Tegenvallend resultaat laserbehandeling niet aan zorgaanbieder toe te rekenen

De Geschillencommissie Zorg




Commissie: Zelfstandige Klinieken    Categorie: Inspanningsverplichting    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ongegrond   Referentiecode: 114417/128773

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënt werd op 12 november 2019 voor beide ogen aan een laserbehandeling onderworpen. Het zicht van het rechteroog was daarna verbeterd, maar het zicht van het linkeroog aanmerkelijk verslechterd. Cliënt houdt zorgaanbieder verantwoordelijk voor vermindering van het zicht en vermindering van de inkomsten die cliënt daardoor zal lijden. Daarnaast verwijt cliënt de zorgaanbieder dat er geen herstelbehandeling wordt uitgevoerd. Zorgaanbieder stelt dat er geen sprake is van een medische fout en dat de risico’s vooraf aan de laserbehandeling zijn besproken. Zorgaanbieder stelt dat een herstelbehandeling niet mogelijk is en heeft uit coulance aangeboden de kosten van de behandeling van het linkeroog terug te betalen. De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder de ingreep aan beide ogen “lege artis” heeft uitgevoerd. Daarnaast stelt de commissie dat cliënt middels het informed consentformulier is gewezen op de risico’s en een mogelijk tegenvallend resultaat. De commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder zich onvoldoende voor de cliënt heeft ingespannen of bij die inspanning een fout heeft gemaakt. De commissie oordeelt de klacht ongegrond en wijst daarom de schadevergoeding af.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Cliënt], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Visus Oogkliniek, gevestigd te Rotterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2022 te Den Haag.

Beide partijen zijn digitaal ter zitting verschenen en hebben hun standpunt toegelicht. De zorgaanbieder werd vertegenwoordigd door [naam], klachtenfunctionaris, en [naam], oogarts.

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de kwaliteit van de aan de cliënt geleverde zorg. De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat hij een laserbehandeling onjuist heeft uitgevoerd ten gevolge waarvan het zicht van zijn linkeroog slechter is dan voor de ingreep.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt had van kinds af aan de rechterzijde een “lui” oog waarvoor hij een bril droeg. De cliënt heeft zich tot de zorgaanbieder gewend voor een laserbehandeling om het zicht van het rechteroog te verbeteren. De zorgaanbieder adviseerde de cliënt ook het linkeroog, waarvan de sterkte +0,75 was, aan een laserbehandeling te onderwerpen. De cliënt heeft daarmee ingestemd en op 12 november 2019 werd de laserbehandeling aan beide ogen uitgevoerd. Het zicht van het rechteroog was daarna verbeterd, maar het zicht van het linkeroog aanmerkelijk verslechterd. Vóór de ingreep had het linkeroog een sterkte van +0,75 waar de cliënt geen correctie voor nodig had. Na de ingreep was die sterkte -1.00 en had de cliënt voor het linkeroog wél een bril nodig. Daarbij zag de cliënt zonder bril alles dubbel. De cliënt is ICT- manager en werkt achter een beeldscherm. Sinds de ingreep kan hij niet meer langere tijd op een beeldscherm kijken. De cliënt krijgt dan vermoeide, droge ogen en moet steeds een lange pauze inlassen.
De cliënt had zicht op een uitbreiding van taken en uren maar heeft in overleg met zijn werkgever zijn werkzaamheden noodgedwongen moeten aanpassen waardoor hij inkomsten van € 1.000,– per maand is misgelopen.
De cliënt ging ervan uit dat de laserbehandeling aan het linkeroog opnieuw kon worden uitgevoerd, maar de zorgaanbieder heeft de cliënt om voor hem onbegrijpelijke redenen laten weten dat dat niet mogelijk is. De cliënt houdt de zorgaanbieder verantwoordelijk voor de vermindering van zicht en de vermindering van inkomsten die de cliënt daardoor zal lijden. De cliënt heeft de inkomstenderving tot aan zijn pensioen begroot op € 281.000,– Ook heeft de cliënt schade geleden doordat de kliniek waar hij zijn controles moest laten uitvoeren in [plaatsnaam] gesloten werd, waardoor hij steeds met een begeleider naar de kliniek in [plaatsnaam] moest rijden. De cliënt is in het kader van deze procedure bereid zijn vordering tot schadevergoeding te beperken tot een bedrag van € 25.000,–.

Standpunt van de zorgaanbieder
Van de zijde van de zorgaanbieder is ondanks verzoeken daartoe per brief van 20 augustus 2021 en
e-mailbericht van 18 februari 2022 geen verweerschrift ontvangen; wel heeft de zorgaanbieder de correspondentie met de cliënt toegestuurd. Ter zitting heeft de klachtenfunctionaris te kennen gegeven de verzoeken tot het indienen van een inhoudelijke reactie niet ontvangen te hebben. De vertegenwoordigers van de zorgaanbieder hebben ter zitting het standpunt van de zorgaanbieder toegelicht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Vooraf merkt de zorgaanbieder op dat hij het betreurt dat het resultaat van de laserbehandeling niet is wat de cliënt gewenst en gehoopt had.
Op 12 november 2019 heeft de cliënt bij de oogarts van de zorgaanbieder een laserbehandeling ondergaan voor zowel het rechter- als het linkeroog. Vooraf heeft de oogarts de risico’s van de behandeling met de cliënt besproken. De aandacht was vooral gericht op het rechteroog van de cliënt, omdat hij daar een zeer hoge cilinder had. Met de cliënt is besproken dat de kans dat een reststerkte bij het rechteroog zou blijven, zeer waarschijnlijk was. De cliënt heeft echter ook aan het linkeroog een reststerkte overgehouden. Dit was niet verwacht maar kan helaas gebeuren. Normaliter wordt een herstelbehandeling uitgevoerd, tenzij er medische redenen zijn om hiertoe niet over te gaan. In het geval van de cliënt waren er twee medische redenen die aan een herstelbehandeling in de weg stonden: de cliënt had last van een droog oog waardoor de traanfilm onstabiel was en het hoornvlies was bij een cycloplegische meting niet stabiel.
Sinds de behandeling hebben meerdere controles plaatsgevonden; de laatste op 20 juli 2022, waarbij bleek dat de reststerkte van het linkeroog verbeterd is. Een herbehandeling is echter nog steeds niet mogelijk, maar het is de vraag of die geïndiceerd is, nu de reststerkte naar 0 gaat. Met een bril kan de cliënt gelukkig goed zien.
Hoewel geen sprake is van een medische fout heeft de zorgaanbieder de cliënt uit coulance aangeboden om de kosten van de behandeling van het linkeroog van € 1.199,– aan hem terug te betalen. De cliënt heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.

Beoordeling van het geschil
De commissie dient te beoordelen of de bij de zorgaanbieder werkzame oogarts zorgvuldig heeft gehandeld bij de laserbehandeling die hij op 12 november 2019 bij de cliënt heeft uitgevoerd.

Bij de beoordeling van deze klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die is gesloten tussen de cliënt en de zorgaanbieder is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de hulpverlener – in dit geval de oogarts – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW), die mede bepaald wordt door onder meer de stand en inzichten van de medische wetenschap, richtlijnen en protocollen. Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
De zorgplicht houdt in beginsel geen resultaatsverplichting in, maar wordt aangemerkt als een inspanningsverplichting. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie dient te onderzoeken of de oogarts bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd.

De commissie heeft het volgende overwogen.

De cliënt heeft op 12 november 2019, op 43-jarige leeftijd, een laserbehandeling laten uitvoeren vanwege een ernstige cilindrische afwijking aan zijn rechteroog. Aan de cliënt werd in overweging gegeven ook het linkeroog, waar de cliënt een geringe sterkte had van + 0,75, mee te nemen in de laserbehandeling De cliënt heeft daarmee ingestemd. Aan de behandeling van het linkeroog, waar eveneens een reststerkte is overgebleven, is in de voorbespreking minder aandacht besteed vanwege de geringe afwijking.

De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat de laserbehandeling eveneens aan het linkeroog werd uitgevoerd. De zorgaanbieder had hiertoe niet moeten overgaan gelet op de risico’s en de tegenvallende uitkomst voor de cliënt, zo stelt de cliënt.
De commissie is op basis van het medisch dossier en de toelichting ter zitting van oordeel dat de zorgaanbieder de ingreep zowel aan het rechteroog als aan het linkeroog “lege artis” (medisch technisch gezien juist) heeft uitgevoerd. Middels het informed consentformulier en de gesprekken voorafgaand aan de laserbehandeling is de cliënt gewezen op de risico’s van de ingreep en een mogelijk tegenvallend resultaat. Ten aanzien van het rechteroog is op 12 november 2019 schriftelijk opgemerkt: “Patiënt weet van reststerkte OD (rechteroog) +/- 2.00 cilinder. Na behandeling voor rechteroog ook een bril nodig om optimaal te zien voor patiënt. Behandeling OD waarschijnlijk eenmalig mogelijk”.
De cliënt was daarmee op de hoogte van de risico’s van een laserbehandeling, ook waar die het linkeroog betrof. Bij de cliënt heeft zich de geringe kans voorgedaan dat bij de behandeling van het linkeroog eveneens een reststerkte zou overblijven, maar de commissie is van oordeel dat dit niet is toe te schrijven aan enig onzorgvuldig handelen van de oogarts.

Voor de ingreep op 12 november 2019 was de cliënt gewezen op de zogeheten garantieregeling van de zorgaanbieder waarin een herstelbehandeling bij een tegenvallend resultaat werd aangeboden.
De cliënt verwijt de zorgaanbieder dat geen herstelbehandeling is uitgevoerd aan zijn linkeroog.
De zorgaanbieder heeft echter genoegzaam toegelicht dat een herbehandeling van het linkeroog (nog) niet mogelijk is, omdat het linkeroog medisch niet stabiel is. De cliënt is na de ingreep van 12 november 2019 nog tienmaal voor een controle door de zorgaanbieder gezien waarbij de stabiliteit van het oog werd gemeten. De reststerkte is inmiddels afgenomen en de controles worden gecontinueerd, waarbij het de verwachting is dat het zicht van het linkeroog nog zal verbeteren.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat niet is gebleken dat de zorgaanbieder zich onvoldoende voor de cliënt heeft ingespannen of bij die inspanning een fout heeft gemaakt.
De commissie zal de klacht van de cliënt dan ook ongegrond verklaren en daarom het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding afwijzen.

Ter zitting heeft de zorgaanbieder te kennen gegeven het eerdere aanbod tot terugbetaling aan de cliënt van de kosten van de behandeling van het linkeroog van € 1.199,– te handhaven. De commissie gaat er dan ook vanuit dat de zorgaanbieder dat aanbod gestand doet.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënt ongegrond;
– wijst af het verzoek tot het toekennen van schadevergoeding.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zelfstandige Klinieken, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. H.M.A. Brink en mevrouw mr. R. Jelicic, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, secretaris, op 6 oktober 2022.