook geen recht op een vervangende waardebon.

De klager doet er een beroep op dat de uitgiftedatum en de vervaldatum niet kloppen. De datum tot welke de bon geldig was staat echter duidelijk omschreven. Alleen de datering is onjuist, omdat een verkeerd jaartal genoemd is, 2018 in plaats van 2017. De klager wist echter dat de brief in 2017 verstuurd is, omdat zij die ook in 2017 ontvangen heeft.

De cadeaubon die de ondernemer heeft verstrekt is een ander soort cadeaubon als waarvoor wettelijke regels gegeven zijn. Het is een puur onverschuldigde attentie, waarvoor de ondernemer naar eigen inzicht voorwaarden kan vaststellen.
Het is de ondernemer overigens niet duidelijk waarop de klager doelt als zij het heeft over aanpassing van voorwaarden achteraf. De voorwaarden zijn duidelijk vermeld en daar is geen wijziging in aangebracht.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De klager doet een beroep op een bon die niet aan haar is afgegeven. De ondernemer doet echter uitdrukkelijk geen beroep op een eventuele onbevoegdheid van de commissie die daarvan het gevolg zou kunnen zijn.

De klager heeft niet tijdig gebruik gemaakt van de voucher. Bovendien is door de consument alleen de begeleidende brief getoond en niet de voucher zelf.

De voucher moet beschouwd worden als een extraatje voor vaste klanten, onder de voorwaarden die daaraan door de ondernemer verbonden zijn. Het is geen cadeaubon, die gekocht wordt. Daarom mag de ondernemer er naar eigen goeddunken voorwaarden aan verbinden.

De ondernemer heeft later zelfs nog een nader aanbod gedaan, een nieuwe kortingsbon voor een hoger bedrag en andere voorwaarden, maar de klager heeft er voor gekozen om dat aanbod niet te aanvaarden.

De cadeaucheque was door de ondernemer vooraf aangeboden en er is publiciteit over gemaakt. Omdat de consument volgens de daarvoor geldende spelregels recht had op de cadeaucheque heeft zij die ontvangen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De klager heeft niet zelf een overeenkomst met de ondernemer gesloten. Daarmee is het de vraag of de met de tussen de ondernemer en consument toepasselijk verklaarde algemene voorwaarden ook tussen de klager en de ondernemer gelden. Omdat de bevoegdheid van de commissie gebaseerd is op de betreffende algemene voorwaarden zou ter discussie kunnen staan of de commissie bevoegd is. De klager heeft voor de gang naar de commissie gekozen en de ondernemer heeft te kennen gegeven uitdrukkelijk geen beroep op onbevoegdheid te doen. Daarmee acht de commissie zich bevoegd over het geschil te oordelen.

De klager beroept zich op een onjuiste uitgiftedatum op de bon. De commissie kan dat echter niet vaststellen. De klager heeft immers slechts de begeleidende brief overgelegd, waarmee de bon is toegestuurd. In die overgelegde brief staat immers uitdrukkelijk dat de bon daarbij is gevoegd.
Bovendien is voor de klager duidelijk geweest dat de in december 2017 ontvangen brief enkel door een kennelijke vergissing gedateerd is in december 2018, met een verkeerd jaartal. De commissie hecht daar geen waarde aan. Het gebruiken van een verkeerd jaartal in een begeleidende brief waarbij voor eenieder duidelijk is dat het om een verschrijving gaat kan naar het oordeel van de commissie geen rechtsgevolg hebben. Van een onbeperkte geldigheid kan dan ook geen sprake zijn.

De klager stelt dat de cadeaubon van de ondernemer ten onrechte een geldigheidsduur van anderhalve maand heeft. Volgens de klager dient de geldigheid van een cadeaubon tenminste een jaar te zijn. De consument beroept zich daarbij kennelijk op artikel 6:236 sub g van  het Burgerlijk Wetboek.

De ondernemer heeft een overeenkomst gesloten met consument. Deze overeenkomst betrof de aanschaf van hoortoestellen. De overeenkomst betrof derhalve niet de aankoop van een cadeaubon. Met de levering van de hoortoestellen heeft de ondernemer vervolgens gepresteerd hetgeen tussen partijen overeengekomen is.

Na levering van de hoortoestellen heeft de ondernemer aan de consument een cadeaubon toegestuurd. Aan de toezending van de cadeaubon ligt naar het oordeel van de commissie geen overeenkomst ten grondslag. Tussen partijen is geen overeenkomst gesloten, gericht op het tegen enige tegenprestatie leveren van een cadeaubon. De toezending dient daarom naar het oordeel van de commissie gezien te worden als een eenzijdige rechtshandeling.
Het bepaalde in artikel 6:236 sub g BW heeft echter uitsluitend betrekking op een tweezijdige rechtshandeling, op voorwaarden die gelden bij het tot stand komen van een overeenkomst. De commissie acht de betreffende bepaling dan ook enkel van toepassing op cadeaubonnen, die tegen betaling verkregen worden. Daarbij is sprake van een overeenkomst gericht op het tegen betaling verkrijgen van een cadeaubon met een geldelijke waarde, gelijk aan het betaalde bedrag.

De bon die door de ondernemer versterkt is heeft niet het karakter van een bon, die op die manier aangekocht wordt om cadeau te doen. Het betreft hier een loyalty-bon, zonder tegenprestatie door de ondernemer uitgegeven aan bestaande relaties om de relatie te bestendigen en een hernieuwde aanschaf bij de ondernemer aantrekkelijk te maken. Dat is wezenlijk iets anders dan een cadeaubon, waarvoor een consument betaald heeft.
Omdat er geen tegenprestatie tegenover heeft gestaan en omdat geen sprake is van een overeenkomst, gericht op het verwerven van de bon staat het een ondernemer vrij om aan een dergelijke loyalty-bon naar eigen goeddunken voorwaarden te verbinden, in welke vorm dan ook. De ondernemer mocht dan ook aan de bon een beperkte geldigheidsduur verbinden.

De commissie is niet duidelijk waarop de consument doelt bij het achteraf stellen van voorwaarden. Voor zover de commissie uit enkel de overgelegde begeleidende brief kan afleiden was op het moment van afgifte duidelijk welke regels golden bij het verzilveren van de loyalty-bon. Ook was van aanvang af duidelijk dat de geldigheidsduur beperkt was.
De ondernemer heeft in een later stadium ter oplossing van het geschil een aanbod gedaan, een bon met een aanzienlijk hoger bedrag, maar met een beperkter bestedingsmogelijkheid. Omdat het aanbieden van deze nieuwe bon ook weer onverplicht was mocht de ondernemer ook hieraan naar eigen goeddunken voorwaarden verbinden, waarbij het aan de consument was om te beslissen om op basis van die voorwaarden tot aanschaf van de in die nadere voorwaarden vermelde artikelen over te gaan.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

 
Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Optiek, bestaande uit de heer mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, de heer R.F. Sikking en mevrouw mr. M.A. Arntz, leden, op 21 februari 2019.