Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118465
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats], gemachtigde [naam], wonende te [plaats], en Liemerije, gevestigd te Zevenaar, (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 31 oktober 2018 te Utrecht. Verschenen zijn: [naam] (de gemachtigde van de cliënt), [naam] (de zus van de gemachtigde van de cliënt), [naam] (manager Adviespunt Zorgbelang), [naam] (onafhankelijk cliënt ondersteuner WLZ van Adviespunt Zorgbelang), [naam] (teamleider bij de zorgaanbieder), [naam] (verpleegkundige bij de zorgaanbieder), [naam] (manager zorg bij de zorgaanbieder) en [naam] (specialist ouderengeneeskunde bij de zorgaanbieder).
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de kwaliteit van de zorgverlening van de zorgaanbieder aan de cliënt.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
De cliënt heeft geen zorgvuldige behandeling gehad tijdens de uitbraak van het NORO-virus op
10 december 2016. Hij is op die datum alleen, zonder toezicht, op zijn kamer geplaatst en achtergelaten, met alle gevolgen van dien. Zo is zijn Parkinsonmedicatie niet goed opgenomen, waardoor hij ten val is gekomen met een gebroken heup tot gevolg.
Dit terwijl de zorgaanbieder ervan op de hoogte was dat de Parkinsonmedicatie niet kon worden opgenomen door de zieke darmen van de cliënt.
Voorts is door de zorgaanbieder eerst na lang aandringen van de familie ingegaan op de door de familie van de cliënt, meermaals herhaalde, vraag om een foto van de rode uitstekende bobbel op de heup, die de familie sinds Kerst 2016 waarnam, te maken. Uit de in het begin van februari 2017 gemaakte foto bleek dat de heup inderdaad uit de kom was. Het terugplaatsen van de kop in de kom was geen optie meer die zonder operatie kon plaatsvinden, dit omdat de kop te lang uit de kom was geweest. Daarnaast is door de orthopeed incorrecte informatie verstrekt nadat de foto waaruit bleek dat de heup uit de kom lag was gemaakt, te weten dat de kom al beschadigd was, dat de cliënt voor zijn val al niet mobiel zou zijn geweest en dat de cliënt geen pijn heeft aangegeven. Ook is de fysiotherapeute ten onrechte door gegaan met het geven van fysiotherapie, het oefenen met het staan, met het idee tot lopen te komen, terwijl cliënt al langdurig zijn heup uit de kom had. Verder wordt door de cliënt nog geklaagd over de medicatie. Zo is de communicatie tussen de ouderengeneeskundige en verzorgers bij het geven van Humira-injecties onvoldoende, wordt de door de echtgenote van de cliënt gegeven zalf voor de verzorging van een wond niet gebruikt en is te weinig medicatie meegegeven aan de echtgenote van cliënt op de dag dat cliënt een middag naar huis komt. Tot slot klaagt cliënt over de zorg en begeleiding rondom de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Zo wordt cliënt slecht geschoren, worden de tanden niet of zeer matig gepoetst, weten verzorgenden niet dat de kop uit de kom van de heup ligt en houdt men zich niet consequent aan het zorgplan.
Ter zitting is namens cliënt nog het volgende aangevoerd. De zorgaanbieder stelt te hebben gehandeld conform het landelijk protocol dat de werkwijze beschrijft waarop men handelt bij een cliënt met braken en/of diarree (vermoedelijk) veroorzaakt door een virus, bijvoorbeeld het
Noro-virus. De cliënt vindt het echter heel erg dat alleen is gekeken naar dit protocol en niet ook is gekeken naar de persoonlijke situatie van cliënt. Er is met de familie ook geen overleg gevoerd over wat te doen als het Noro-virus uitbreekt. De door de zorgaanbieder getroffen voorzorgsmaatregelen waren al getroffen voordat het protocol in werking werd gesteld. Zo stond er al een bewegingssensor op de kamer van cliënt en kreeg hij al extra vocht toegediend. De cliënt is in zijn slaapkamer op een stoel gezet. Niet kan worden verwacht dat de cliënt niet opstaat. De bewegingssensor is slechts een schijnveiligheid.
Er zijn heel veel medisch-inhoudelijke gesprekken geweest, waarbij de echtgenote van cliënt meermaals heeft gevraagd of er toch geen sprake was van een luxatie. Op 25 januari 2017 was er een beenlengteverschil zichtbaar en het been was naar binnen geroteerd. Cliënt is iemand die heel slecht pijn aangeeft, ook bij de heupbreuk op 10 december 2016 niet. Je moet dan ook heel gericht vragen of hij pijn heeft. Het is echter niet correct dat de cliënt heeft aangegeven dat hij geen pijn heeft. In het dossier wordt immers vaak aangegeven dat de cliënt pijn heeft. Nergens in de stukken wordt vermeld dat er contacten tussen de specialist ouderengeneeskundige en fysiotherapeut zijn. Vanaf het moment dat cliënt bij de zorgaanbieder woonachtig is, zijn er meerdere fouten geweest. Er worden afspraken gemaakt maar deze worden niet nagekomen. Cliënt wenst dat er bepaalde veranderingen plaatsvinden.
De cliënt stelt dat de zorgaanbieder nalatig is geweest en verlangt een schadevergoeding van
€ 22.000,–.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorgaanbieder op het volgende neer.
Tijdens een uitbraak van het Noro-virus is kamerisolatie van bewoners die klachten hebben van braken en diarree, een landelijk voorgeschreven richtlijn om te zorgen dat andere bewoners niet ook worden besmet met dit virus. Het is de zorgaanbieder bekend dat bij klachten van diarree de Parkinsonmedicatie minder goed wordt opgenomen maar dit valt helaas niet te voorkomen. Daarom zijn er voorzorgsmaatregelen getroffen om de veiligheid van de cliënt zo goed mogelijk te waarborgen. Zo is er een bewegingsmelder geplaatst en is er met grote regelmaat drinken gebracht om er voor te zorgen dat de cliënt voldoende vocht tot zich zou nemen. De toestand van de cliënt werd op die wijze ook gemonitord. Dat de cliënt in deze situatie ten val is gekomen, betreurt de zorgaanbieder. Er waren niet meer mogelijkheden om het valrisico van de cliënt te verminderen zonder hem in zijn vrijheid te beperken. In het najaar 2016 waren er al diverse valincidenten geweest, zowel bij de cliënt thuis als bij de zorgaanbieder. De controlefoto die de dag na terugkomst uit het ziekenhuis is gemaakt, dit in verband met pijnklachten en mogelijke standsafwijking, liet geen afwijkingen zien. Gedurende het traject van functioneel herstel is er voortdurend specifieke aandacht geweest voor de leefregels die na een operatie met een kophalsprothese gelden om luxatie te voorkomen. De heup is in de periode december 2016-januari 2017 diverse malen door de specialist ouderengeneeskunde en de fysiotherapeut onderzocht. Er werd geen beeld gevonden passend bij heupluxatie. Bij elke behandeling was er aandacht voor de anti-luxatieregels en werd er op uitingen van pijn gelet. Daarbij komt dat de cliënt in die periode dermate ernstig ziek was dat de aandacht voor alles uitging naar de inspanningen om hem in leven te houden. Verwijten over een heupluxatie zijn door de familie van de cliënt ook niet gemaakt in de richting van de zorgaanbieder. Uit een foto van begin februari 2017 blijkt een heupluxatie. De orthopeden komen na uitgebreid overleg tot de conclusie om niet te opereren of te reponeren omdat dit geen resultaat zal hebben. De orthopeed heeft daarover uitleg gegeven aan de familie.
Vanuit de zorgaanbieder is een aanbod gedaan om het mogelijk te maken dat cliënt af en toe naar huis gaat, maar van dit aanbod is geen gebruik gemaakt. De zorgaanbieder ziet geen mogelijkheid de huur van een tillift te vergoeden. In de reguliere zorgplanbesprekingen tot heden zijn ook geen vragen of opmerkingen geweest ten aanzien van het beloop in de periode van de heupfractuur en de heupluxatie.
De medicatiefouten zijn op basis van MIC-meldingen geanalyseerd en besproken en hierin is ook veel verbetering opgetreden. Hierdoor wordt het opnieuw voorkomen van deze fouten geminimaliseerd. Een van de verbeteringen die de zorgaanbieder heeft gerealiseerd is het ontwikkelen van een speciale afdeling voor de zorg voor Parkinsonpatiënten. Binnen die afdeling is meer specialistische zorg en kennis gericht op Parkinson aanwezig. De cliënt heeft besloten hiervan geen gebruik te maken.
De zorgaanbieder concludeert dat er geen nalatigheid is geweest in de zorg voor de cliënt.
Ter zitting is namens de zorgaanbieder nog het volgende aangevoerd. Toen het protocol in werking was gesteld, is veelvuldig bij cliënt naar binnen gelopen. Er was op dat moment geen andere mogelijkheid de Parkinsonmedicatie bij de cliënt toe te dienen. De bewegingssensor was inderdaad al op de kamer van cliënt aanwezig, die wordt normaal gesproken alleen in de nacht aangezet. Dit omdat cliënt overdag meestal in de huiskamer verblijft. Nu moest cliënt echter de gehele dag op zijn kamer verblijven. In beginsel is elk uur iemand langs geweest om te kijken hoe het ging of om drinken te brengen. De zorgaanbieder heeft niet gemerkt dat cliënt onrustig was of dwaalgedrag vertoonde.
Vanaf de terugkomst uit het ziekenhuis half december 2016 tot aan half januari 2017 is cliënt enorm ziek geweest, hij kreeg de ene infectie na de andere. In die tijd was van belang dat de cliënt in leven bleef en stond de heup niet op de voorgrond. Cliënt heeft ongeveer vier weken op bed gelegen. In januari 2017 zag de zorgaanbieder weinig pijn in de heup, waardoor de medicatie kon worden afgebouwd. Het is correct dat cliënt niet goed pijn aangeeft; het moest vaak aan zijn mimiek afgelezen worden. De zorgaanbieder weet niet waarom de fysiotherapeut ondanks het beenlengteverschil is gaan oefenen met cliënt. Het roteren naar binnen met zijn been deed cliënt wel vaker. De specialist ouderengeneeskunde voelde eerder op 12 januari 2017 een harde schijf, maar later op de dag niet meer. Het kan zo zijn dat de heup in en uit de kom is geweest. De fysiotherapeut en de specialist ouderengeneeskunde werken goed met elkaar samen en lezen elkaars rapportages. De zorgaanbieder weet niet wanneer de luxatie heeft plaatsgevonden en ook niet of er sprake zou zijn geweest van een beter herstel indien de luxatie eerder was ontdekt. Toen cliënt uit het ziekenhuis terug kwam lag zijn been ook helemaal naar binnen geroteerd. Dit maakt de kans op luxatie groot.
Beoordeling
Op grond van de stukken overweegt de commissie als volgt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat deze tekort is geschoten in de uitvoering van de zorgovereenkomst. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder verweten kunnen worden en de cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden.
Op grond van de zorgovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een zorgovereenkomst wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt. Indien voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder jegens cliënt toerekenbaar tekort is geschoten in de zorgplicht, waardoor cliënt schade heeft geleden, kan de zorgaanbieder hiervoor aansprakelijk worden gesteld.
Vaststaat dat de cliënt sinds 12 augustus 2014 woonachtig is in de Liemerije, afdeling de Esdoorn. Het hoofddoel van het behandelplan van de cliënt is een veilige woonomgeving bieden aan de cliënt. Er is bij hem sprake van Parkinson en Parkinsongerelateerde dementie, alsmede is de cliënt bekend met colitis ulcerosa.
De klacht over de kwaliteit van de zorgverlening van de zorgaanbieder betreft, samengevat weergegeven, een tweetal onderdelen, te weten de zorgverlening tijdens de uitbraak van het
Noro-virus op 10 december 2016 en het niet onderkennen van de heupluxatie bij cliënt.
De commissie is van oordeel dat cliënt een zorgvuldige behandeling heeft gehad tijdens de uitbraak van het Noro-virus op 10 december 2016. Door de zorgaanbieder is terecht gehandeld conform het landelijk protocol dat de werkwijze beschrijft waarop men handelt bij een cliënt met braken en/of diarree (vermoedelijk) veroorzaakt door een virus, bijvoorbeeld het Noro-virus. De voorzorgsmaatregelen die al voor de uitbraak van het Noro-virus waren genomen om de veiligheid van de cliënt zo goed mogelijk te waarborgen, getuigen naar het oordeel van de commissie van een voldoende inspanning door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft die zorg betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
Voor wat betreft het niet tijdig onderkennen van de heupluxatie bij cliënt overweegt de commissie als volgt.
Niet in geschil is dat de op 15 december 2016 gemaakt controlefoto geen afwijkingen liet zien en dat cliënt daarna ernstig ziek is geworden. De commissie acht het aannemelijk dat de heup van cliënt toen niet de prioriteit van de zorgaanbieder had. Cliënt heeft gedurende een periode van vier weken ernstig ziek op bed gelegen. Gedurende die periode is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder niet tekort is geschoten in de verleende zorg. Eerst op 11 januari 2017 wordt door de echtgenote van cliënt gevraagd of wellicht sprake is van luxatie omdat het gebied rondom de linker heup nog zo gezwollen is. De fysiotherapeute heeft toen aangegeven dat volgens haar geen sprake kan zijn van luxatie omdat dan de stand van het been anders zou zijn en er in dat geval meestal sprake is van extreme pijn. Op 12 januari 2017 wordt geconstateerd dat onderhuids een harde schijf voelbaar is en nogmaals op 13 januari 2017 dat eerder op de dag een harde schijf voelbaar is onder de wond. Eerst op 6 februari 2017 wordt een foto van de heup gemaakt, waaruit een luxatie bleek. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder met ingang van 12/13 januari 2017 tot het maken van de foto tekort is geschoten in de verleende zorg. De zorgaanbieder had, gelet op het geconstateerde, te weten onder meer de harde schrijf en de omstandigheid dat cliënt niet goed pijn kan aangeven, eerder moeten acteren. De commissie verklaart dit klachtonderdeel dan ook gegrond. Hoewel de zorgaanbieder op dit punt tekort is geschoten, is het naar het oordeel van de commissie niet aannemelijk geworden dat de schade waarvan thans sprake is, te weten de heupluxatie waarvan repositie niet meer mogelijk is, had kunnen worden voorkomen indien tijdig, dat wil zeggen rond 12/13 januari 2017, anders was gehandeld. De vordering tot schadevergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht met betrekking tot de behandeling tijdens de uitbraak van het Noro-virus ongegrond;
– verklaart de klacht met betrekking tot het niet tijdig onderkennen van de heupluxatie gegrond;
– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 dient te vergoeden aan de cliënt ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Verpleging, Verzorging en Geboortezorg op 31 oktober 2018.